ECLI:NL:RBROT:2024:13427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
10/202006-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van seksueel binnendringen van een elfjarig slachtoffer met DNA-bewijs en veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een elfjarig meisje. Het slachtoffer was aan de waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent was, en dat deze werd ondersteund door DNA-bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De vorderingen van de benadeelde partij zijn gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen en herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/202006-23
Datum uitspraak: 24 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 11 juli 2024;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer en haar ouders, voor de duur van twee jaar, waarbij één week hechtenis kan worden opgelegd per overtreding, met een maximum van zes maanden, en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van bewijsmiddelen. De verklaring van het slachtoffer is niet consequent en kan daardoor niet als bewijsmiddel worden gebruikt. Het DNA-spoor kan daarnaast niet bijdragen aan het ten laste gelegde seksueel binnendringen, omdat dit enkel op de onderbroek is aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer weleens heeft weggeduwd en mogelijk is het DNA daardoor op haar onderbroek terechtgekomen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 6 september 2023 heeft [naam 1] aangifte gedaan namens zijn dochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Hij heeft verklaard dat zij op 8 augustus 2023 naar hem toe kwam en vertelde dat zij gezoend had met [verdachte], de verdachte, en dat hij aan haar had gezeten. Nadat haar vader had doorgevraagd, vertelde [slachtoffer] dat dit was gebeurd terwijl haar vriendinnetje [naam 2] (de dochter van [verdachte]) naast hen zat. Toen [slachtoffer] op de schoot van [verdachte] zat, deed hij een kussen op haar en ging hij met zijn hand in haar broek. [slachtoffer] wees naar haar vagina en verklaarde dat dit pijn deed. Ook zou zij zijn hand hebben weggetrokken. Naar aanleiding hiervan besloot de vader van [slachtoffer] de politie te bellen.
Naar aanleiding van deze melding zijn de verbalisanten op 8 augustus 2023 ter plaatse gekomen op het adres van [slachtoffer] en haar ouders. [slachtoffer] vertelde aan de verbalisanten dat zij die dag bij een vriendinnetje [naam 2] was geweest en dat zij op schoot had gezeten bij [verdachte]. [verdachte] zou haar hebben vastgepakt bij een plek. Desgevraagd wees zij naar haar vagina. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] in haar onderbroek had gezeten en met zijn hand tegen haar vagina aankwam. Ook deed hij zijn vingers in haar vagina naar binnen en dit deed veel pijn. Op de vraag van de verbalisanten of dit haar vriendinnetje [naam 2] was opgevallen, antwoordde [slachtoffer] dat [verdachte] een kussen op haar schoot had gelegd, zodat het niet opviel.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. [slachtoffer] heeft wat betreft de hoofdlijnen – de seksuele handelingen en de manier waarop dit is gegaan – consistent verklaard. Ook heeft zij meerdere keren verklaard dat het pijn deed toen de verdachte zijn vingers in haar vagina deed. De hiervoor genoemde verklaringen komen grotendeels overeen met elkaar en zijn bovendien ook gedeeltelijk bevestigd tijdens het studioverhoor dat heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023. Hoewel dit studioverhoor niet geheel is gelukt gelet op de kwetsbaarheid bij het slachtoffer, heeft [slachtoffer] in dit verhoor wederom verklaard over een kussen dat op haar werd geplaatst door de vader van [naam 2].
De verklaring van [slachtoffer] vindt bovendien op essentiële onderdelen concrete steun in ander bewijsmateriaal. Uit het DNA onderzoek blijkt dat het DNA van de verdachte aan de binnenzijde van de voorzijde van de onderbroek van [slachtoffer] is aangetroffen. Dit past bij haar verklaring, namelijk dat de verdachte met zijn hand in haar onderbroek is gegaan en haar daar vervolgens heeft aangeraakt. De verklaring die de raadsman hiervoor heeft gegeven, dat de verdachte haar weleens heeft weggeduwd, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers, nog los van het feit dat die plek waar het DNA van de verdachte is aangetroffen niet verwacht mag worden in geval van ‘wegduwen’, heeft de verdachte aanvankelijk steeds ontkend dat er enig lichamelijk contact tussen hem en [slachtoffer] is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde, namelijk het seksueel binnendringen van [slachtoffer], wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 augustus 2023 te Hellevoetsluis, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en welke [slachtoffer] een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer], althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer], gebracht en/of gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die
bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit , de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij een elfjarig vriendinnetje van zijn dochter. Het misbruik heeft plaatsgevonden binnen de huiselijke sfeer, in de woning van de verdachte, terwijl [slachtoffer] bij de dochter van de verdachte aan het spelen was en zij dus aan de waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd. Dit is een omgeving waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Hij heeft bewust een kussen op haar schoot geplaatst, zodat hij ongezien – terwijl zijn eigen dochter ook op de bank zat – zijn gang kon gaan en [slachtoffer] seksueel kon misbruiken.
Daarbij komt dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van [slachtoffer], terwijl hij wist dat zij een bijzonder kwetsbaar meisje is, immers heeft zij autisme en is haar sociaal emotionele leeftijd ongeveer 1,5 jaar oud. De ouders van [slachtoffer] en de verdachte en zijn partner kenden elkaar goed, omdat hun beide kinderen in die zin kwetsbaar zijn en zij vertrouwden [slachtoffer] mede daarom toe aan de waakzaamheid van de verdachte. De verdachte heeft voor zijn gedragingen en voor het in hem gestelde vertrouwen ook geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen.
De gevolgen van dergelijk misbruik zijn in het algemeen zeer ernstig, zeker bij zulke jonge kinderen. Slachtoffers kunnen langere tijd ernstig nadeel ondervinden van seksueel misbruik omdat zij voor de seksuele ontwikkeling goed en wel is begonnen, op een negatieve manier met seksualiteit in aanraking zijn gekomen. Dat de gedragingen van de verdachte inderdaad nu al grote gevolgen hebben gehad voor [slachtoffer] blijkt onder meer uit de indrukwekkende slachtofferverklaring die door haar moeder ter terechtzitting is gegeven.
De rechtbank rekent al het voorgaande de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Opvallend is dat de verdachte eerder voor een zedenzaak is veroordeeld. Nu dit feit dateert uit 2008 en hij daarvoor geen straf opgelegd heeft gekregen, zal daar niet in strafverzwarende zin rekening mee worden gehouden.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De reclassering kan nauwelijks (algemene) risicofactoren benoemen, behoudens de interacties met minderjarigen in de familiaire/kennissenkring. Dit risico is dusdanig dat een interventie op het gebied van zeden nodig wordt geacht. Er is sprake van stabiliteit op het gebied van huisvesting, dagbesteding en inkomen, waardoor geen interventies nodig zijn op praktisch vlak. Een indicatie van alcohol- of middelengebruik ontbreekt. De verdachte staat open voor behandeling die is gericht op het kanaliseren van emoties en interventies om assertiever in het leven te staan. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer en haar ouders.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter – gelet op de ernst van het feit – geen aanleiding. De verdachte heeft misbruik gemaakt van een zeer kwetsbaar meisje van pas elf jaar oud die aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd. De rechtbank ziet voldoende aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) en haar ouders [naam 1] (geboren op [geboortedatum 3] 1988) en [naam 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1987), en een gebiedsgebod voor [locatie] (het woonadres van het slachtoffer en haar ouders).
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] dan wel haar ouders, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ter zake van het ten laste gelegde feit.
  • De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert (mede na de indiening van een aanvullende vordering) een bedrag van € 7.025,00 of € 3.412,50 aan materiële schade, € 8.000,00 aan immateriële schade en € 22.000,00 aan nader te onderbouwen schade;
  • De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert (mede na de indiening van een aanvullende vordering) een bedrag van € 10.499,44 aan materiële schade, 2.000,00 aan immateriële schade en € 5.000,00 aan nader te onder bouwen schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] op het standpunt gesteld dat de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. Het overige gedeelte van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] dient grotendeels niet-ontvankelijk te worden verklaard, met uitzondering van de reis- en parkeerkosten van
€ 145,32. Het immateriële gedeelte van de vordering is niet voldoende onderbouwd, omdat hieruit niet blijkt dat er bij de moeder van het slachtoffer sprake is van een geobjectiveerd ziektebeeld.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, omdat vrijspraak wordt bepleit. Subsidiair voert de verdediging aan dat uit de stukken die door de benadeelde partijen zijn aangeleverd blijkt dat er reeds in 2018 en 2020 sprake was van een hulpvraag bij het slachtoffer. Hierdoor bestaat er geen verband tussen de geleden schade en de gedragingen van de verdachte en dient de vordering te worden afgewezen. Geheel subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 7.025,00 / € 3.412,50 gevorderd wegens opgelopen studievertraging. Uit de berekening van de benadeelde partij en de stukken die zijn overgelegd blijkt dat er – naast de psychische gevolgen wegens het seksueel misbruik – tevens sprake is van een ontwikkelingsstoornis. Nu het causale verband tussen het bewezenverklaarde strafbare feit en de opgelopen schade daardoor niet voldoende kan worden vastgesteld, zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nader te onderbouwen schade
De nader te onderbouwen schade betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De vordering mist thans echter elke vorm van onderbouwing en concretisering en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] kosten heeft gemaakt voor en namens haar dochter [benadeelde partij 1]. Deze schadeposten betreffen zogenoemde verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107 BW. De kosten die zijn gemaakt in het kader van de reis- en parkeerkosten naar het EMC en het politieverhoor van in totaal € 145,32 houden rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde strafbare feit en zullen worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Zoals reeds hiervoor is overwogen, blijkt uit de stukken dat ook voor het bewezenverklaarde feit sprake was van problematiek bij het slachtoffer. Het causale verband ten aanzien van de gevorderde kosten voor de paardentherapie en de dagbehandeling bij Weidezicht kan derhalve niet worden vastgesteld. De kosten voor de schade aan de woning zijn daarnaast onvoldoende onderbouwd. Dit gedeelte van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, bestaande uit een aantasting in de persoon die op andere wijze dan door letsel of aantasting van de eer en goede naam is ontstaan. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat van een aantasting in de persoon kan worden gesproken. De psychische gevolgen die het feit voor de benadeelde heeft gehad, blijken bovendien ook uit het feit dat de moeder van het slachtoffer naar het spreekuur van de huisarts is geweest en naar de praktijkondersteuner GGZ is doorverwezen, maar ook uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft gegeven. Het gevorderde bedrag van € 2.000,00 acht de rechtbank dan ook redelijk en zal geheel worden toegewezen.
Nader te onderbouwen schade
De nader te onderbouwen schade betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De vordering mist thans echter elke vorm van onderbouwing en concretisering en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelden partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van respectievelijk € 5.000,00 en € 2.145,32, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig
vindt;
zich laat behandelen door De Waag Rijnmond, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 2]), [naam 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1987 te [geboorteplaats 3]) en [naam 1] (geboren op [geboortedatum 3] 1988 te [geboorteplaats 4]);
zich niet op te houden in [locatie];
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 2.145,32 (zegge: tweeduizendhonderdvijfenveertig euro en tweeëndertig eurocent), bestaande uit
€ 145,32 aan materiële schade en € 2.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen)
€ 2.145,32 (hoofdsom, zegge: tweeduizendhonderdvijfenveertig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.145,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
31 (eenendertig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. R.P. Boon en E.A. Kool, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2023 te Hellevoetsluis, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en welke [slachtoffer] een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer], althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer], gebracht en/of gehouden, en/of
- met die [slachtoffer] getongzoend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 augustus 2023 te Hellevoetsluis, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte
- de (onbedekte) vagina van die [slachtoffer] betast, en/of
- met die [slachtoffer] getongzoend.