ECLI:NL:RBROT:2024:13438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
10/192395-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking na veroordeling voor ernstige misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2024 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking voor een veroordeelde, die eerder op 14 juli 2023 was veroordeeld voor verkrachting, ontucht, mishandeling en bedreiging. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de maatregel voor een periode van twee jaren, met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostisch onderzoek. De rechtbank oordeelde dat er een hoog recidiverisico is en dat de maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de maatschappij. De veroordeelde had tijdens zijn detentie niet meegewerkt aan diagnostisch onderzoek, wat de kans op een veilige terugkeer in de samenleving verkleinde. De rechtbank benadrukte dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en dat vervangende hechtenis kan worden toegepast bij overtreding van de voorwaarden. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het gebrek aan medewerking van de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/192395-22
Datum uitspraak: 18 december 2024
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam van 14 juli 2023 is de veroordeelde wegens verkrachting, ontucht met iemand tussen de 12 en 16 jaar oud, mishandeling en bedreiging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, en is hem de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contact- en locatieverbod, voor de duur van 5 jaren opgelegd. Tevens is aan de veroordeelde de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: de maatregel) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegd (hierna: Sr).
Aan de veroordeelde is geen voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. De einddatum van zijn detentie betreft 14 januari 2025.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 22 november 2024 van het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel ontvangen. De vordering is tijdig ingediend; het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vordering.
Het openbaar ministerie heeft ter onderbouwing van de vordering de volgende stukken toegezonden:
  • de beslissing (niet verlenen van) voorwaardelijke invrijheidstelling van 16 februari 2024 van het openbaar ministerie en de daarin genoemde adviezen en informatie;
  • een advies tenuitvoerlegging van Verslavingsreclassering GGZ (hierna: de reclassering), van 15 oktober 2024.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 18 december 2024. De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik, de veroordeelde en diens raadsvrouw zijn gehoord.

Beoordeling

Toetsingskader

De maatregel ex artikel 38z, eerste lid, Sr strekt primair ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van artikel 6:6:23b lid 1 Sv gelasten indien:
er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of
dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.

Motivering rechtbank oplegging maatregel

De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 14 juli 2023 geoordeeld dat de maatregel aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen, gelet op hetgeen is vermeld in de over de veroordeelde opgemaakte rapporten. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
‘Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: GVM-maatregel) noodzakelijk. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat sprake is van groot gevaar voor herhaling van strafbare feiten waarbij aan een ander letsel wordt toegebracht. Omdat door de weigering van de verdachte om mee te werken aan rapportages op dit moment geen interventies kunnen worden ingezet en de veiligheid van anderen daardoor niet beschermd kan worden, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de GVM-maatregel is voldaan omdat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.’
De rechtbank heeft op grond van vorenstaande geoordeeld dat de kans aanwezig is dat het recidiverisico na voltooiing van de gevangenisstraf nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Daarom heeft de rechtbank de maatregel opgelegd zodat, indien dat te zijner tijd noodzakelijk wordt geacht, toezicht kan worden gehouden op de situatieve context waarin de verdachte zich dan beweegt.

Beslissingen ten aanzien van de voorwaardelijke invrijheidstelling

De advocaat-generaal heeft op 16 februari 2024 beslist dat het openbaar ministerie de veroordeelde niet voorwaardelijk in vrijheid zal stellen. Tijdens detentie heeft de veroordeelde geweigerd mee te werken aan het opstellen van re-integratiedoelen. De veroordeelde heeft niet meegedaan aan de arbeid, heeft enkel positieve urinecontroles ingeleverd en heeft vooral op zijn bed verbleven. Met die houding heeft de veroordeelde onvoldoende blijk gegeven van bijzondere geschiktheid om terug te keren in de samenleving. Dit is versterkt vanwege het feit dat de veroordeelde aan heeft gegeven liever zijn gehele straf uit te zitten dan dat hij mee moet werken aan voorwaarden.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Zij heeft, in aanvulling op de schriftelijke vordering, toegelicht dat de tenuitvoerlegging van de maatregel voor een periode van 2 jaren wordt gevorderd onder de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met twee weken hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat er daarom ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen. Alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten door de veroordeelde.
Een opname in een zorginstelling is noodzakelijk voor diagnostiek en om de veroordeelde vervolgens goed ingebed te laten terugkeren in de maatschappij. Echter, alvorens deze voorwaarde ten uitvoer kan worden gelegd, dient een medische verklaring te worden overgelegd. In deze zaak kan geen medische verklaring worden overgelegd, omdat de veroordeelde zich niet heeft laten diagnosticeren. De officier van justitie verzoekt desondanks ook tenuitvoerlegging van deze voorwaarde, met de kanttekening dat indien uit het diagnostisch onderzoek blijkt dat opname in een zorginstelling noodzakelijk wordt geacht, er een nieuwe rechterlijke toetsing zal moeten plaatsvinden om de voorwaarde van opname in een zorginstelling al dan niet ten uitvoer te leggen.

Standpunt verdediging

De veroordeelde heeft te kennen gegeven dat hij mee wil werken aan de voorwaarde van de meldplicht, maar niet aan de andere gevorderde voorwaarden. De veroordeelde is daarnaast bereid met de reclassering in gesprek te gaan in het kader van het vinden van een woning. Hij wenst niet mee te werken aan diagnostiek. De reclassering hanteert de voorwaarde van meewerken aan diagnostiek echter als beginpunt. Als de veroordeelde niet wenst mee te werken aan diagnostisch onderzoek, dan komen de andere voorwaarden automatisch te vervallen. Voor wat betreft de voorwaarde van opname in een zorginstelling stelt de verdediging dat een medische verklaring noodzakelijk is alvorens deze voorwaarde ten uitvoer kan worden gelegd. De verdediging verzoekt verder om de voorwaarde van het drugsverbod te beperken tot alleen harddrugs. De betalingsregeling is reeds opgelegd in het vonnis van 14 juli 2023; indien de betalingsregeling nogmaals wordt opgelegd, zou dit dubbelop zijn. De verdediging vraagt de rechtbank voor wat betreft het gebiedsverbod aansluiting te zoeken bij de omschrijving daarvan in het vonnis van 14 juli 2023.

Beoordeling

Op grond van het advies van de reclassering van 15 oktober 2024 en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd.
Het recidiverisico werd ten tijde van de strafzaak als gemiddeld tot hoog ingeschat gelet op de bevindingen die in diverse rapportages uiteen waren gezet. De rechtbank hield er daarom rekening mee dat het recidiverisico na het uitzitten van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf nog niet tot een aanvaardbaar niveau zou zijn teruggedrongen, hetgeen heeft geleid tot oplegging van de maatregel.
De veroordeelde heeft ook tijdens zijn detentie niet meegewerkt aan diagnostiek. Zonder diagnostiek is het voor de reclassering niet mogelijk om passende zorg voor betrokkene te organiseren na afloop van zijn detentie, hetgeen nodig is voor een veilige terugkeer in de samenleving. Zijn gebrek aan medewerking daaraan heeft ertoe geleid dat de veroordeelde niet voorwaardelijk in vrijheid is gesteld en leidt er ook toe dat na zijn detentie (nog) geen passende zorg beschikbaar is.
De reclassering schat het recidiverisico onverminderd hoog in. De veroordeelde toont geen zelfinzicht en probleembesef en de houding van de veroordeelde maakt het inzetten van interventies onmogelijk. Binnen detentie blijft de veroordeelde drugs gebruiken, werkt hij niet aan zijn re-integratiedoelen en zit er geen regelmaat in deelname aan de arbeid. De casemanager heeft herhaaldelijk geprobeerd met de veroordeelde in contact te komen, echter kwam het telkens niet tot een inhoudelijk gesprek. Ook betaalt de veroordeelde de aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel niet af. De reclassering heeft geconstateerd dat de veroordeelde niet (in positieve zin) is veranderd, wat de reclassering zorgen baart.
De houding die de veroordeelde tijdens de terechtzitting heeft aangenomen, bevestigt hetgeen de reclassering reeds heeft vastgesteld. Ook tijdens deze terechtzitting is de veroordeelde volhardend in zijn houding nergens aan mee te willen werken, uitgezonderd de voorwaarde van de meldplicht en het hebben van een enkel gesprek om hem zodoende van een woning te kunnen voorzien. Het baart de rechtbank zorgen dat de veroordeelde geen enkele kans aangrijpt om zijn leven te beteren, ondanks vele handreikingen vanuit verschillende instanties. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veroordeelde zonder tenuitvoerlegging van de door de officier van justitie gevorderde maatregel zonder meer zal recidiveren. De maatschappij dient zo goed als mogelijk beschermd te worden tegen personen zoals de veroordeelde.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de maatregel gelasten voor een periode van twee jaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De veroordeelde zal zich daarnaast aan de van rechtswege aan de bijzondere voorwaarden verbonden algemene voorwaarden moeten houden, zoals vermeld in artikel 6:6:23b lid 3 Sv.
Wanneer de veroordeelde (de gestelde voorwaarden gekoppeld aan) de maatregel niet naleeft, zal vervangende hechtenis worden toegepast bij iedere keer dat de veroordeelde een voorwaarde overtreedt. De rechtbank zal de duur van die vervangende hechtenis per keer bepalen op ten hoogste twee weken. De totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2023 aan veroordeelde opgelegde maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, voor een periode van
twee jaren;

stelt daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek bij de Forensische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het contact met deze instelling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de zorgverlener nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft. Het advies dat voortkomt uit het diagnostisch onderzoek is bindend en wordt door betrokkene opgevolgd. Als een overgang naar klinische of ambulante zorg en/of beschermd wonen geïndiceerd is, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Vanuit de diagnostiek kan een medische verklaring worden afgegeven;
3. de veroordeelde laat zich, indien nodig bevonden vanuit het diagnostisch onderzoek, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Indien uit het diagnostisch onderzoek blijkt dat opname in een zorginstelling noodzakelijk wordt geacht, zal een nieuwe rechterlijke toetsing plaatsvinden.
De officier van justitie dient de zaak in dat geval andermaal aan de rechtbank voor te leggen, waarna de rechtbank, na de partijen gehoord te hebben, zal beslissen om de voorwaarde tot opname in een zorginstelling al dan niet ten uitvoer te leggen.
4. de veroordeelde laat zich, indien nodig bevonden vanuit diagnostisch onderzoek, behandelen binnen de ambulante forensische psychiatrie, of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
5. de veroordeelde verblijft, indien nodig bevonden, in een andere instelling voor beschermd / begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en speekseltest. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] -2006, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
9. de veroordeelde bevindt zich niet in een gebied van 500 meter rond het woonadres van de aangeefster, op dit moment de [adres 2] in Rotterdam. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit verbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit verbod (deels) laten vervallen;
10. De veroordeelde heeft een betalingsregeling getroffen voor de opgelegde schadevergoeding en betaalt deze maandelijks af;
11. De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
12. de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
13. de veroordeelde blijft in Nederland en vertrekt niet zonder toestemming van het Openbaar Ministerie naar het buitenland;
verstaat dat
van rechtswegede volgende
voorwaardenzijn verbonden aan de hierboven genoemde voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
beveeltdat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
ten hoogste twee wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij geldt dat de
totale duurvan de vervangende hechtenis
ten hoogste zes maandenbedraagt en de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft;

beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Deze beslissing is gegeven door
mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en F.M. van Peski, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2024.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.