ECLI:NL:RBROT:2024:13454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
C/10/688041 / JE RK 24-2292 en C/10/688040 / JE RK 24/2291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 december 2024, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], verlengd. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 23 oktober 2024 een verzoekschrift indiende voor de verlenging van de uithuisplaatsing van beide kinderen. De kinderrechter heeft op 13 december 2024 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar wel correct was opgeroepen. De kinderen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht op een kindgesprek.

De feiten tonen aan dat de moeder het ouderlijk gezag heeft over beide minderjarigen, maar dat [minderjarige 1] momenteel bij zijn oma verblijft en [minderjarige 2] op een crisisplek. Eerdere beschikkingen hebben geleid tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van beide kinderen, waarbij zorgen over kindermishandeling en de noodzaak van een veilige omgeving voor de kinderen centraal staan. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de problematiek rondom de moeder en de huidige situatie van de kinderen.

De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] te verlengen tot 18 maart 2025 en die van [minderjarige 2] tot 21 juni 2025. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukt het belang van contactherstel tussen de kinderen en de moeder, en dat de GI dit proces moet begeleiden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688041 / JE RK 24-2292 en C/10/688040 / JE RK 24/2291
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 23 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de e-mailberichten van de GI van 12 en 13 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgenodigd voor een kindgesprek om hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben met voorafgaande kennisgeving aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] verblijft bij de oma (mz). [minderjarige 2] verblijft op een crisisplek.
2.3.
Bij beschikking van 21 juni 2024 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 18 maart 2025 en [minderjarige 2] is onder toezicht gesteld tot 21 juni 2025. Bij die beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma (mz), verleend tot 21 december 2024. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 21 december 2024.

3.Het verzoek

Het verzoek over [minderjarige 1] (met zaaknummer C/10/688040 / JE RK 24/2291):
3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] te verlengen tot zijn meerderjarigheid en de te geven beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verzoek over [minderjarige 2] (met zaaknummer C/10/688041 / JE RK 24-2292):
3.2.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden en de te geven beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft ter zitting de verzoeken en licht deze als volgt toe. [minderjarige 1] heeft een moeilijke periode achter de rug; hij is bedreigd door een groep jongeren, waardoor hij angstig is en zich terugtrekt. Het is lastig om grip op de situatie te krijgen, hoewel er wel een groepsaanpak vanuit de gemeente is. [minderjarige 1] wil zijn leven opbouwen in [plaatsnaam] en zal in februari volgend jaar starten op [naam school] . Hoewel het verblijf van [minderjarige 1] bij de oma (mz) goed verloopt, wordt er gekeken naar WMO en kamertraining, omdat hij volgend jaar achttien wordt. De Rotterdamse Douwers zijn bij hem betrokken en zij zullen de hulpverlening na zijn meerderjarigheid voortzetten.
4.2.
Het is zorgelijk dat er bij [minderjarige 2] sprake is van situaties met agressie en geweld. Op dit punt is ook de jeugdreclassering betrokken. Het is van belang om te werken aan haar emotieregulatie. [minderjarige 2] verblijft momenteel op een crisisplek. Het gaat hier beter met haar en zij functioneert goed binnen de structuur van de groep. In januari 2025 staat er een intake gepland bij een open groep op Harreveld, waar zij ook behandeling kan krijgen.
4.3.
Momenteel hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beiden geen contact met de moeder. Dit blijft de komende periode een zorg- en aandachtspunt. De samenwerking en het contact met de moeder en de GI verloopt positief.

5.De beoordeling

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
In verband met de kindermishandeling die de kinderen in hun jeugd door de moeder hebben ervaren, is het voor [minderjarige 1] niet meer mogelijk om thuis te wonen. Het is van belang dat hij bij de oma (mz) kan blijven wonen. [minderjarige 1] zal zijn leven verder opbouwen in [plaatsnaam], aangezien hij zich door de bedreiging vanuit een groep jongeren in Rotterdam niet meer veilig voelt, wat hem ernstig belemmert in zijn dagelijks leven. Het is positief dat [minderjarige 1] zijn schoolgang op [naam school] zal voortzetten en dat hij hulpverlening zal ontvangen van de Rotterdamse Douwers. In de aankomende periode zal er een psychologisch onderzoek worden afgenomen om te bepalen wat hij nodig heeft na zijn meerderjarigheid. De jeugdbeschermer zal hem hierbij ondersteunen en hem verder begeleiden naar zelfstandigheid.
5.3.
Het is voor [minderjarige 2] momenteel eveneens niet mogelijk om thuis te wonen. Er zijn nog zorgen over [minderjarige 2] op het gebied van trauma in verband met de kindermishandeling. Daarnaast zijn er zorgen over haar emotieregulatie en agressieproblematiek. [minderjarige 2] komt herhaaldelijk in aanraking met politie en justitie en op dat punt is ook een jeugdreclasseerder betrokken. Momenteel verblijft [minderjarige 2] op een crisisplek buiten de regio Rotterdam en daar gaat het beter met haar. Het verblijf op de crisisplek biedt haar rust en zij is gebaat bij de structuur die daar wordt geboden. De komende periode zal [minderjarige 2] worden overgeplaatst naar een vervolgplek, waar zij ook behandeling zal krijgen. Het is positief dat [minderjarige 2] openstaat voor deze behandeling om te werken aan haar trauma’s en emotieregulatie. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige 2] haar schoolgang (fysiek) hervat.
5.4.
Het is verder belangrijk dat de GI beziet of en op welke wijze contactherstel tussen de kinderen en de moeder kan plaatsvinden.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Het verzoek over [minderjarige 1] (C/10/688040 / JE RK 24/2291):
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oma (mz), tot 18 maart 2025;
Het verzoek over [minderjarige 2] (C/10/688041 / JE RK 24-2292):
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 21 juni 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.