In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [verzoeker01] en Oral Care Center B.V. De zaak betreft de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01], een kennismigrant uit Iran, die een arbeidsovereenkomst had gesloten met Oral Care voor de functie van Praktijkmedewerker. De opzegging werd vernietigd omdat [verzoeker01] niet had ingestemd met de opzegging en de voorwaarden van artikel 7:671 lid 1 BW niet van toepassing waren. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet binnen de proeftijd had plaatsgevonden en dat Oral Care onvoldoende had gedaan om de communicatieproblemen met [verzoeker01] te verifiëren voordat de arbeidsovereenkomst werd opgezegd. De rechter heeft Oral Care veroordeeld tot betaling van het loon van [verzoeker01] vanaf 1 september 2023, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Daarnaast werd Oral Care verplicht om loonspecificaties te verstrekken en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Het verzoek van Oral Care tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden voor ontbinding was voldaan. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoeker01].