In deze zaak heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, wegens een betalingsachterstand van de zorgpremie. De gedaagde heeft de premie van juli 2020 van € 109,95 niet betaald, ondanks eerdere aanmaningen. CZ vordert niet alleen de hoofdsom, maar ook rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkent de vordering, maar stelt dat hij dacht een betalingsregeling te hebben. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de hoofdsom moet betalen, omdat er geen bewijs is van een lopende betalingsregeling die deze vordering dekt. De kantonrechter wijst ook de incassokosten van € 40,- en de rente toe, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De proceskosten worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat CZ het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De totale te betalen som door de gedaagde bedraagt € 161,82, inclusief rente en kosten.