ECLI:NL:RBROT:2024:13416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10-044226-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met geweld en poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan de voortgezette handeling van medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak kwam voort uit een gewelddadige beroving die plaatsvond op 29 januari 2024 in Rotterdam, waarbij de aangever, die een motor wilde kopen, werd bedreigd met een vuurwapen en uiteindelijk gewond raakte door een schot. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de beroving en concludeerde dat hij wel degelijk betrokken was bij de gewelddadige handelingen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen betrouwbaar, ondanks inconsistenties over de aard van de afspraak. De verdachte werd vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het opzet om de aangever te doden, maar het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van letsel werd wel bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk hebben gehandeld en dat de ernst van de feiten een forse gevangenisstraf rechtvaardigde. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat zij zich in een situatie bevonden die het risico op geweld met zich meebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-044226-24
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken omdat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaringen van de aangever en de getuige zijn niet betrouwbaar: zo is de verklaring van de aangever dat hij een motor wilde kopen ongeloofwaardig nu uit de verklaringen van de verdachten en de rest van het dossier blijkt dat er sprake was van een vuurwapendeal. De verdachte is meegegaan als bodyguard en heeft enkel buiten de auto gestaan. Hij had geen wetenschap van wat er zou gaan gebeuren en kon niet verwachten dat het uit de hand zou lopen. Hij wist niet dat de medeverdachte een wapen bij zich had. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van de aangever.
4.2.
Beoordeling
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting kan het volgende worden afgeleid. Op 29 januari 2024 komt bij de politie een melding binnen van een schietpartij op de Paul Krugerstraat in Rotterdam. Het slachtoffer (hierna: de aangever) bevindt zich inmiddels op de Dordtselaan te Rotterdam. Wanneer de politie daar aankomt treffen zij de aangever aan met een schotwond in zijn linkerborst met uitschot uit de linkerbil. De aangever wordt met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd waar uiteindelijk blijkt dat er geen vitale organen zijn geraakt.
De aangever heeft verklaard dat hij een motor wilde kopen. Hij is hiervoor in contact gekomen met ‘ [naam] ’ die als tussenpersoon een afspraak met een verkoper heeft gemaakt. Er zou zijn afgesproken dat de aangever € 9.000,- voor de motor zou betalen. De aangever is samen met zijn vrouw (de getuige [naam getuige] ), hun nichtje en ‘ [naam] ’ naar de afgesproken plek, de Paul Krugerstraat, gereden waar zij uiteindelijk twee personen ontmoeten: jongen 1 en jongen 2. ‘ [naam] ’ staat op dat moment naast de auto en houdt zich afzijdig van wat zich vervolgens afspeelt. De twee jongens zijn opdringerig en willen het geld van de aangever hebben. Eerst stapt jongen 1 in de auto, maar hij wordt ongeduldig en stapt weer uit. Vervolgens stapt jongen 2 in de auto en gaat jongen 1 in de deuropening staan. Beide jongens uiten mondelinge bedreigingen richting de aangever en de getuige en jongen 1 toont hierbij ook een vuurwapen. Jongen 1 grist vervolgens een geldbedrag uit de handen van de aangever waarna jongen 2 uit de auto wil stappen, terwijl de aangever hem probeert tegen te houden door hem bij zijn jas vast te pakken. Jongen 2 heeft op dat moment zijn hand in zijn jaszak en er gaat een schot af. Deze verklaring van de aangever wordt op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige] . Ook zij verklaart dat de aangever een motor wilde kopen, dat daartoe een afspraak is gemaakt met behulp van een tussenpersoon en dat die afspraak is uitgemond in een gewelddadige beroving waarbij geschoten is met een vuurwapen.
Gedurende het politieonderzoek worden drie verdachten aangehouden, namelijk de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij verklaren dat zij inderdaad op 29 januari 2024 op de Paul Krugerstraat aanwezig waren. Over de aanleiding van de ontmoeting en wat zich daar is voorgevallen verklaren zij verschillend. [medeverdachte 1] verklaart dat de aangever vuurwapens wilde kopen en dat hij daartoe een ontmoeting heeft met een verkoper heeft opgezet. Die persoon zou hem echter geen echte, maar nepvuurwapens verkopen. [medeverdachte 1] verklaart dat hij wel is meegegaan naar de afspraak, maar zich verder van de situatie afzijdig heeft gehouden. De medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij bij de aangever in de auto is gestapt, dat hij een geldbedrag van € 4.500,- van de aangever heeft gekregen voor de vuurwapens en dat de aangever er vervolgens achter kwam dat de vuurwapens nep waren. Hij heeft geprobeerd uit de auto te komen, maar de aangever pakte hem vast bij zijn rechterjaszak om hem tegen te houden. [medeverdachte 2] had een vuurwapen in zijn jaszak zitten dat hierdoor is afgegaan. Hij is weggerend en heeft het geldbedrag meegenomen. De verdachte verklaart dat hij als bodyguard is meegegaan naar de afspraak. Hij had geen wapen bij zich, wist niet wat er zou gaan gebeuren en wist niet dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. De verdachte zegt niet in de auto te zijn geweest maar verklaart slechts naast de auto te hebben gestaan en niet te hebben gezien wat zich in de auto heeft afgespeeld.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van zowel de aangever en de getuige [naam getuige] als de verklaringen van de verdachten zelf vast dat ‘ [naam] ’ de medeverdachte [medeverdachte 1] is, dat door de aangever en [naam getuige] aangeduide jongen 1 de verdachte Leter is en dat jongen 2 de medeverdachte [medeverdachte 2] betreft.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever en getuige [naam getuige]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van de aangever en de getuige [naam getuige] betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs. De rechtbank acht de verklaringen op het punt van de aanleiding van de afspraak niet geloofwaardig. Het dossier biedt meer dan voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de aangever geen motor, maar vuurwapens wilde kopen. Dit brengt echter nog niet zonder meer mee dat de verklaringen van de aangever en zijn partner in zijn geheel onbetrouwbaar zijn. Het feit dat de aangever en zijn vrouw over de aard van de deal liegen, ziet naar het oordeel van de rechtbank vooral op het feit dat zij hiermee ook eigen strafrechtelijk verwijtbaar handelen zouden moeten erkennen, maar hoeft geen afbreuk te doen aan de feitelijke gang van zaken rondom die deal.
De rechtbank acht de verklaringen, daar waar deze gaan over de beroving zelf, de hierbij geuite bedreigingen en het gebruikte geweld wel degelijk betrouwbaar. Dat over de wijze waarop het schieten in de auto enige verschillen in de verklaringen bestaan, kan worden verklaard door de chaotische situatie en de stress en paniek bij betrokkenen op dat het moment. De verklaringen zijn voor het overige consistent als het gaat om welke personen aanwezig waren, wat de onderlinge rolverdeling is geweest, dat de aangever op gewelddadige wijze van zijn geld is beroofd en dat er geschoten is. De verklaringen van de aangever en de getuige ondersteunen elkaar bovendien op belangrijke punten. De rechtbank bezigt deze verklaringen daarom voor het bewijs.
Diefstal met geweld (feit 2)
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van de aangever, de getuige en de medeverdachte [medeverdachte 2] bewezen dat een geldbedrag van de aangever is weggenomen. Omdat de rechtbank de verklaring van de aangever op het punt van de aankoop van de motor niet geloofwaardig acht, kan ook niet vastgesteld worden dat het weggenomen bedrag daadwerkelijk € 9.000,- is geweest. De rechtbank stelt gelet op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] daarom vast dat in elk geval een geldbedrag van € 4.500,- weggenomen is.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij geen wetenschap had van de beroving en dat hij zich hiervan afzijdig heeft gehouden, niet aannemelijk. Zowel de aangever en de getuige als de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben immers verklaard dat ook de verdachte in de auto van de aangever is geweest. Uit de verklaringen van de aangever en de getuige volgt dat zowel de medeverdachte als de verdachte er beiden op uit waren om het geld van de aangever weg te nemen en daartoe mondelinge bedreigingen hebben geuit. Zowel de aangever als de getuige verklaren ook dat de verdachte een vuurwapen bij zich had, dat hij dit heeft getoond en gericht heeft op de getuige. Dit past ook bij de rol van een bodyguard in het criminele circuit. Ook verklaren zij dat de verdachte geld uit de handen van de aangever heeft gegrist. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de beroving. De rechtbank acht dan ook het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht hierbij niet bewezen dat gericht op de aangever is geschoten met het oogmerk de diefstal voor te bereiden, te vergemakkelijken, de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. De verdachte wordt van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Poging tot doodslag (feit 1)
Aan de verdachte is het medeplegen van poging (gekwalificeerde) doodslag ten laste gelegd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte [medeverdachte 2] een vuurwapen in zijn jaszak had dat, toen de aangever wilde voorkomen dat de verdachten met zijn geld weg zouden gaan, is afgegaan, waardoor de aangever is geraakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in hoeverre het opzet van de verdachte gericht is geweest op het toebrengen van dodelijk letsel bij de aangever. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte hierop ‘vol’ opzet heeft gehad. De rechtbank acht daarentegen wel bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet daartoe heeft gehad. De verdachte en de medeverdachte hebben de aangever, die vuurwapens wilde kopen, willen beroven van zijn geld. Bij een dergelijke gewelddadige beroving, zeker wanneer het een vuurwapendeal betreft, ligt het voor de hand dat zekerheidshave vuurwapens worden meegenomen en dat ook deze worden gebruikt om mee te dreigen of om te reageren wanneer het beoogde slachtoffer met een gewelddadige reactie zou reageren. Dit wordt onderstreept door het feit dat ook de verdachte een vuurwapen bij zich had, dat hij aan de aangever en de getuige heeft getoond. De verdachte heeft daarmee het risico dat de beroving zou leiden tot een gewelddadige confrontatie waarbij de vuurwapens daadwerkelijk gebruikt zouden worden en waarbij de aangever in een schietpartij in de [naam] en beperkte ruimte van een auto zou kunnen overlijden op de koop toe genomen en hij heeft die kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van dodelijk letsel bij de aangever.
Omdat niet vastgesteld kan worden dat gericht op de aangever is geschoten en omdat vol opzet bij de verdachte daarop ontbreekt acht de rechtbank niet bewezen dat bij het schieten het oogmerk heeft bestaan om de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld voor te bereiden, te vergemakkelijken, straffeloosheid te verzekeren of het bezit van het gestolene te verzekeren. De verdachte wordt van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot doodslag en diefstal met geweld. De verweren van de verdediging worden verworpen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte bij het medeplegen van de poging tot doodslag het oogmerk heeft gehad de diefstal met geweld voor te bereiden of te vergemakkelijken, straffeloosheid te verzekeren of het bezit van het gestolene te verzekeren. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
op 29 januari 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel in/door het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij
op 29 januari 2024 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten
de Paul Krugerstraat, tezamen en in vereniging met een ander
4.5euro dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
enom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
-(daarbij) een agressieve/intimiderende houding jegens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te nemen en
- het geld uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] te rukken/trekken en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen / voor te houden en
- ( daarbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
* "Geef geld" en
* "Ik ga je schieten" en
* "Ik heb ook een kogelvrijvest aan. Ik heb hier twee soldaten in de wijk staan als je moeilijk gaat doen" en
* "Geef geld, laten we het niet moeilijker maken dan het is, ik ben niet bang om te schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van
1.
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en

2.medeplegen van poging tot doodslag

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige beroving. De verdachten hebben beiden een vuurwapen meegenomen naar deze beroving. Dat de aangever nog leeft en dat er door het schot geen vitale lichaamsdelen zijn geraakt is een wonder en niet aan het gedrag van de verdachten te danken. Het slachtoffer en zijn vrouw kampen nog dagelijks met lichamelijke en geestelijke klachten. De rechtbank acht het extra kwalijk dat bij de beroving het zevenjarige nichtje van de aangever en zijn vrouw aanwezig was en dat dit de verdachten er niet van weerhouden heeft om geweld en zelfs een vuurwapen te gebruiken. De verdachten hebben enkel oog gehad voor hun eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte vertelt stabiele leefgebieden te kennen. Hij woont nog bij zijn ouders, waar hij geen vaste lasten hoeft te betalen. Hij zou geen financiële problematiek kennen. De verdachte vult zijn dagen door te sporten (boksen) en muziek te maken. Door deze sport is verdachte gevraagd om te helpen/aanwezig te zijn bij de delict situatie, waardoor de reclassering hier enige risicofactoren ziet. Verdachte kent geen middelenproblematiek. De reclassering ziet bij een veroordeling risicofactoren op het leefgebied sociaal netwerk, mogelijk houding en indirect dagbesteding. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet anders dan de reclassering geen reden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. L.C. van Leeuwen, ter zake van de onder parketnummer 10-071767-24 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 11.857,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000 aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 2.955,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500 aan immateriële schade.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel de vorderingen onderbouwd zijn, hierin niet is meegenomen dat de benadeelde partijen ook schuld hebben aan het ontstaan van de schade. Zij hebben zich immers door in het illegale circuit vuurwapens te willen kopen in een situatie gebracht waarbij een kans bestaat dat het fout gaat en dat er schade ontstaat. Omdat de vraag of, en zo ja, in hoeverre dit gegeven het recht op schadevergoeding beïnvloedt kan de officier van justitie zich voorstellen dat de rechtbank van oordeel is dat dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert en dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Mocht de rechtbank toch een deel van de vorderingen toewijzen dan verzoekt de officier van justitie een bepaalde mate van correctie toe te passen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair voert de verdediging met betrekking tot de immateriële schade aan dat de schade van [slachtoffer 2] niet voor vergoeding in aanmerking komt en dat de door [slachtoffer 1] verzochte vergoeding gematigd moet worden. Met betrekking tot de materiële schade stelt de verdediging dat de kosten van de chiropractor en de psycholoog van [slachtoffer 2] niet in causaal verband staan met de ten laste gelegde feiten. Daarnaast hebben beide benadeelde partijen dezelfde bezoeken afgelegd bij de psycholoog. Zij hebben weliswaar verschillende facturen ontvangen, maar er is bij de vordering maar één bankafschrift bijgevoegd waardoor het onduidelijk is wat er precies door wie betaald is. Met betrekking tot het weggenomen geldbedrag staat niet vast dat er € 9.000,- is weggenomen. Subsidiair wordt verzocht maximaal € 4.500,- toe te wijzen.
8.4.
Beoordeling
De benadeelde partijen hebben zich, door vuurwapens te willen kopen in het criminele circuit, in een situatie gebracht waarbij zij het voorzienbare risico hebben gelopen dat deze situatie tot geweld en schade zou leiden. De vraag in hoeverre het ontstaan en de hoogte van de geclaimde schade mede het gevolg is van het handelen van de benadeelde partijen zelf, kan niet worden beantwoord zonder nader onderzoek. Dit onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partijen en de verdachte dragen ieder de eigen kosten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 56, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 29 januari 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel in/door het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld in vereniging,
als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2
hij
op of omstreeks 29 januari 2024 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten
de Paul Krugerstraat, althans een openbare weg(en)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
9.000 euro, althans een groot geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
-(daarbij) een agressieve/intimiderende houding jegens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te nemen en/of
- het geld uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] te rukken/trekken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen / voor te houden en/of
- met een vuurwapen een kogel in/door het lichaam van die [slachtoffer 1] te schieten en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
* "Geef geld" en/of
* "Ik ga je schieten" en/of
* "Ik heb ook een kogelvrijvest aan. Ik heb hier twee soldaten in de wijk staan als je moeilijk gaat doen" en/of
* "Geef geld, laten we het niet moeilijker maken dan het is, ik ben niet bang om te schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.