ECLI:NL:RBROT:2024:13449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
10.193499.24 / TUL: 10.021636.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het overdragen van een vuurwapen en munitie met gevangenisstraf

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het overdragen van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 1987 en preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. M. de Reus. De officier van justitie, mr. R.P.L. van Loon, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 juni 2024 in Ridderkerk een vuurwapen, een Zoraki pistool, en bijbehorende munitie had overgedragen aan een undercoveragent die zich voordeed als koper. De rechtbank achtte het feit bewezen, mede omdat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de risico's die het in omloop brengen van vuurwapens met zich meebrengt. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar de rechtbank besloot dit niet strafverzwarend mee te wegen, aangezien het laatst gepleegde feit dateert van 2008. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan nieuwe strafbare feiten mocht schuldig maken. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf gelast, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de relevante wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.193499.24
Parketnummer vordering TUL: 10.021636.24
Datum uitspraak: 25 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ( [land] )
preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.021636.24.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 juni 2024 te Ridderkerk, alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber
9mm kort,
en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber 9mm kort,
heeft overgedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie te koop aangeboden op social media platform Telegram. De politie heeft via dit platform contact gelegd met de verdachte om zo een pseudokoop tot stand te brengen. Op 11 juni 2024 heeft de verdachte het vuurwapen en bijbehorende munitie overgedragen aan de pseudokoper op een parkeerplaats in Ridderkerk. Het vuurwapen was gereed voor gebruik. Het in omloop brengen van vuurwapens brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, omdat het bezit van een vuurwapen al snel kan leiden tot het gebruik ervan met alle schadelijke gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onder meer is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Nu het laatstelijk gepleegde vergelijkbare feit is gepleegd in 2008 weegt de rechtbank dit niet strafverzwarend mee.
7.3.2.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen en bijbehorende munitie eerder heeft aangeschaft omdat hij werd bedreigd. De verdachte heeft enig inzicht in de achtergrond van deze bedreiging gegeven. Uit het dossier blijkt dat de verdachte van deze bedreiging ook melding gemaakt heeft gemaakt bij de politie. Het kopen van een vuurwapen kan echter niet worden gezien als een oplossing. Dit kan enkel leiden tot (verdere) escalatie van het conflict. De rechtbank weegt deze verklaring daarom niet strafmatigend mee, ook nu dit niet afdoet aan de omstandigheid dat de verdachte het vuurwapen en de bijbehorende munitie - nadat niet langer sprake was van een bedreigende situatie - te koop heeft aangeboden via Telegram en dit daardoor opnieuw in de publieke ruimte heeft willen brengen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 maart 2024 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, waarvan een gedeelte groot 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 5 april 2024.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 14a, 14b, 14c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
20 (twintig) uur, van de bij vonnis van 22 maart 2024 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en P. Uijtdewillegen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juni 2024 te Ridderkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber
9mm kort,
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten 6 kogelpatronen, kaliber 9mm kort,
heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad.