Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, waarbij met betrekking tot feit 5 het primair ten laste gelegde bewezen verklaard dient te worden;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-123647-23.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
4. diefstal;
6. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
9.Vordering tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
€ 1.402,30 (zegge: veertienhonderdtwee euro en dertig cent), bestaande uit € 202,30 aan materiële schade en € 1.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.402,30 (zegge: veertienhonderdtwee euro en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
24 (vierentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 492,84 (zegge: vierhonderdtweeënnegentig euro en vierentachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te
betalen € 492,84 (zegge: vierhonderdtweeënnegentig euro en vierentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 492,84 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
9 (negen) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van de bij vonnis van 4 oktober 2023 in meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;