In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde wegens een huurachterstand van € 1.836,88. De gedaagde had een beroep gedaan op opschorting van de huurbetalingen vanwege gebreken aan de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat dit beroep onterecht was. De gedaagde had de verhuurder niet tijdig op de hoogte gesteld van de gebreken, waardoor de opschorting niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering van Stichting Woonbron toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van de woning binnen veertien dagen na het vonnis. Daarnaast zijn de gevorderde incassokosten en rente afgewezen, omdat de kantonrechter deze als oneerlijk heeft beoordeeld. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.