ECLI:NL:RBROT:2024:13417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10-217897-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en aanranding wegens onvoldoende bewijs van seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht tegen de wil van de aangeefster. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 28 juni 2022 tijdens een bedrijfsuitje van het politiebasisteam, waar zowel de verdachte als de aangeefster aanwezig waren. De aangeefster verklaarde dat de verdachte op een partyboot zijn hand onder haar jurk had gestoken en haar vagina had betast, wat zij als een seksuele handeling tegen haar wil beschouwde. De verdachte ontkende echter deze beschuldigingen en verklaarde dat hij de aangeefster slechts kort had aangeraakt om zijn evenwicht te bewaren en om haar te helpen omdat hij dacht dat ze dreigde weg te vallen door alcoholgebruik.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de getuigen zorgvuldig gewogen. Hoewel meerdere getuigen bevestigden dat de verdachte zijn hand op het been van de aangeefster had gelegd en deze omhoog bewoog, was er geen steunbewijs dat de verdachte daadwerkelijk seksuele handelingen had verricht. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de handelingen van de verdachte bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de verkrachting.

Wat betreft de aanranding oordeelde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de aangeefster de handelingen tegen haar wil had ondergaan. Getuigen verklaarden dat er een gezellige en flirterige sfeer was tussen de verdachte en de aangeefster, en dat de aanrakingen niet als ongewenst werden ervaren. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hadden plaatsgevonden, dit niet kenbaar was voor de verdachte. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-217897-22
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gevorderd.

4.Vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting en de onder 2 ten laste gelegde aanranding. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De verdachte en de aangeefster waren op 28 juni 2022 beiden aanwezig op een bedrijfsuitje van het politiebasisteam, waarin de verdachte al langer werkte en aangeefster na afronding van haar opleiding geplaatst zou worden. Een deel van dit uitje vond in Rotterdam plaats op een partyboot. Op het buitendek van de boot hebben zij geruime tijd met elkaar en met anderen gesproken. Bij deze gesprekken waren de verdachte en de aangeefster steeds dicht bij elkaar. De aangeefster zat op een tafeltje met haar voeten over de railing en de verdachte stond tegenover haar met zijn rug naar de railing naast de benen van de aangeefster. De aangeefster droeg die dag een zomerjurkje tot iets boven haar knieën.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op enig moment tegen haar zin zijn hand op haar been heeft gelegd en deze geleidelijk onder haar jurk omhoog heeft bewogen, richting haar schaamstreek. Vervolgens zou de verdachte met zijn vingers in haar vagina zijn gegaan en zijn vingers daarin heen en weer hebben bewogen. De aangeefster heeft verklaard dat dit tegen haar wil was, maar dat zij zich hiertegen niet heeft kunnen verzetten omdat zij vanwege een eerdere nare seksuele ervaring een zogenaamde ‘freeze’-reactie heeft ondervonden.
De verdachte daarentegen ontkent ten enenmale dat hij met zijn hand onder de jurk van aangeefster is geweest, laat staan dat hij bij aangeefster seksuele handelingen heeft verricht. Hij heeft verklaard dat hij de aangeefster vier keer kort bij haar been heeft aangeraakt: één keer om zijn evenwicht te bewaren, twee keer om een pijnprikkel toe te dienen omdat hij dacht dat de aangeefster vanwege haar alcoholgebruik en de felle zon dreigde weg te vallen en tot slot nog één keer om een drankje wat over het been van aangeefster was gevallen af te vegen.
De verklaring van de aangeefster wordt vrijwel volledig ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen. Acht getuigen hebben waargenomen dat de verdachte zijn hand op het been van de aangeefster had liggen, dat zijn hand geleidelijk omhoog bewoog tot onder de jurk van de aangeefster en daar enige tijd bleef. Dergelijk handelen kan naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk anders uitgelegd worden dan als een benadering door de verdachte met seksuele intenties.
Gelet op de waarnemingen van vele getuigen acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij het been van de aangeefster slechts vier keer kort en zonder seksuele intenties heeft aangeraakt, niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de aangeefster op zijn minst in de buurt van haar schaamstreek heeft betast en ook dat zijn aanrakingen een seksueel karakter hadden. Niet uitgesloten is dat de verdachte ook met zijn vingers in de vagina van de aangeefster is gegaan. Dit onderdeel van de verklaring van de aangeefster vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen. Gelet daarop acht de rechtbank niet bewezen dat de handelingen van de verdachte mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting.
Om tot een veroordeling te komen van de onder feit 2 tenlastegelegde feitelijke aanranding moet bewezen worden dat de aangeefster de hiervoor genoemde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Verschillende getuigen hebben in dat kader verklaard dat sprake was van een gezellige, ontspannen en flirterige sfeer tussen de verdachte en de aangeefster en dat de aanrakingen van de verdachte niet tegen de wil van de aangeefster leken plaats te vinden. Eén van de getuigen heeft zelfs verklaard dat zij de aangeefster apart heeft genomen en heeft aangesproken op de manier waarop zij en de verdachte met elkaar omgingen, omdat zij dat onverstandig en ongepast vond aangezien de aangeefster in hetzelfde team als de verdachte zou worden geplaatst. Volgens deze getuige ging de aangeefster vervolgens toch weer terug naar de verdachte en werd het flirterige gedrag, waaronder de aanrakingen, tussen hen gewoon voortgezet.
De verklaring van de aangeefster dat dit tegen haar wil is geschied vindt dan ook geen steun in andere bewijsmiddelen.
Ook voor de verklaring van de aangeefster dat bij haar sprake was van een ‘freeze’-reactie, of dat anderszins sprake is geweest van dwang in de zin van de wet, biedt het dossier geen aanknopingspunten. Geen van de getuigen maakt melding van een zogenaamde ‘freeze’- reactie of enige vorm van dwang, Voor zover aangeefster op enig moment in de verte zou hebben gestaard en een sigaret rookte, terwijl verdachte met zijn hand onder haar jurk zat, zoals een van de getuigen verklaart, is dit, zeker in het licht van de overige verklaringen, onvoldoende om een dergelijke ‘freeze-reactie aan te kunnen nemen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, indien de seksuele handelingen al tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden, dit toen niet kenbaar is geweest of had moeten zijn voor de verdachte.
Het gedrag van de verdachte kan als aanstootgevend worden aangemerkt en dit blijkt ook wel uit de verschillende getuigenverklaringen. De mate van verontwaardiging verschilt, waarbij de één het vooral onverstandig vond vanwege de professionele relatie die men met elkaar had en anderen het gedrag ronduit smakeloos en ongepast vonden. Hoewel de rechtbank zich deze reacties kan voorstellen maakt dit niet dat tot bewijs van het onder 2 tenlastegelegde kan worden geconcludeerd. De verdachte wordt daarom eveneens vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde aanranding.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , bijgestaan door mr. C. Karsdorp, ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken. De benadeelde partij en de verdachte dragen ieder de eigen kosten.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. van Vuren, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Rotterdam
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), te weten
door het onverhoeds plaatsen van zijn, verdachtes, hand op het been van [slachtoffer] en/of door gebruik te maken van zijn fysieke/geestelijke overwicht,
althans tegen haar wil,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Hoogendoorn, te weten:
- met zijn, verdachte, hand over het linkerbeen richting de lies te gaan,
- daarmee de slip opzij te schuiven, en vervolgens
- zijn wijsvinger en middelvinger in de vagina te brengen en/of houden;
2
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Rotterdam,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het onverhoeds plaatsen van zijn, verdachtes, hand op het been van [slachtoffer] en/of door gebruik te maken van zijn fysieke/geestelijke overwicht, althans tegen haar wil,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- met zijn, verdachte, hand over het linkerbeen richting de lies te gaan,
- daarmee de slip opzij te schuiven, en vervolgens
- zijn wijsvinger en middelvinger in de schaamstreek en/of in nabijheid van de vagina te brengen en/of houden;