4.1.2.Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 juli 2023, omstreeks 22.30 uur, is de woning aan [adres 2] beschoten. Aangeefster [aangeefster 1] (hierna: [aangeefster 1]) was op dit moment in haar woning, samen met haar schoondochter aangeefster [aangeefster 2] (hierna: [aangeefster 2]) en haar kleindochter [naam 1]. Op de vensterbank van de keuken is een projectiel aangetroffen. In het gipsen plafond van de keuken is een beschadiging aangetroffen.
Hoe vaak is er geschoten?
Aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat zij, toen zij het keukenraam op de eerste verdieping opende omdat er beneden bij de voordeur werd aangebeld, een persoon voor de woning op straat zag staan. Zij hoorde vervolgens een knal, bukte, gooide het raam dicht en hoorde daarna nog twee knallen. Ook aangeefster [aangeefster 1] hoorde drie schoten. De verklaring van beide aangevers wordt ondersteund door de verklaring van een getuige die aan [adres 3] woont. Zij hoorde geschreeuw op straat en keek uit haar geopende raam. Zij zag een donkergetinte jongen staan voor de voordeur van [adres 2] die drie keer met een vuurwapen schoot in de richting van die woning.
De conclusie luidt dat er drie keer is geschoten in de richting van de woning van [aangeefster 1].
Heeft de verdachte geschoten?
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar op 31 juli 2023 op het moment van de beschieting door de [straatnaam] liep, maar dat hij niet degene is geweest die heeft geschoten. Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, verwerpt de rechtbank dit verweer en redengevend daarvoor is het volgende.
[aangeefster 1] heeft verklaard dat zeer kort voorafgaand aan het schietincident door de verdachte, die haar achterneef is en die vaker bij haar langs is geweest, naar de telefoon van haar in huis wonende zoon [naam 2], en die in de woning lag, werd gebeld en dat zij die telefoon heeft opgenomen. [aangeefster 2] heeft aan de nummerherkenning op de telefoon gezien dat het ‘[naam 3]’ was die belde. De roepnaam van de verdachte is [naam 3].
[aangeefster 1] hoorde de verdachte in dit gesprek aan de telefoon tegen haar zeggen dat hij hen allemaal dood zou schieten, als zij aan ‘die jongeman’ zouden komen. [aangeefster 2] hoorde dat de beller tegen [aangeefster 1] zei dat hij iedereen in het huis zou neerschieten als er iets met ‘die jongen’ gebeurde.
Kort daarna ging de voordeurbel. [aangeefster 1] hoorde [naam 3] voor haar woning op straat schreeuwen. [aangeefster 2] heeft het keukenraam op de eerste verdieping geopend en zag beneden op straat een persoon in een grijs joggingspak staan. Zij hoorde dat hij schreeuwde “kom naar beneden, kom naar beneden! Kom nu dan!” en zag dat hij iets bij zijn middel pakte en iets in zijn handen had. Zij zag dat zijn arm omhoog ging in de richting van het raam waar zij stond en hoorde een knal, gevolgd door nog twee knallen. Na het schieten hoorde ze dat deze persoon met iemand belde en dat hij zei “Ik heb al drie keer geloesoed”.
Daar komt bij dat verbalisanten de verdachte op 31 juli 2023 omstreeks 22.40 uur, 10 minuten na het schietincident, zijn tegengekomen op de Schippersstraat, enkele straten verwijderd van de woning van [aangeefster 1]. De verdachte, die donkergetint is, droeg toen een grijze sportbroek en een grijs/zwart vest en een Gucci-pet. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij die dag een grijze broek en een grijze trui of vest droeg.
Op de telefoon van de verdachte zijn voorts chatberichten aangetroffen die verdachte op
31 juli 2023 heeft verstuurd. Om 22.07 uur stuurt de verdachte: "Broer zijn ooms en neven waar ik beef mee heb". "Ik ga ze tira yusu". "Hun zijn de lul yusu". De verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij met tira bedoelde dat hij op hen ging schieten. Diezelfde dag om 23.09 uur stuurt de verdachte het chatbericht: "Broer weet je wrm ik heb getirea omdat ze heel de dag smoelen over mij".
Tijdens het politieonderzoek – direct na het schietincident - trof de politie op de vensterbank bij het open raam een projectiel aan waarvan uit onderzoek is gebleken dat dit zeer waarschijnlijk een afgevuurde kogel is.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die op 31 juli 2023, omstreeks 22:30 uur, drie keer in de richting van de woning aan [adres 2] heeft geschoten. De stelling van de verdachte op de zitting dat hij niet heeft geschoten en vanwege zijn dyslexie per abuis “getirea” in plaats van “gerea”, in de zin van “gereageerd”, in het chatbericht heeft geschreven, acht de rechtbank, mede gelet op de eerdere verklaring van de verdachte, onaannemelijk.
Heeft de verdachte opzet gehad om te doden?
[aangeefster 1] en [aangeefster 2] hebben beiden verklaard dat de verdachte voorafgaand aan de beschieting aan de telefoon tegen [aangeefster 1] heeft gezegd dat ze naar het raam moest komen. Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het schieten wist dat [aangeefster 1] thuis was. [aangeefster 2] stond op het moment van het eerste schot van de verdachte voor hem zichtbaar voor het openstaande keukenraam. Na het eerste schot dook zij naar beneden en gooide het raam dicht waarna zij nog twee keer een knal hoorde. [aangeefster 1] liep op het moment van het schieten in de richting van het keukenraam. Toen zij schoten hoorde, is zij in de keuken naar achteren gelopen.
Zowel [aangeefster 2] als [aangeefster 1] hoorden tijdens het schieten door de verdachte dat er iets geraakt werd in de woning en [aangeefster 2] hoorde ook iets vallen. In de vensterbank van het keukenraam is een projectiel aangetroffen dat zeer waarschijnlijk verschoten is uit een omgebouwd gas-/alarmrevolver. Ook is in het plafond van de keuken een beschadiging aangetroffen met de uiterlijke kenmerken van een schotbeschadiging of van een afketsbeschadiging.
In haar beoordeling of sprake is van opzet betrekt de rechtbank ook het volgende. Ruim een uur voor het schietincident heeft voornoemde [naam 2] met anderen zich gemeld bij de woning van een goede vriend van de verdachte om jegens hem verhaal te halen. De rechtbank ziet een direct verband tussen dit incident en het telefoongesprek op het toestel van [naam 2] zeer kort voor het schietincident. Kort na het schietincident kwam de moeder van de verdachte aan bij de woning van [aangeefster 1], omdat zij – zo heeft zij tegenover de politie verklaard – wilde weten wat er gebeurd was, omdat zij wist dat haar zoon iets zou gaan doen jegens de bewoners van de beschoten woning.
Wat betreft de kwalificatie van het ten laste gelegde geldt voorts het volgende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van verdachte geen inzicht geven over wat er tijdens de gedraging in hem is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande is vast komen te staan dat de verdachte opzettelijk driemaal met een vuurwapen richting het keukenraam heeft geschoten, waarvan eenmaal dóór het keukenraam op het moment dat het raam was geopend. De rechtbank acht de kans aanmerkelijk dat [aangeefster 1] én [aangeefster 2] dodelijk getroffen hadden kunnen worden door de kogel die door het keukenraam naar binnen is geschoten en via het plafond of via een ander voorwerp van baan is veranderd en in de vensterbank van het keukenraam terecht is gekomen dan wel door één van de andere twee kogels die in de richting van het raam zijn afgevuurd.
Voorts kan het handelen van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van de in het huis aanwezige personen gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg op de koop toe heeft genomen en daarmee bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en andere in de woning zich bevindende personen, waaronder [naam 1].
Is er sprake van voorbedachte raad?Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechtbank, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld.
Gelet op voormeld toetsingskader heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor genoemde chatberichten en verklaringen volgt dat sprake was van een vooropgezet plan bij de verdachte om te gaan schieten, niet alleen op de woning van [aangeefster 1] maar ook op haar en/of andere zich in die woning (eventueel) bevindende personen.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden voorts vast dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij daarmee ook gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Tussen het chatbericht waarin de verdachte heeft aangekondigd te gaan schieten en het moment dat de verdachte is aangekomen bij de woning en daadwerkelijk op de woning heeft geschoten, zat immers 23 minuten. Die periode laat voldoende tijd voor de verdachte als hier bedoeld. De verdachte heeft voorts door middel van de telefoon zich verzekerd dat er personen in de woning aanwezig waren. Met het aanbellen en het schreeuwen buiten op straat heeft hij deze personen naar buiten of naar het raam willen doen begeven.
Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet slechts het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling vlak voor of ten tijde van het schieten door de verdachte staande voor de woning, maar van daaraan voorafgaand kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank ziet voorts geen contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte rade in de weg zouden staan. Het verloop van de feitelijke gebeurtenissen geeft daartoe geen aanleiding. Daar komt bij dat nu de verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in hetgeen ten tijde van het feit in hem is omgegaan, de rechtbank ervan uit gaat dat de verdachte van de mogelijkheid zich te beraden en zich van de eventuele gevolgen van zijn voorgenomen schieten rekenschap te geven, daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, en acht daarmee poging tot moord op [aangeefster 1] en [aangeefster 2] bewezen, nu het handelen van de verdachte een begin van uitvoering van dat misdrijf oplevert.
Ook is bewezen dat de verdachte het plafond in de keuken van de woning van [aangeefster 1] heeft vernield.