In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017, die gediagnosticeerd is met autisme. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er zorgen zijn over haar sociaal-emotionele ontwikkeling en de thuissituatie. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn grote zorgen over de opvoedsituatie. De moeder en vader hebben een verschillende visie op de opvoeding van hun kind, wat leidt tot een gebrek aan samenwerking en communicatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen en dat er hulpverlening nodig is om de situatie te verbeteren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2024 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling gehoord en is tot de conclusie gekomen dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, met ingang van 20 december 2024 tot 20 december 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er hulpverlening wordt ingezet en dat het contact tussen de minderjarige en haar vader weer wordt hervat.