ECLI:NL:RBROT:2024:13428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
C/10/684775 / HA RK 24-789
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingszaak motorschip Geroma: Toewijzing verzoek tot beperking van aansprakelijkheid op grond van CLNI 2012 en BW

In de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als Maroma, en de onderlinge waarborgmaatschappij EOC, is op 24 december 2024 door de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een voorval op 22 februari 2023, waarbij de autokraan van het motorschip 'Geroma' in aanraking kwam met de ophaalbrug over de Goereesesluis bij Stellendam. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 23 augustus 2024 is ingediend, en na een mondelinge behandeling op 18 november 2024, waarin ook Rijkswaterstaat als belanghebbende aanwezig was, is de beschikking vastgesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de aansprakelijkheid van de verzoekers, Maroma, [persoon A] (de schipper) en EOC (de verzekeraar), op grond van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) en het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden beperkt tot een bedrag van SDR 818.891,60. Dit bedrag is te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van het voorval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers het fonds moeten stellen ter hoogte van dit bedrag, vermeerderd met € 7.500,00 voor de kosten van de procedure. Tevens is mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan aangewezen als rechter-commissaris en is dhr. N. van der Noll benoemd als vereffenaar van het fonds. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de verzoekers gerechtigd zijn om zich op de beperking van aansprakelijkheid te beroepen, en dat er geen verweer is gevoerd door de belanghebbenden tegen het verzoek. De beschikking biedt duidelijkheid over de te nemen stappen voor de verzoekers en de voorwaarden waaronder de aansprakelijkheid kan worden beperkt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
motorschip “Geroma” (zakenfonds)
zaaknummer / rekestnummer: C/10/684775 / HA RK 24-789
Beschikking van 24 december 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHEEPVAARTBEDRIJF MAROMA B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
2.
[persoon A],
wonende te Papendrecht,
3. de onderlinge waarborgmaatschappij
E.O.C. ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
verzoekers,
advocaat mr. P.E. van Dam te Zwolle.
Verzoekers worden hierna voor zover nodig afzonderlijk genoemd Maroma, [persoon A] en EOC.

1.Het procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op 23 augustus 2024 bij de rechtbank ontvangen verzoekschrift met tien bijlagen.
1.2.
De rechtbank heeft een datum voor de mondelinge behandeling bepaald. De griffier heeft verzoekers en de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden voor die mondelinge behandeling opgeroepen. Voorts heeft de griffier van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling daarvan aankondiging gedaan op de website van De Schuttevaer, gepubliceerd op 10 oktober 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 november 2024. Op de mondelinge behandeling is naast verzoekers Rijkswaterstaat als belanghebbende verschenen.
Namens de in het verzoekschrift genoemde belanghebbende Zoet of Zout B.V. heeft mr. El Gamali op 15 november 2024 de rechtbank bericht dat zij niet aanwezig zal zijn bij deze mondelinge behandeling en dat zij geen verweer voert tegen het verzoek tot beperking van de aansprakelijkheid.
Bij de rechtbank zijn geen andere belanghebbenden bekend.
1.4.
Op de mondelinge behandeling is als datum voor de beschikking bepaald 16 december 2024, of zoveel eerder als mogelijk.
1.5.
Van het verhandelde op de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt tot het vaststellen van het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van verzoekers op grond van artikel 1 e.v. Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (hierna: CLNI 2012), dan wel artikel 8:1060 e.v. Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van zaakschade voorshands is beperkt en tot het bevel dat tot een procedure ter verdeling van het te stellen fonds zal worden overgegaan, ter zake van het op 22 februari 2023 in aanraking komen van de autokraan van het motorschip “Geroma” met de ophaalbrug over de Goereesesluis bij Stellendam (hierna: het voorval).
2.2.
Maroma (de eigenaresse van het motorschip “Geroma”), [persoon A] (de schipper van het schip ten tijde van het voorval) en EOC zijn allen in Nederland gevestigd of woonachtig. Zij worden door twee Nederlandse partijen aansprakelijk gehouden voor de geleden schade in verband met de aanvaring tegen de ophaalbrug. Deze rechtbank is daarom bevoegd om kennis te nemen van het verzoek op grond van artikel 12 CLNI 2012 en 642a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit is ook niet in geschil.
2.3.
Maroma behoort als eigenaresse van het motorschip “Geroma” tot de kring van tot beperking van aansprakelijkheid gerechtigde personen in de zin van artikel 1 lid 1 CLNI 2012 dan wel artikel 8:1060 lid 1 BW. Dat Maroma eigenaar is van het motorschip “Geroma” blijkt uit het door haar overgelegde kadastrale uittreksel.
[persoon A] was schipper van de “Geroma” ten tijde van het voorval, dus een persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid de scheepseigenaar aansprakelijk is. Daarom is [persoon A] gerechtigd zich op de beperking van aansprakelijkheid te beroepen, op grond van artikel 1 lid 3 CLNI 2012 dan wel artikel 8:1061 lid 1 BW.
EOC behoort als de verzekeraar van de “Geroma” tot de kring van tot beperking van aansprakelijkheid gerechtigde personen in de zin van artikel 1 lid 5 CLNI 2012 dan wel artikel 8:1061 lid 2 BW.
2.4.
Verzoekers worden door de bekende belanghebbenden aansprakelijk gehouden voor vorderingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub a en c CLNI 2012 of artikel 8:1062 lid 1 sub a en c BW.
2.5.
Verzoekers stellen dat het laadvermogen van de “Geroma” 1.640,958 mt is en dat het voortstuwingsvermogen 701 kW bedraagt. Deze gegevens worden bevestigd in de door verzoekers overgelegde meetbrief van het schip.
Verzoekers stellen dat hun aansprakelijkheid voor schadevergoedingsvorderingen die voortvloeien uit het voorval, waaronder die van de bekende belanghebbenden, kan worden beperkt tot SDR 818.891,60 op grond van artikel 6 lid 1 aanhef onder b en onder a sub ii CLNI 2012 dan wel artikel 8:1065 BW en artikel 1 lid 1 onder c en onder a sub 2 en onder c van het Koninklijk Besluit van 29 november 1996, Stb. 1996, 587, gewijzigd bij Besluit van 13 maart 2018 ter uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) (Trb. 2013, 72) (Stb. 2018, 128) (hierna: het Besluit).
2.6.
De bekende belanghebbenden hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van verzoekers met betrekking tot de beperking van aansprakelijkheid voor het voorval. Evenmin is verweer gevoerd tegen de berekening van het te stellen zakenfonds zoals opgenomen in het verzoekschrift.
2.7.
Het bedrag waartoe de aansprakelijkheid voor vorderingen waarvoor beperking wordt verzocht voorshands is beperkt (de omvang van het te vormen zakenfonds), beloopt ook volgens de rechtbank SDR 818.891,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag volgende op de dag van het voorval, derhalve 22 februari 2023, tot en met de dag volgende op de dag waarop het fonds zal zijn gesteld (artikel 6 lid 1 aanhef onder b CLNI 2012, dan wel artikel 8:1065 BW en artikel 1 lid 1 sub a en sub c van het Besluit). De genoemde rekeneenheid SDR is het bijzondere trekkingsrecht, zoals dat is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds (IMF), naar de koers van de dag van het stellen van het fonds om te rekenen in euro’s volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.
2.8.
Verzoekers hebben medegedeeld het zakenfonds te willen vormen door storting op een door de rechtbank aan te geven rekening. Deze mogelijkheid is vervallen. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat verzoekers nadat deze beschikking is afgegeven nog kunnen kiezen of zij het zakenfonds willen vormen door storting in de consignatiekas, of door het stellen van een garantie conform het Rotterdams Garantieformulier Limitatie 2020 (RGFL 2020).
2.9.
Tot zover voldoen de verzoeken aan de wettelijke vereisten. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verzoekers fonds moeten stellen tot het in 2.7 bedoelde totaal beloop (artikel 1 e.v. CLNI 2012, dan wel artikel 8:1060 e.v. BW, artikel 642a e.v. Rv en artikel 1 e.v. van het Besluit) nog te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag volgende op de dag van deze zekerheidstelling, tot de datum van daadwerkelijke en volledige betaling onder de te stellen garantie.
2.10.
De rechtbank zal bepalen dat verzoekers het fonds moeten vermeerderen ter bestrijding van de kosten van de procedure. De vereffenaar heeft deze kosten voorlopig begroot op € 7.500,00, en dit is ter zitting besproken zonder dat daartegen bezwaar is gemaakt. De rechtbank zal dienovereenkomstig bepalen dat de kosten van de procedure voorlopig worden vastgesteld op € 7.500,00.
2.11.
De rechtbank zal een rechter-commissaris aanwijzen en een vereffenaar benoemen.
2.12.
Ingevolge artikel 642c lid 5 Rv is deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beslissing

3.1.
bepaalt het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van verzoekers ter zake van de zaakschade in verband met het in 2.1 bedoelde voorval voorshands is beperkt op SDR 818.891,60, om te rekenen in euro’s naar de koers van de dag van het stellen van het fonds volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover te berekenen vanaf de dag volgende op de dag van het voorval, derhalve 22 februari 2023, tot de dag volgende op de dag van het stellen van het fonds;
3.2.
bepaalt dat verzoekers uiterlijk op
22 januari 2025fonds moeten stellen voor het beloop van het in 3.1 genoemde bedrag aan hoofdsom en rente, in het geval dat een garantie wordt gesteld nog te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de aanvang van de dag volgende op de dag van deze zekerheidsstelling tot de datum van daadwerkelijke en volledige betaling onder die garantie, het fondsbedrag nog te vermeerderen met € 7.500,00 ter bestrijding van de kosten van de procedure;
3.3.
wijst aan als rechter-commissaris ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan;
3.4.
benoemt tot vereffenaar van het fonds dhr. N. van der Noll , Pleitbezorger , Postbus 2622 , 1000 CP Amsterdam , niels.van.der.noll@pleitbezorger.com .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.
[3718/3266/1885]