ECLI:NL:RBROT:2024:13480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
10-044077-22 en 10-254729-22 (ttz. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de invoer van cocaïne en niet-ambtelijke corruptie door havenmedewerker

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1983, die als havenmedewerker bij Hutchison Ports ECT Delta betrokken was bij de invoer van 1.434 kg cocaïne en niet-ambtelijke corruptie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die de invoer van cocaïne vergemakkelijkten door containers te verplaatsen en te volgen via het geautomatiseerde systeem van ECT. De verdachte ontkende opzet, maar de rechtbank concludeerde dat hij bewust heeft meegewerkt aan de drugshandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank legde een straf op van drie jaar en zes maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke delicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn functie had misbruikt en dat zijn handelen een ernstige bedreiging vormde voor de volksgezondheid en de veiligheid in de samenleving. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, en de rechtbank besloot dat de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam.

Team straf 2
Parketnummers: 10-044077-22 en 10-254729-22 (ttz. gevoegd)
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen in de zaken met de parketnummers 10-044077-22 en 10-254729-22. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10-044077-22 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-044077-22 onder 1 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10-254729-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar met aftrek van het voorarrest.

4.Bewijs

4.1
Vrijspraak 10-044077-22 – feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2
Bewijswaardering 10-044077-22 – feit 1 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Daarvoor is het volgende aangevoerd. Niet kan worden uitgesloten dat de handelingen met betrekking tot de containers, waarvan gebruik is gemaakt bij het plegen van het tenlastegelegde feit, door een andere werknemer zijn verricht. Het was immers mogelijk op twee verschillende werkplekken tegelijkertijd met hetzelfde account in te loggen. Daarnaast hebben de desbetreffende handelingen in drie tijdsblokken plaatsgevonden en is het goed denkbaar dat andere collega’s op die momenten op de werkplek en daarmee op het account van de verdachte hebben gewerkt. Een account blijft, ook als er gedurende langere tijd geen activiteit plaatsvindt, nog ingelogd staan en de verdachte is de nacht van 2 op 3 maart 2022 – hetgeen bekend was – veel van zijn werkplek geweest. Het is bovendien gebruikelijk dat in geval een medewerker niet op zijn plek zit en er een opdracht voor die medewerker binnenkomt, de collega’s die opdracht uitvoeren op de werkplek van de afwezige persoon. Tot slot is het mogelijk dat het account van de verdachte op een andere werkplek was ‘overgenomen’ door een collega (de rechtbank begrijpt: dat het scherm op de werkplek van de verdachte werd gedeeld met een ander beeldscherm). Indien de verdachte de desbetreffende handelingen wel heeft verricht was dit in opdracht van andere collega’s en behoorde dit tot zijn normale werkzaamheden. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De verdachte werkte op 2 en 3 maart 2022 bij Hutchison Ports ECT Delta (hierna: ECT) als medewerker planning en aansturing. Daartoe had hij toegang tot geautomatiseerde computersystemen van ECT waarmee onder andere containers die waren gelost op de terminal van ECT konden worden gevolgd en opdrachten tot het plaatsen en verplaatsen van die containers konden worden gegeven.
Op 3 maart 2022 om 00:38 uur is de container met nummer [containernummer 1] (hierna: de broncontainer) gelost op het haventerrein van ECT. De broncontainer is vanuit Ecuador naar Nederland vervoerd aan boord van het schip ‘Cartagena Expresss’. In deze broncontainer bevond zich 1.434,10 kilogram cocaïne. Door middel van de zogenoemde ‘switch-methode’ is de cocaïne op het haventerrein naar een andere container verplaatst. De cocaïne is namelijk vanuit de broncontainer naar de, in dezelfde stack (278) geplaatste, container met nummer [containernummer 2] (hierna: de switchcontainer) verplaatst. Het uithalen en verplaatsen van de cocaïne is daarbij gedaan door een aantal personen die in een ‘lege’ container met nummer [containernummer 3] (hierna: de Trojaanse container) het haventerrein waren binnengekomen welke container ook in hetzelfde stack (278) was geplaatst.
Op verschillende tijdstippen tussen 2 maart 2022 om 23:34 uur en 3 maart 2022 om 04:34 uur zijn met het persoonlijke ECT-account van de verdachte handelingen verricht ten aanzien van de hiervoor genoemde drie containers (de bron-, switch- en Trojaanse container). Zo zijn met dat account de containers en de machines die de containers verplaatsen meerdere keren bevraagd en bekeken en zijn er meerdere handelingen verricht om de containers te verplaatsen, waardoor zij dicht bij elkaar in de buurt kwamen te staan. In totaal zijn in voornoemde periode met het account van de verdachte bevragingen en meer dan 48 handelingen verricht ten aanzien van de betreffende containers.
Niet ter discussie staat dat de betreffende handelingen zijn verricht met het ECT-account van de verdachte en dat degene die deze handelingen heeft verricht dit kennelijk heeft gedaan om het voor anderen mogelijk te maken handelingen te verrichten die gericht zijn op het verder in Nederland brengen van de ingevoerde cocaïne.
Betrokkenheid van de verdachte
De vraag die voorligt, is of het de verdachte is geweest die de handelingen ten aanzien van de containers via zijn persoonlijke ECT-account heeft verricht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en motiveert dit als volgt.
De verdachte was, zoals gezegd, werkzaam bij ECT als medewerker planning en aansturing. Hij had in de nacht van 2 op 3 maart 2022 dienst en was werkzaam vanaf werkplek 3 (waterzijde). Zijn dienst ving aan om 23.00 uur.
Uit de door ECT verstrekte gegevens aangaande de verrichte handelingen met de containers alsmede uit het onderzoek naar het persoonlijke ECT-account van de verdachte volgt dat vanaf 2 maart 2022 om 23:17 uur tot en met 3 maart 2022 om 07:10 uur het ECT-account van de verdachte was ingelogd op de werkplek ‘ [accountnaam 1] ’. Deze werkplek komt overeen met de werkplek waar de verdachte de nacht van 2 op 3 maart 2022 heeft gewerkt. Aan deze inlog werd het nummer “ [accountnaam 2] ” gekoppeld en dit nummer bleef de gehele nachtdienst van de verdachte terugkomen bij elke opdracht die werd gegeven met het account van de verdachte.
Bij elke nieuwe inlog zou voornoemd VPD nummer zijn veranderd. In de nacht van 2 op 3 maart 2022 veranderde het nummer echter niet, wat inhoudt dat er voor de betrokken handelingen geen tweede inlog is geweest met het account van de verdachte.
Gelet op het voorgaande en de verklaring van de verdachte dat hij bij aanvang van zijn dienst op zijn werkplek heeft ingelogd op zijn ECT-account, concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de handelingen ten aanzien van de betrokken bron- switch- en Trojaanse container heeft verricht. Een tweede inlog heeft immers niet plaatsgevonden.
Dat een andere werknemer op de werkplek van de verdachte de desbetreffende handelingen heeft verricht, op de momenten dat de verdachte van zijn werkplek was, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De handelingen waar het om gaat hebben gedurende de hele nacht plaatsgevonden en niet – zoals de verdediging stelt – in drie op zichzelf staande tijdsblokken. Dit betekent dat de verdachte, in het door de verdediging geschetste scenario, nagenoeg de gehele nachtdienst van zijn werkplek moet zijn geweest. Uit de verklaringen van de collega’s van de verdachte, die met hem die nacht in dezelfde werkruimte waren, volgt dat daarvan geen sprake is geweest. De verdachte heeft zelf gedurende de nacht achter zijn computer gezeten en is hoogstens weg geweest voor een kop koffie of toiletbezoek.
Dat een andere medewerker het account van de verdachte zou hebben ‘overgenomen’, zonder een tweede inlog, kan niet zonder dat de verdachte dit op zijn werkplek zou hebben opgemerkt en dat is niet gebleken.
Medeplegen
Door het, via het geautomatiseerde systeem van ECT, volgen en bij elkaar in de buurt brengen van de bron-, switch- en Trojaanse container en het onttrekken van de broncontainer aan douanecontrole, heeft de verdachte een wezenlijke en cruciale rol gehad bij het verder invoeren van de cocaïne door middel van de ‘switch-methode’. Door de containers in hetzelfde containerstack te plaatsen was het immers mogelijk voor de uithalers de cocaïne van de broncontainer naar de switchcontainer te verplaatsen.
Daarbij moet de verdachte gelet op de modus operandi nauw en bewust hebben samengewerkt met een ander of anderen, zoals een persoon of personen die de cocaïne naar Nederland hebben laten vervoeren.
Opzet
Met betrekking tot het verweer dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne, dat hij niet wist of kon weten dat het om cocaïne ging, wordt het volgende opgemerkt.
De verdachte heeft de containers waar het in deze zaak om gaat in de gaten gehouden en ervoor gezorgd dat deze bij elkaar werden geplaatst. Dit is geen gebruikelijke gang van zaken en kan geen ander doel hebben gehad dan dat de broncontainer niet gecontroleerd zou worden en dat illegale goederen uit die broncontainer via de switchcontainer onopgemerkt van het haventerrein naar elders zouden kunnen worden gebracht. De verdachte heeft hieraan bewust meegewerkt.
De broncontainer was afkomstig uit Ecuador, Zuid Amerika. Het is een feit van algemene bekendheid dat de Rotterdamse haven een plek is waar op grote schaal via containers uit Zuid-Amerika cocaïne wordt binnengebracht. De verdachte werkte al geruime tijd bij ECT en dat bedrijf en zijn medewerkers zijn bij uitstek bekend met het risico dat via containers cocaïne wordt ingevoerd in de Rotterdamse haven.
Er was dus een aanmerkelijke kans dat de illegale goederen die vanuit de containers vanaf het haventerrein moesten worden gebracht cocaïne betrof. De verdachte moet dit hebben geweten en heeft door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan die kans welbewust aanvaard. Er is dus minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet
De gevoerde verweren worden verworpen.
4.3
Bewijswaardering 10-254729-22
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ook van dit tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Dit feit ziet op geldbedragen die de verdachte zou hebben aangenomen of gevraagd voor zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde invoer van cocaïne. Nog daargelaten dat de verdachte ontkent bij die invoer betrokken te zijn geweest, is er geen enkel bewijs dat hij daarvoor geld heeft gekregen.
Beoordeling
Zoals hiervoor is vastgesteld, is de verdachte in de nacht van 2 op 3 maart 2022 in zijn functie van medewerker planning en aansturing bij ECT betrokken geweest bij de invoer van cocaïne in containers via de terminal van ECT. Het ging daarbij om een hoeveelheid van ruim 1434 kilo.
De ervaring leert dat in de havens werkzame personen die behulpzaam zijn bij de invoer van dergelijke hoeveelheden cocaïne via de haven daar in de regel (grote) contante geldbedragen voor krijgen.
Hoewel het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd voor giften die de verdachte in ruil voor zijn hiervoor vastgestelde betrokkenheid bij de invoer van de cocaïne zou hebben ontvangen is niet aannemelijk dat de verdachte dit ‘voor niets’ heeft gedaan.
Daar komt bij dat uit het onderzoek naar zijn inkomsten en uitgaven in de periode van
19 november 2015 tot en met 3 maart 2022, in het kader van de ontnemingsprocedure, blijkt dat de verdachte beschikte over een aanzienlijk, niet uit legale inkomsten verklaarbaar, geldbedrag.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte giften in de vorm van geld heeft aangenomen voor de illegale handelingen die hij heeft verricht met betrekking tot de containers die bij de (verdere) invoer van de cocaïne zijn gebruikt.
Niet weersproken is dat de verdachte die giften heeft verzwegen tegenover zijn (toenmalige) werkgever ECT.
Het andersluidende verweer wordt verworpen.
4.4
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.2.2 en 4.3.2 is opgemerkt, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(parketnummer 10-044077-22 – feit 1 primair)
1.
hij op 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 1434,10 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
(parketnummer 10-254729-22)
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 3 maart 2022 te
Rotterdam of Rozenburg
anders dan als ambtenaar, te weten als medewerker Planning & Aansturing,
werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Hutchison Port ECT Delta Terminals,
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht
in zijn betrekking heeft gedaaneen gift te weten een
hoeveelheid geld, heeft aangenomen, terwijl hij, de verdachte, dit
aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover
zijn werkgever .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
(parketnummer 10-044077-22 – feit 1 primair):
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
(parketnummer 10-254729-22):
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn dienstbetrekking heeft gedaan, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte is ongeveer tweeënhalf jaar geleden betrokken geweest bij de (verdere) invoer van een zeer grote hoeveelheid, namelijk 1.434,10 kilogram, cocaïne. De verdachte was destijds werkzaam als medewerker aansturing en planning bij ECT in de haven van Rotterdam. Zijn betrokkenheid bij de (verdere) invoer van de cocaïne bestond hierin dat hij via de computersystemen van ECT opdrachten heeft gegeven om de betrokken containers bij elkaar in de buurt te brengen en de container met daarin de cocaïne aan controle te onttrekken. Dit soort opdrachten kan alleen door medewerkers van ECT worden gegeven. De verdachte was dus een belangrijke en onmisbare schakel om dit te bewerkstelligen en hij heeft zijn positie daarvoor misbruikt. Voor zijn betrokkenheid bij deze kwestie heeft hij geld ontvangen en dit verzwegen tegenover zijn werkgever.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder geweldscriminaliteit. Dit alles veroorzaakt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met zijn handelen heeft de verdachte daarnaast misbruik gemaakt van het door zijn toenmalige werkgever in hem gestelde vertrouwen en ook schade toegebracht aan het aanzien van zijn collega’s.
De verdachte heeft geen inzicht getoond in de kwalijkheid van zijn handelen en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Persoon verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld soortgelijke ernstige Opiumwetdelicten. Wel is door de verdachte in 2016 een aanzienlijke transactie betaald voor een overtreding van de Opiumwet die te maken had met het bezit van een hennepkwekerij.
Na de schorsing van de voorlopige hechtenis in september 2022 heeft de verdachte, voor zover bekend, geen nieuwe strafbare feiten gepleegd.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 augustus 2022. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in. De verdachte lijkt zijn leven op praktisch vlak goed op orde te hebben. Hij heeft een dochter waar hij co-ouderschap over heeft, woont in een koopwoning, er zijn geen schulden, er is geen sprake van middelenproblematiek en voor zijn emotionele stabiliteit heeft hij zelfstandig hulp gezocht. Dit zijn beschermende factoren.
Verklaring verdachte op zitting
De verdachte is ontslagen door ECT en heeft sinds november 2023 een andere baan elders gevonden.
Hij heeft inmiddels ook een nieuwe vriendin die twee kinderen heeft en met wie hij in gezinsverband samenwoont.
Straf
Gelet op de forse hoeveelheid cocaïne waar het in deze zaak om gaat en het misbruik dat de verdachte van zijn functie als havenmedewerker heeft gemaakt, is een langdurige gevangenisstraf onontkoombaar. Dit is een passende reactie op de ernstige strafbare feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Die straf wordt niet alleen opgelegd als vergelding en om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw op het verkeerde pad zal begeven, maar wordt ook opgelegd uit generaal preventief oogpunt, om anderen die in de haven werkzaam zijn af te schrikken om zich met dit soort activiteiten bezig te houden.
Er zal aan de verdachte een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. In strafmatigende zin houdt de rechtbank, meer dan de officier van justitie, rekening met het feit dat de delicten meer dan 2,5 jaar geleden zijn gepleegd, dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte al ongeveer twee jaar loopt en de verdachte in die periode zijn leven weer op orde lijkt te hebben gebracht en geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Tevens wordt er rekening mee gehouden dat de verdachte niet eerder tot een gevangenisstraf is veroordeeld en dat hij inmiddels een nieuw gezin heeft met jonge kinderen en daarnaast co-ouderschap heeft over zijn ook nog jonge dochter.
De rechtbank komt ook tot een lagere gevangenisstraf om de verdachte nog perspectief te laten houden en in het vertrouwen dat die straf hetzelfde effect ter voorkoming van recidive op hem zal hebben als de langere gevangenisstraf die door de officier van justitie is gevorderd.
Al met al vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden passend.
De door de verdediging voorgestelde gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk doet onvoldoende recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Voorlopige hechtenis

Inleiding
De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij beslissing van 13 september 2022 geschorst met ingang van 14 september 2022 tot aan de einduitspraak. Die schorsing geldt daarom tot vandaag.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de schorsing na de uitspraak van dit vonnis niet langer te laten voortduren en daarmee kennelijk beoogd dat de rechtbank niet opnieuw de voorlopige hechtenis schorst.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. Subsidiair is verzocht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, om de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te zetten.
Beoordeling
De ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd zijn nog aanwezig. Niettemin vindt de rechtbank het voortduren daarvan niet meer opportuun. De verdachte is al geruime tijd probleemloos op vrije voeten. Er zijn geen zwaarwegende argumenten waarom de verdachte de aanvang van de tenuitvoerlegging van het vonnis niet in vrijheid kan afwachten. De voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-044077-22, onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-044077-22 onder 1 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10-254729-22 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mr. M.K. Asscheman-Versluis en mr. S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Erasmus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 10-044077-22:
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 1434,10 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
subsidiair:
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/ of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel l lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/ of vervoeren
van 1434,10 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam t e zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist (en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
in afwijking van zijn functiewerkzaamheden en/of de gebruikelijke werkwijze
middels het geautomatiseerde systeem van de Europe Containers Terminals (ECT)
meermalen, althans éénmaal,
- container [containernummer 1] te bevragen en/of te monitoren, en/of
- een zogenaamde Trojaanse container [containernummer 3] te verplaatsen van
containerstack 249 naar containerstack 278 en/of
- ervoor te zorgen dat container [containernummer 1] niet in een inspectie vak werd
geplaatst, waardoor een of meerdere personen de gelegenheid kregen voornoemde
hoeveelheid van 1434,10 kilogram cocaïne uit container [containernummer 1] naar de
zogenaamde switchcontainer [containernummer 2] te verplaatsen en/of
- ( vervolgens) ervoor te zorgen dat deze switchcontainer [containernummer 2] wordt
verplaatst naar een andere plek in containerstack 278;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Maasvlakte, Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/ of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel l lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/ of vervoeren
van een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
in afwijking van zijn functiewerkzaamheden en/of de gebruikelijke werkwijze
middels het geautomatiseerde systeem van de Europe Containers Terminals (ECT)
meermalen, althans éénmaal,
- container [containernummer 4] te bevragen en/of te monitoren en/of
- voornoemde container te verplaatsen binnen het containerstack waar de
container stond (in totaal 14 keer) en/of
- voornoemde container te verplaatsen naar een ander containerstack (in totaal 2 keer);
in de zaak met parketnummer 10-254729-22:
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 3 maart 2022 te
Rotterdam en/of Rozenburg, althans in Nederland,
anders dan als ambtenaar, te weten als medewerker Planning & Aansturing,
werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Hutchinson Port ECT Delta Terminals,
naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in strijd met zijn plicht
in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan
of nagelaten dan wel zou doen of nalaten,
(meermalen, althans eenmaal) een gift, belofte en/of dienst, te weten (een
hoeveelheid) geld, heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, terwijl hij verdachte dit
aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover
zijn werkgever en/of lastgever.