ECLI:NL:RBROT:2024:13439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11364816 VZ VERZ 24-9035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens schending van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Verstegen Spices & Sauces B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 11 juni 2019 in dienst bij Verstegen en had zich op 15 april 2024 ziek gemeld. Verstegen stelde dat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet nakwam, wat leidde tot de stopzetting van de loonbetaling en het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van de e-grond.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever redelijk had gehandeld en dat de werknemer niet had aangetoond dat hij niet in staat was om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. De werknemer had geen objectieve medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij ernstig ziek was. De rechter concludeerde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door niet te reageren op verzoeken van de werkgever en niet mee te werken aan het deskundigenoordeel van het UWV. Hierdoor was er sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang en wees de verzoeken van de werknemer tot betaling van loon en transitievergoeding af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de medewerking van werknemers aan re-integratieverplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11364816 VZ VERZ 24-9035
datum uitspraak: 24 december 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verstegen Spices & Sauces B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L. Kloot,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. I.B. Jansse.
Partijen worden hierna ‘Verstegen’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van Verstegen (ontvangen op 21 oktober 2024), met producties;
  • het verweerschrift, tevens houdend voorwaardelijk tegenverzoek en zelfstandig tegenverzoek;
  • de aanvullende producties van beide partijen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kloot;
  • de aantekeningen van mr. Jansse.
1.2.
Op 25 november 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens Verstegen waren [persoon A] en [persoon B] aanwezig, bijgestaan door mr. Kloot. [verweerder] is niet verschenen. Namens hem heeft mr. Jansse het woord gevoerd.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1964, is op 11 juni 2019 bij Verstegen in dienst getreden in de functie van medewerker magazijn/expeditie. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.926,56 bruto per maand, exclusief ploegentoeslag en emolumenten.
2.1.1.
[verweerder] heeft zich op 15 april 2024 ziek gemeld. Volgens Verstegen weigert hij uitvoering te geven aan zijn re-integratieverplichtingen. Zij heeft daarom de loonbetaling tijdens ziekte stop gezet en wil nu dat er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst. Volgens haar is sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk de e-grond. [verweerder] zet hier tegenover dat geen sprake is van onwil of laks gedrag, maar dat hij ernstig ziek is en niet de behandeling krijgt die hij hoort te krijgen. Hij is niet in staat om te voldoen aan de re-integratieverplichtingen die Verstegen hem oplegt. Hij meent dat er geen gronden zijn voor ontbinding en hij vordert doorbetaling van zijn loon vanaf 1 juli 2024.
2.2.
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden en Verstegen hoeft geen loon te betalen aan [verweerder] . Ook hoeft zij geen transitievergoeding te betalen. Die beslissingen worden hierna verder uitgewerkt.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

Redelijke grond

3.1.
Vooropgesteld wordt dat een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst pas kan worden toegewezen wanneer daarvoor een redelijke grond aanwezig is en herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Bovendien kunnen opzegverboden aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan.
3.1.1.
Als een zieke werknemer (stelselmatig) zijn re-integratieverplichtingen schendt, kan dat een redelijke grond opleveren voor ontbinding. In dat geval is namelijk sprake van verwijtbaar handelen, de e-grond [1] .
Een verzoek gebaseerd op deze grond kan echter pas worden toegewezen als de werkgever de werknemer eerst schriftelijk heeft aangemaand om zijn verplichtingen na te komen of de betaling van het loon heeft gestaakt [2] . Ook moet de werkgever beschikken over een deskundigenoordeel van het UWV, tenzij dit in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd.
Formele vereisten
3.2.
Uit de door Verstegen overgelegde stukken blijkt dat aan het hiervoor genoemde eerste (formele) vereiste is voldaan [3] . Met betrekking tot het deskundigenoordeel heeft het UWV bij brief van 12 september 2024 echter onder meer het volgende bericht aan Verstegen:

Wij kunnen geen deskundigenoordeel geven. (…) Uw werknemer heeft ook niet gereageerd op het per post aangetekende verzoek om contact met UWV op te nemen. Hierdoor is wederhoor niet mogelijk geweest en hebben wij onvoldoende informatie. Omdat uw werknemer niet verplicht is om mee te werken, kunnen wij op dit moment geen oordeel geven.
Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee sprake van een situatie waarin het overleggen van een deskundigenoordeel niet van Verstegen kan worden gevergd. [verweerder] verleent immers geen medewerking.
De re-integratieverplichtingen
3.3.
[verweerder] is tijdens zijn arbeidsongeschiktheid gehouden om gevolg te geven aan redelijke voorschriften van Verstegen en door haar ingeschakelde deskundigen [4] .
3.3.1.
Uit de stellingen van Verstegen blijkt dat zij van [verweerder] verlangde dat hij contact met haar op zou nemen, dat hij naar gesprekken zou komen en dat hij de bedrijfsarts zou bezoeken. Op die verzoeken van Verstegen heeft [verweerder] na begin juli 2024 niet meer gereageerd en evenmin heeft hij zich afgemeld. Vast staat dat hij onder meer op 8 juli 2024 en 17 juli 2024 niet op het spreekuur van de bedrijfsarts c.q. de praktijkondersteuner is verschenen en zich daarvoor niet heeft afgemeld. Een en ander is voor Verstegen aanleiding geweest om [verweerder] schriftelijk te waarschuwen, onder meer bij e-mail van 4 juli 2024 en van 10 juli 2024, de betaling van het loon per 10 juli 2024 op te schorten en vervolgens de loonbetaling te stoppen met ingang van 22 juli 2024.
3.3.2.
Verstegen heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend werkgever mag worden verwacht. Het minste dat van [verweerder] mocht worden verwacht is dat hij contact zou opnemen met zijn leidinggevende en/of de bedrijfsarts. Hij heeft echter nooit meer gereageerd en de zaken op hun beloop gelaten. [verweerder] stelt dat dit komt doordat hij ernstig ziek is en niet in staat was om op wat voor manier dan ook contact te leggen met Verstegen en de bedrijfsarts. Zowel de huisarts als de bedrijfsarts luisteren niet naar hem, zo heeft hij in september 2024 verklaard in een (ongedateerde) brief aan Verstegen [5] en in latere brieven [6] . De door hem in die brieven geschetste situatie is ongetwijfeld heel zwaar voor hem, maar objectieve medische informatie van de bedrijfsarts, een deskundige van het UWV of enige andere arts, die zijn stellingen ondersteunt, is niet voorhanden. Dergelijke stukken zijn wel nodig om te kunnen beoordelen of sprake is van een gegronde reden (deugdelijke grond) om zijn aan de verplichtingen te voldoen.
3.3.3.
Nu dit laatste op geen enkele, objectieve, manier kan worden vastgesteld heeft [verweerder] niet aangetoond dat er een deugdelijke grond was voor het niet meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen. Aan de zijde van [verweerder] is daardoor sprake van verwijtbaar handelen. Hierdoor is ook het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing [7] en is herplaatsing evenmin aan de orde. Een en ander betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden.
Datum einde arbeidsovereenkomst
3.4.
Voor de vraag met ingang van welke datum de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden is van belang of het handelen van [verweerder] ook als
ernstigverwijtbaar moet worden aangemerkt [8] .
3.4.1.
[verweerder] heeft, zoals gezegd, geen gevolg gegeven aan het advies van de bedrijfsarts om koffie te gaan drinken als begin van de re-integratie. Hij heeft daarvoor als reden opgegeven dat hij niet in staat was om te komen. In dat geval had hij even contact kunnen en moeten leggen met Verstegen. Vervolgens hoorde Verstegen niets van hem en was hij onbereikbaar. Verstegen heeft op alle manieren -vergeefs- contact gezocht; telefonisch, langsgaan en zelfs de politie vragen om te kijken of het wel goed ging met [verweerder] .
Nadat Verstegen het verzoek tot ontbinding had aangekondigd, stuurde [verweerder] in september 2024 de hiervoor genoemde brief, waarin hij zelf diagnoses stelt die niet door verklaringen van een arts worden onderbouwd. Verder contact was wederom onmogelijk. Ook een zieke kan de telefoon opnemen of -eventueel later- een berichtje sturen waarom dit niet mogelijk is. Op deze manier is het voor Verstegen onmogelijk gemaakt om een re-integratietraject naar behoren uit te voeren.
3.4.2.
De verzoeken van Verstegen, schriftelijke sommaties en zelfs loonmaatregelen hebben niet het gewenste effect gehad. Van dit alles treft [verweerder] een ernstig verwijt. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst met ingang van heden wordt ontbonden [9] .
De transitievergoeding
3.5.
[verweerder] vordert dat Verstegen wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. De werkgever hoeft de transitievergoeding echter niet te betalen wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is daarvan in deze zaak sprake. Het verzoek van [verweerder] tot betaling van deze vergoeding wordt daarom afgewezen.
Het loon vanaf juli 2024
3.6.
[verweerder] vordert als tegenverzoek (door-)betaling van zijn loon vanaf juli 2024. Hij stelt dat zijn loon ten onrechte niet is betaald.
3.6.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:629 BW heeft een werknemer tijdens ziekte recht op doorbetaling van zijn salaris. Verstegen betwist op zich niet dat sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar zij beschikt evenmin over informatie om vast te kunnen stellen of [verweerder] daadwerkelijk arbeidsongeschikt is, zo stelde zij tijdens de zitting. Zij meent echter dat zij op dit moment geen loon hoeft te betalen, omdat zij de loondoorbetaling heeft stop gezet. Zij beroept zich daarvoor op het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 BW.
3.6.2.
Hiervoor is al overwogen dat niet gebleken is dat [verweerder] een deugdelijke reden had om niet mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen. Verstegen heeft daarom terecht gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om de betaling van het loon stop te zetten. Niet gebleken is dat er thans gronden zijn om de loonbetaling weer te hervatten. Voor de vordering tot betaling van loon tijdens ziekte vanaf juli 2024 bestaat dus geen grond, want [verweerder] heeft daar in deze situatie geen recht op.
Proceskosten
3.7.
Gelet op de aard van dit verzoek, dragen partijen de eigen proceskosten. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per heden;
4.2.
wijst de tegenverzoeken van [verweerder] af;
4.3.
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
783

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013/14 33 818, nr. 3 p. 99
2.Artikel 7:671b lid 5 BW
3.Zie bijvoorbeeld producties 5 en 6 bij verzoekschrift
4.Artikel 660a BW
5.Productie 13 bij verzoekschrift
6.Bijvoorbeeld aanvullende productie 4 van [verweerder]
7.Artikel 7:670a lid 1 BW
8.Artikel 7:671b lid 9 BW
9.Artikel 7:671b lid 9 sub b BW