ECLI:NL:RBROT:2024:13437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/10/678468 / JE RK 24-939 en C/10/651239 / JE RK 23-122
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vaststellen omgangsregeling voor vijf minderjarigen in een gezinshuis

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken C/10/678468 / JE RK 24-939 en C/10/651239 / JE RK 23-122, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen is verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, die eerder uit huis zijn geplaatst vanwege een onveilige thuissituatie, momenteel in een gezinshuis verblijven. De rechtbank oordeelt dat het perspectief van vier van de vijf kinderen in het gezinshuis ligt, en dat het niet in hun belang is om uit elkaar gehaald te worden. De rechtbank volgt de aanbevelingen van het perspectiefonderzoek van Formaat niet, omdat deze niet in lijn zijn met de overige bevindingen in de rapportages. De omgangsregeling tussen de ouders en de kinderen wordt aangepast, zodat de kinderen meer rust ervaren en de ouders ruimte hebben om aan zichzelf te werken. De rechtbank benadrukt het belang van duidelijkheid voor de kinderen over hun toekomstperspectief en de noodzaak voor de ouders om te werken aan hun persoonlijke problematiek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/678468 / JE RK 24-939 en C/10/651239 / JE RK 23-122
Datum uitspraak: 23 december 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vaststellen omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI, ter zitting vertegenwoordigd door
het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming, hierna te noemen het LET JB,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] ,
[minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum 5] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 5] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.H.P. Feiner, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. L.A. MIDDELKOOP,
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de rechtbank van 27 juni 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de zeven forensisch psychologische onderzoeken van Formaat van 7 november 2024;
  • de briefrapportage van het LET JB met bijlage van 22 november 2024;
  • de brief van mr. Feiner van 25 november 2024;
  • het e-mailbericht van het LET JB van 2 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
- twee vertegenwoordigsters van het LET JB, [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
Op 2 december 2024 heeft het LET JB een bericht van Formaat van 2 december 2024 aan de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft partijen verzocht om uiterlijk 11 december 2024 een schriftelijke reactie te sturen indien hieraan behoefte bestaat. De rechtbank heeft geen reacties ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft bij Pluryn. [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verblijven gezamenlijk in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 27 juni 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verlengd tot 28 juni 2025.
2.4.
Bij beschikking van 27 juni 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 december 2024. Ook is bij die beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een gezinshuis verlengd tot 28 december 2024. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden tot de zitting van 21 oktober 2024. Ook is de beslissing op de zelfstandige verzoeken van de ouders (zaaknummer C/10/651239 / JE RK 23-122) aangehouden tot de zitting van 21 oktober 2024. Omdat de rapportages van Formaat op dat moment nog niet gereed waren, is de zitting verplaatst naar 29 november 2024.
2.5.
Bij beschikking van 27 juni 2024 is mr. L.A. Middelkoop herbenoemd als bijzondere curator voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 juni 2025.

3.De aangehouden verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/678468
3.1.
De GI, ter zitting vertegenwoordigd door het LET JB, verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Nu resteert de periode tot 28 juni 2025.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/651239
3.2.
Namens de moeder is bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen ten minste elke week contact hebben met de moeder. Voorts is verzocht dat zij mee mag naar zwemles, medische controles en betrokken wordt bij opvoedkeuzes.
3.3.
De vader heeft de rechtbank bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om een soortgelijke omgangsregeling met de kinderen vast te stellen voor de duur van de uithuisplaatsing, dan wel het LET JB op te dragen een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te gaan uitvoeren.

4.De standpunten

Het standpunt van de GI en het LET JB
4.1.
Het LET JB handhaaft haar verzoek ter zitting en licht toe dat het LET JB ziet dat Formaat een gedegen onderzoek heeft verricht, maar dat het LET JB zich niet kan vinden in de conclusies die hieruit getrokken worden door Formaat. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] om hen uit elkaar te halen, terwijl zij op een goede plek verblijven. Ook voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] moet er snel duidelijkheid komen over hun perspectief en moet het niet nog een jaar worden uitgesteld. Het perspectief van deze kinderen ligt in het gezinshuis. Het LET JB staat achter het advies aan de ouders om individuele hulpverlening te aanvaarden en daarvan te profiteren, maar dit moet zijn gericht op verbetering van de omgang met de kinderen en niet op een terugplaatsing. Uit het onderzoek van Formaat komt naar voren dat de kinderen last hebben van de onzekerheid waarin zij verkeren. Gelet op de omvang van de problematiek van de ouders en het tijdsverloop is het niet in het belang van de kinderen om nog een jaar te wachten en de onzekerheid te laten voortduren. Ook is het schadelijk voor de band van de kinderen onderling als ze van elkaar worden gescheiden.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] begrijpt het LET JB het advies van Formaat dat [voornaam minderjarige 1] bij de vader kan gaan wonen als de vader de intensieve hulpverlening positief afrondt. [voornaam minderjarige 1] verblijft niet op een perspectief biedende groep. [voornaam minderjarige 1] is bovendien loyaal aan vader en zet hem op een voetstuk, maar heeft hier ook veel last van. De afgelopen jaren heeft vader onvoldoende meegewerkt met de hulpverlening. De vader heeft zonder toestemming een GPS ketting aan [voornaam minderjarige 1] meegegeven. Ook hebben de vader en [voornaam minderjarige 1] stiekem via snapchat contact met elkaar. Hiermee ondermijnt de vader de hulpverlening. Onlangs is [voornaam minderjarige 1] weggelopen van de groep. [voornaam minderjarige 1] zit enorm klem en dit is schadelijk voor zijn ontwikkeling. Het LET JB heeft er geen vertrouwen in dat de vader het komende jaar zal veranderen en [voornaam minderjarige 1] op veilige wijze bij hem kan gaan wonen. In 2024 zijn er twintig politiemutaties op het adres van vader geweest, waarvan ook nog een aantal in november, waarbij de vader verbaal agressief is geweest.
Het LET JB staat wel achter het advies van Formaat dat de huidige omgangsregeling moet worden teruggedraaid naar een keer per week bezoek met een van de ouders. De ouders hebben therapie nodig om te leren de kinderen erkenning te geven dat zij schade hebben geleden door wat er in het verleden thuis is gebeurd. Als de ouders niet meer aan de kinderen trekken en accepteren dat ze goed zitten op hun plek, komt er weer ruimte om de bezoeken uit te breiden.
Desgevraagd heeft het LET JB geen signalen ontvangen van het gezinshuis dat er sprake zou zijn van overbelasting van de gezinshuisouders. Er zijn nooit zorgen geweest over dit gezinshuis. Het LET JB heeft daarom geen reden gehad om naar aanleiding van de brief van de advocaat van de moeder nog eens navraag te doen bij Formaat.
Het standpunt van de moeder
4.2.
Namens de moeder is ter zitting aangegeven dat het in beginsel niet wenselijk is om [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] uit elkaar te halen. De moeder heeft echter in het adviesgesprek bij Formaat gehoord dat er zorgen zijn over de gezinshuisouders en dat zij de zorg voor in totaal vier kinderen niet aankunnen. De gezinshuisouders zouden hierdoor overbelast raken. Dit is echter niet in het rapport terug te lezen. De advocaat heeft navraag gedaan bij Formaat, maar daar is nog geen reactie opgekomen. Het advies van Formaat dat de ouders een jaar de tijd krijgen om aan zichzelf te werken, zodat de oudste twee kinderen bij de moeder kunnen worden geplaatst, zou wel begrijpelijk zijn als het perspectief van de vier kinderen in het gezinshuis onzeker is. De raadsman heeft nog veel vragen over het rapport en vraagt de rechtbank om opheldering te vragen bij de onderzoekers van Formaat. Als dit niet wordt gedaan, moet het advies van Formaat gewoon worden uitgevoerd. De moeder heeft haar beperkingen, maar zet zich volledig in en geeft veel liefde aan de kinderen. Zij bezoekt haar kinderen vier keer per week zonder ondersteuning. De omgang moet niet worden teruggedraaid. Er kan omgang plaatsvinden bij de moeder thuis. Een dergelijk langer en rustiger moment is niet gelijk verwarrend voor de kinderen. Het is duidelijk dat de kinderen lijden onder het loyaliteitsconflict. Het is ook niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] om op te groeien op de groep. De kinderen hebben recht op duidelijkheid over hun perspectief. De vraag is of de ouders ooit zullen stoppen om een thuisplaatsing na te streven. De minst schadelijke optie moet worden gekozen. Het LET JB is nodig om de ouders mee te nemen in deze lastige situatie, maar de houding van het LET JB werkt contraproductief.
De moeder heeft ter zitting aangevuld dat zij sommige punten in haar eigen rapport wel herkent, maar sommige punten weer niet. De moeder staat wel achter het advies om [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] op termijn bij haar thuis te plaatsen. Zij vindt dat beter dan alle kinderen in het gezinshuis te laten wonen. In de toekomst kan er altijd worden gekeken of [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] ook naar huis kunnen komen. De moeder wil naar de toekomst kijken en gunt haar kinderen het beste.
Het standpunt van de vader
4.3.
Namens de vader is ter zitting aangegeven dat het rapport van Formaat hoop geeft aan de ouders dat ze voor één of meer kinderen kunnen gaan zorgen. Het advies van Formaat moet worden opgevolgd, maar het LET JB staat daar niet achter. Het LET JB heeft een andere visie en vraagt aan de ouders om richting de kinderen uit te dragen dat zij berusten in hun rol als ouders op afstand. Dit is moeilijk voor de ouders. Er is geen constructieve communicatie tussen het LET JB en de ouders. Het LET JB brengt ter zitting uit het niets politiemutaties over de vader naar voren zonder dat deze zijn onderbouwd en vooraf zijn besproken met de vader. De frustratie van het LET JB naar de ouders staat een goede samenwerking in de weg. Het is jammer dat het LET JB alleen verwijten naar voren brengt en niets positiefs over de ouders zegt.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] maakt de vader zich veel zorgen. Hij is ongelukkig en mag in de weekenden niet naar huis. De vader is van mening dat [voornaam minderjarige 1] niet op de juiste plek zit en daardoor niet aan behandeling toekomt. Er is op dit moment geen verbetering in de situatie te zien. De vader is bezig met een verwijzing van de huisarts om zich opnieuw aan te melden bij Fivoor. Hij heeft eerder zijn traject daar afgesloten. Hij wil samen met de moeder therapie volgen, zodat [voornaam minderjarige 1] op korte termijn naar huis kan komen.
Ten aanzien van de andere vier kinderen maakt de vader zich ook zorgen. Het is niet zeker dat ze in het gezinshuis kunnen blijven tot hun achttiende jaar. De ouders staan nu op goede voet met elkaar en zien het liefst dat de kinderen naar huis komen in de toekomst, waarbij [voornaam minderjarige 1] bij de vader woont en de andere vier kinderen bij de moeder. Ook moet de omgang op een natuurlijke manier plaatsvinden en niet worden ingekort qua duur en frequentie. Er moet gekeken worden wat er komend jaar mogelijk is.
De vader heeft ter zitting aangevuld dat [voornaam minderjarige 1] spanning ervaart, omdat hij niet bij zijn ouders woont. De plaatsing in het gezinshuis is niet in het belang van de kinderen. De kinderen worden daar aan hun lot overgelaten. Zij hebben de liefde van hun ouders nodig.
Het standpunt van de bijzondere curator
4.4.
De bijzondere curator heeft ter zitting aangegeven dat zij zich kan vinden in het lichaam van het rapport, maar is van mening dat de conclusies onvoldoende worden gedragen door de bevindingen in het onderzoek. In de individuele rapportages van de kinderen wordt duidelijk aangegeven dat zij onzekerheid ervaren over hun perspectief en daardoor niet aan hun ontwikkelingstaken toekomen. In de rapportage van de vader wordt geadviseerd om het komende jaar aan zijn persoonlijke problematiek te werken door schematherapie te volgen bij Fivoor. Er wordt echter ook aangegeven dat hij al eenzelfde soort behandeling heeft gehad bij Fivoor, maar dat het resultaat daarna niet op het niveau is gekomen dat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden. De bijzondere curator vraagt zich daarom af wat er binnen een jaar nog kan worden verwacht en maakt zich zorgen of de veiligheid bij de vader wel voldoende is gewaarborgd. Met betrekking tot de moeder bestaat de zorg dat zij overvraagd zal raken vanwege haar zwakbegaafdheid en beperkte leerbaarheid, wat de moeder zelf bestrijdt. In het verleden is er voor de moeder al veel intensieve hulpverlening in de thuissituatie en een gezinsopname ingezet. Vervolgens zijn de kinderen teruggeplaatst bij de moeder en daarna weer in het gezinshuis geplaatst. Het is zorgelijk dat de ouders door hun onvermogen zelf niet inzien hoe schadelijk hun gedrag is geweest voor de kinderen. Ook blijkt onvoldoende uit de rapportages wat de onzekerheid over hun perspectief en een eventueel uitstel van de beslissing daarover met de kinderen doet. Daarnaast is onvoldoende uitgelegd waarom Formaat tot dit advies is gekomen. In het verleden is gebleken dat een gefaseerde terugplaatsing onrust bracht bij de kinderen. Een situatie waarbij een deel van de kinderen vanuit het gezinshuis wordt teruggeplaatst en een deel niet, zal nog veel ingrijpender zijn voor de kinderen. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] brengt de bijzondere curator naar voren dat de gehoopte stabilisatie bij Pluryn onvoldoende heeft plaatsgevonden. Hij heeft behoefte aan huiselijke warmte. Het LET JB zal moeten kijken of [voornaam minderjarige 1] meer bij zijn ouders kan zijn. De zorgen van het LET JB over vader zijn begrijpelijk. Wellicht brengt een uitbreiding van de omgang een positieve verandering met zich mee of blijkt dat dat niet zo is, maar de huidige situatie is ook niet goed voor [voornaam minderjarige 1] .
Met betrekking tot de omgang kan de bijzondere curator het advies van Formaat wel volgen. Op dit moment is er teveel onrust. De omgang moet op een andere manier worden vormgegeven. De bijzondere curator is het met het LET JB eens dat voor de kinderen duidelijk moet zijn met welke insteek de omgang plaatsvindt. Als bij de vader incidenten hebben plaatsgevonden, dan moet goed worden gekeken of uitbreiding van de omgang met [voornaam minderjarige 1] wel goed voor hem is. Er moeten afspraken worden gemaakt met de vader en de vader moet openheid van zaken geven. Tot slot wil de bijzondere curator benadrukken dat de ouders de kinderen veel te bieden hebben en de omgang goed verloopt.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek onder C/10/678468 (verlenging machtiging tot uithuisplaatsing)
Voorgeschiedenis
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] op 3 januari 2022 en [voornaam minderjarige 5] op 21 februari 2022 voor de eerste keer uit huis zijn geplaatst vanwege een onveilige en instabiele thuissituatie bij de ouders. Tussen de ouders was sprake van een spanningsvolle relatie, waarmee de kinderen werden belast. Daar kwam bij dat beide ouders kampten met persoonlijke problematiek. In de periode daarna is verschillende hulpverlening, waaronder een gezinsopname ingezet, maar dit heeft voor onvoldoende verbetering in de situatie gezorgd. Sinds mei 2022 verbleven de kinderen in het huidige gezinshuis. Begin december 2022 zijn de kinderen weer thuisgeplaatst. De ouders waren op dat moment uit elkaar en woonden gescheiden. In beide thuissituaties werd intensieve hulpverlening ingezet om de terugplaatsing te laten slagen. Op 23 januari 2023 zijn alle kinderen echter opnieuw met spoed uit huis geplaatst vanwege oplopende spanningen in de relatie tussen de ouders, waarbij de kinderen opnieuw werden blootgesteld aan een onveilige en schadelijke opvoedsituatie. Sindsdien verblijven [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] weer in hetzelfde gezinshuis. [voornaam minderjarige 1] verblijft vanwege zijn kind eigen problematiek sinds mei 2023 bij Pluryn, na een kort verblijf bij opa en oma moederszijde.
5.2.
Bij beschikking van 21 april 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat het van belang is dat een neutrale instantie zo spoedig mogelijk de (on)mogelijkheden van de ouders om een veilige en stabiele opvoedsituatie te creëren gaat onderzoeken en dat daarbij ook dient te worden onderzocht of een thuisplaatsing bij (een van) de ouders tot de mogelijkheden behoort of dat het perspectief van de kinderen elders ligt. De zoektocht van het LET JB naar een dergelijke neutrale partij heeft onwenselijk lang geduurd. Pas in februari 2024 is het perspectiefonderzoek bij Formaat gestart. In afwachting van de uitkomsten van het perspectiefonderzoek is het verblijf van [voornaam minderjarige 1] bij Pluryn en de andere kinderen in het gezinshuis voortgezet. Op 7 november 2024 heeft Formaat de zeven aparte forensisch psychologische onderzoeken van de ouders en de kinderen afgerond.
Resultaten uit het perspectiefonderzoek
5.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van alle rapportages en is van oordeel dat Formaat gedegen en uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de ouders en de kinderen. Uit de rapportages volgt dat beide ouders kampen met forse persoonlijke problematiek. De moeder is zwakbegaafd en wordt in haar dagelijks functioneren belemmerd door zelfoverschatting, gevoeligheid voor afwijzing en het buiten zichzelf leggen van de oorzaak van problemen. De vader functioneert op een moeilijk lerend niveau, heeft beperkte regulatie- en copingvaardigheden en is heel gevoelig voor stress en spanningen. Voor beide ouders is het moeilijk emotionele steun en begrip te geven aan de kinderen. Zij kunnen geen erkenning geven voor de ontstane last bij de kinderen door de door het huiselijk geweld veroorzaakte ingrijpende en traumatische ervaringen.
5.4.
Uit de rapportages blijkt dat een thuisplaatsing bij (een van) de ouders voor ieder kind afzonderlijk op dit moment niet aan de orde is. Enerzijds is het advies van Formaat aan de ouders om in behandeling te gaan voor hun persoonlijke problematiek om van daaruit beter te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor een thuisplaatsing van een of meerdere kinderen. Voor beide ouders wordt individuele schematherapie bij Fivoor geadviseerd. De ouders zouden een periode van een jaar de tijd moeten krijgen om hieraan te werken om de kinderen erkenning te kunnen geven voor de door de ouders veroorzaakte problematiek. Indien dit de ouders lukt, dan zou een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] overwogen kunnen worden. Anderzijds volgt uit de rapportages dat bij [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] sprake is van hechtingsproblematiek en bij [voornaam minderjarige 5] van een kwetsbare hechting. Alle kinderen hebben last van forse onzekerheid en hebben behoefte aan duidelijkheid over hun toekomstperspectief. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, structuur en een veilige opvoedomgeving waarin opvoeders (trauma) sensitief en responsief kunnen reageren.
5.5.
De rechtbank is met het LET JB en de bijzondere curator eens dat de aanbevelingen van Formaat niet in lijn zijn met de overige bevindingen in de rapportages. De rechtbank zal hieronder uitleggen welke conclusies zij verbindt aan de rapportages van Formaat, waarbij eerst wordt ingegaan op de situatie van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in het gezinshuis en daarna wordt ingegaan op de situatie van [voornaam minderjarige 1] bij Pluryn.
Conclusies van de rechtbank ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5]
5.6.
De rechtbank stelt op basis van de rapportages van Formaat vast dat het ten eerste onzeker is of een thuisplaatsing van (een van) de kinderen op termijn zal gaan lukken, gelet op de persoonlijke problematiek van de ouders. In het verleden is voor beide ouders al veel hulpverlening ingezet. Uit de rapportages blijkt dat deze vormen van hulpverlening niet het gewenste resultaat hebben gehad. De leerbaarheid van de ouders is minimaal en er zijn veel zorgen over de belastbaarheid van de moeder en emotionele beschikbaarheid van de vader. De door Formaat voorgestelde hulpverleningstrajecten zijn niet wezenlijk anders dan hetgeen eerder is ingezet. Gelet op de beschreven problematiek van de ouders acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat de situatie van de ouders met behulp van de geadviseerde therapie binnen een jaar zodanig is verbeterd dat een thuisplaatsing van een of meerdere kinderen verantwoord zou zijn. Ten tweede kunnen de kinderen deze onzekerheid niet langer verdragen. Zij laten onrustig en gespannen gedrag zien en hebben moeite om nieuwe dingen te leren en vaardigheden vast te houden. Uit de rapportages van Formaat volgt dat zij pas zullen toekomen aan hun ontwikkelingstaken wanneer de kinderen duidelijkheid krijgen over hun perspectief. De kinderen hebben baat bij de veiligheid, stabiliteit en rust die zij in het gezinshuis ervaren. Ten derde acht de rechtbank het niet in het belang van de vier jongste kinderen om ze uit elkaar te halen. De kinderen zijn eerder gefaseerd teruggeplaatst bij de moeder. Deze tijdelijke scheiding bracht al veel spanning, angst en onrust met zich mee. Een situatie waarbij de oudste twee van de vier kinderen wel terug zouden mogen naar de moeder, maar de jongste twee niet, acht de rechtbank emotioneel zeer belastend voor alle vier deze kinderen en daarmee geenszins in hun belang. De kinderen verblijven al geruime tijd samen in het gezinshuis, hebben daar hun plek gevonden en ervaren steun aan elkaar. Een gezamenlijke plaatsing draagt bij aan hun emotionele stabiliteit en ontwikkeling.
5.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de aanbevelingen van Formaat als het gaat om een eventuele terugplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] over een jaar niet moeten worden opgevolgd. De rechtbank ziet twee liefdevolle ouders die hard hun best doen, maar de rechtbank is met het LET JB van oordeel dat alle kinderen op dit moment duidelijkheid nodig hebben over de vraag waar ze zullen opgroeien. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het perspectief van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in het gezinshuis. Er zal niet langer meer naar een thuisplaatsing worden toegewerkt. Het is belangrijk dat de kinderen nu duidelijkheid krijgen over hun perspectief en dat zij gaan ervaren dat zij samen mogen opgroeien in het gezinshuis. De rechtbank dringt er bij de ouders op aan dat zij – hoe ingewikkeld dat voor de ouders ook is – de kinderen zullen laten voelen dat zij het fijn mogen hebben in het gezinshuis en dat er niet meer aan hen getrokken wordt.
5.8.
Anders dan de raadsman van de moeder ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat het perspectief van de vier jongste kinderen bij de gezinshuisouders onzeker is, omdat de gezinshuisouders de zorg voor zoveel kinderen niet zouden aankunnen. Het LET JB heeft ter zitting aangegeven daarover niets te hebben gehoord van Formaat. Dit is in een brief van Formaat van 2 december 2024 bevestigd. Ook heeft het LET JB naar voren gebracht dat er voorafgaand aan het onderzoek van Formaat, noch tijdens het onderzoek van Formaat signalen zijn geweest waaruit dit naar voren komt. Bovendien hebben de gezinshuisouders in de brief van 18 november 2024 juist gepleit voor het samenhouden van de kinderen in het gezinshuis. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling van de raadsman van de moeder en ziet ook geen aanleiding om de onderzoekers van Formaat hierover nader te bevragen.
5.9.
Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Conclusies van de rechtbank ten aanzien van [voornaam minderjarige 1]
5.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de ouders op dit moment ook niet in staat zijn om de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige 1] op zich te nemen. [voornaam minderjarige 1] kan daarom niet terug naar een van beide ouders, maar uit het onderzoek van Formaat volgt ook dat zijn perspectief bij Pluryn onzeker is en dat dit geen plaatsing voor een veel langere termijn lijkt te zijn. Het LET JB en de bijzondere curator zien eveneens dat [voornaam minderjarige 1] ongelukkig is op zijn huidige groep. [voornaam minderjarige 1] is nog maar 11 jaar oud en het is onwenselijk dat hij de rest van zijn jeugd in een instelling opgroeit. Hoewel [voornaam minderjarige 1] evenzeer behoefte heeft aan duidelijkheid, is zijn perspectief gedurende de afgelopen periode nog niet geheel helder geworden en kan hem nog niet de duidelijkheid gegeven worden die de jongste vier kinderen wel geboden kan worden. Aan de hand van de uitkomsten van het perspectiefonderzoek van Formaat dient komend jaar door het LET JB nader onderzocht te worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige 1] ligt. Ongeacht de uitkomsten daarvan, dienen de ouders de aanbeveling van Formaat om te werken aan hun persoonlijke problematiek op te volgen, zodat zij [voornaam minderjarige 1] de komende jaren zo goed mogelijk kunnen ondersteunen, ook als dat in een rol als ouders op afstand zou zijn.
5.11.
Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ten aanzien van het verzoek onder C/10/651239 (omgangsregeling)
5.12.
Bij beschikking van 25 september 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de omgangsregeling tussen de ouders en de jongste vier kinderen moest worden uitgebreid met het oog op een eventuele thuisplaatsing. De omgang is in de periode daarna uitgebreid naar iedere week omgang van anderhalf uur met de kinderen op een externe locatie, waarbij afwisselend de moeder de ene week en vader de andere week komt. Daarnaast zag de moeder [voornaam minderjarige 5] iedere week drie uur onbegeleid, [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] of [voornaam minderjarige 4] op een andere dag twee uur onbegeleid en [voornaam minderjarige 1] om de week een hele dag onbegeleid en een zondag per maand. De vader zag [voornaam minderjarige 1] om de week anderhalf uur onder begeleiding van Family Supporters. Uit het voorgaande blijkt dat een thuisplaatsing niet meer aan de orde is. Ook blijkt uit de rapportages dat de huidige omgangsregeling te belastend is voor de kinderen. De rechtbank zal daarom een nieuwe omgangsregeling - gelijk aan de eerdere situatie - vaststellen, zodat de kinderen meer rust ervaren en de ouders ruimte hebben om aan zichzelf te werken. De rechtbank bepaalt dat de bezoeken met [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] zullen aanvangen met een duur van anderhalf uur per iedere week, waarbij de bezoeken de ene week met de moeder en de andere week met de vader zijn. Het is aan de GI om de omgangsregeling verder vorm te geven waarbij recht wordt gedaan aan de belangen van zowel de kinderen als de ouders.
5.13.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] ziet de rechtbank geen aanleiding om de omgangsregeling te beperken ten opzichte van de huidige situatie. Daarbij speelt enerzijds een rol dat het perspectief voor [voornaam minderjarige 1] niet is bepaald, maar ook dat er ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] (minder) signalen zijn dat de huidige omvang van de omgang te belastend voor hem is.
5.14.
De beperking in de omgangsregeling neemt niet weg dat de ouders altijd de ouders van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] zullen blijven en dat het contact tussen de kinderen en de ouders belangrijk is. Het is daarom van belang dat de ouders zullen werken aan hun persoonlijke problematiek, zoals geadviseerd door Formaat, zodat daardoor de omgang kan worden verbeterd en wellicht op termijn kan worden uitgebreid.
5.15.
Het is aan de GI om de omgangsregeling verder vorm te geven. Hierbij geeft de rechtbank als uitgangspunt mee dat op termijn moet worden gekeken of de omgang in de thuissituatie kan plaatsvinden, mede afhankelijk van alle ontwikkelingen en de mate waarin de ouders in staat zijn om de kinderen emotionele toestemming te geven voor hun verblijf in het gezinshuis dan wel de behandelgroep van Pluryn.
Samenwerking tussen het LET JB en de ouders
5.16.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de samenwerking tussen het LET JB en de ouders nog altijd zeer verstoord is. Dit is niet in het belang van de kinderen. De rechtbank hoopt dat het LET JB en de ouders na deze beslissing en de duidelijkheid die hiermee geboden wordt een nieuwe start kunnen maken en de samenwerking zullen verbeteren.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 juni 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] in een gezinsgerichte voorziening (gezinshuis) tot 28 juni 2025;
6.3.
stelt vast als omgangsregeling tussen de ouders en [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] :
iedere week eenmalig gedurende anderhalf uur, waarbij deze bezoeken de ene week met de moeder en de andere week met de vader plaatsvinden, waarbij de nadere invulling, waaronder de locatie en de eventuele uitbreiding van de bezoeken kan worden bepaald door het LET JB;
6.4.
stelt vast als omgangsregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] :
- iedere twee weken op vrijdag de hele dag tot 21:00 uur;
- een zondag per maand de hele dag;
6.5.
stelt vast als omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] :
- iedere twee weken op vrijdag anderhalf uur begeleid;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, mr. S. Jordaan en mr. S. Riege, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.