ECLI:NL:RBROT:2024:13426
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen uitstel van beslissing voorwaardelijke invrijheidstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 november 2024 uitspraak gedaan over een bezwaar van een veroordeelde tegen een uitstel van de beslissing over zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De veroordeelde, die in Duitsland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1461 dagen, kwam op 28 mei 2024 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Het Openbaar Ministerie had echter de beslissing over deze invrijheidstelling uitgesteld, eerst voor 90 dagen en later voor 150 dagen. De veroordeelde heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij van mening was dat de uitstelperiode te lang was en dat er onvoldoende voortvarend naar een geschikte woonplek was gezocht.
De rechtbank heeft het bezwaar behandeld en vastgesteld dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot de beslissing tot uitstel had kunnen komen, maar dat de periode van 150 dagen te lang was. De rechtbank oordeelde dat een uitstel van 120 dagen meer passend was, mede gezien het feit dat er eerder al een uitstel van 90 dagen was verleend. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 24 december 2024. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in de raadkamer, waarbij de rechters de belangen van de veroordeelde en het Openbaar Ministerie hebben afgewogen.