ECLI:NL:RBROT:2024:13415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
10-202347-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 23 januari 2023, tegen de wil van het slachtoffer, seksuele handelingen heeft verricht. De aangeefster verklaarde dat zij de verdachte had laten weten geen seks te willen, maar dat hij haar desondanks heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en kwam tot de conclusie dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en legde een schadevergoeding op aan het slachtoffer van in totaal € 6.678,86, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds last heeft van de gevolgen van de verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat de ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-202347-23
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. C. Ihataren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;

4.Waardering bewijs

4.1.1
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat verdachte op 23 januari 2023 in de avond bij aangeefster thuis is geweest en dat zij seks hebben gehad. Aangeefster heeft die avond tegen verdachte gezegd dat zij geen seks meer wilde met verdachte omdat zij geen relatie alleen voor de seks wilde. Verdachte heeft deze verklaringen van aangeefster genegeerd, heeft aangeefster op zijn schoot en later op de bank getrokken, en heeft aangeefster tegen haar zin meermalen met zijn penis vaginaal gepenetreerd. De aangeefster heeft de verdachte steeds gezegd dat hij moest stoppen en zij heeft steeds geprobeerd van de bank waarop zij lagen, weg te komen. Hierdoor is sprake van verkrachting.
De stelling van de verdachte, inhoudende dat de aangeefster zich in de visie van de verdachte niet genoeg heeft ingespannen om hem duidelijk te maken dat ze echt niet wilde en dat zij bij eerdere seksuele contacten ook al ‘moeilijk’ had gedaan maar het toen wel zou hebben toegelaten, doet daaraan niet af. Het kan niet zo zijn dat aangeefster eerst als een ‘leeuw’ had moeten vechten voordat verdachte had hoeven te stoppen.
4.1.2
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent stellig zich schuldig te hebben gemaakt aan verkrachting. Het klopt dat verdachte en aangeefster in de nacht van 23 op 24 januari 2023 seks met elkaar hebben gehad, waarbij verdachte aangeefster ook vaginaal heeft gepenetreerd. De verdachte stelt echter dat die seks vrijwillig is geweest en geen sprake is geweest van dwang. Er is dan ook geen sprake van opzet op verkrachting, ook niet in voorwaardelijke zin.
Alleen de verklaring van aangeefster is onvoldoende voor een bewezenverklaring. De getuige [naam getuige] heeft haar informatie enkel van de aangeefster gekregen, waarmee deze afkomstig is uit een en dezelfde bron.
Verdachte ontkent dat aangeefster hem tijdens de seks ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt dat zijn handelingen ongewenst waren, dat hij haar gedwongen zou hebben of zich dreigend aan haar zou hebben opgedrongen.
De chats tussen aangeefster en verdachte ondersteunen de lezing van aangeefster dat verdachte haar zou hebben verkracht niet. Verdachte reageert juist heel verbaasd op de confrontatie door aangeefster. Hij was in de veronderstelling dat zijn handelingen gewenst waren. Van belang hierbij is ook de achtergrond en de eerdere, ook seksuele, contacten tussen de aangeefster en de verdachte. Over en weer werden ook seksueel getinte berichten gestuurd en eerdere seksuele contacten tussen beiden waren op vergelijkbare wijze verlopen als deze keer en zijn toen ook door aangeefster toegelaten.
4.1.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder ook de verklaring van de verdachte zelf, staat vast dat de verdachte de tenlastegelegde seksuele handelingen bij de aangeefster heeft verricht. De verdachte ontkent dat niet, maar betwist dat hij haar tegen haar zin heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer van die handelingen.
De rechtbank constateert dat de aangeefster zowel in het informatieve gesprek dat de politie met haar heeft gevoerd als in de later opgenomen aangifte steeds consistent en in detail heeft verklaard. Feitelijke gebeurtenissen waarover zij spreekt, zoals het wegduwen van de verdachte, het houden van haar handen voor haar vagina, het ‘struggelen’ en ‘moeilijk doen’ door de aangeefster komen ook terug in de verklaring van de verdachte. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de aangeefster een getrouw beeld heeft geschetst van de wijze waarop de seks tussen beiden die avond heeft plaats gevonden, waaronder begrepen de afwerende houding en handelingen van de aangeefster.
Anders dan de verdachte meent, heeft hij in de gegeven omstandigheden niet uit het gedrag van de aangeefster kunnen en mogen aannemen dat zij op enig moment met de handelingen van de verdachte zou hebben ingestemd, integendeel. De aangeefster heeft van aanvang af al te kennen gegeven geen seks met de verdachte te willen en is zich ook nadien steeds blijven verzetten tegen het handelen van de verdachte.
De verdachte heeft ook naar eigen zeggen op geen enkel moment aangeefster gevraagd of zij seks met hem wilde of haar gevraagd waarom zij zo ‘moeilijk’ deed. Niet alleen de mondelinge protesten van aangeefster, maar ook haar fysieke tegenstribbelen hadden voor de verdachte al genoeg reden moeten zijn om zijn handelen te stoppen, zeker tegen de achtergrond van het kort daarvoor gevoerde gesprek, waarin zij heeft laten weten geen ‘seksrelatie’ met de verdachte te willen. Dat hij zich ook gerealiseerd heeft dat aangeefster niet wilde blijkt uit het feit dat het hem wel was opgevallen dat ze moeilijk deed en aan het ‘struggelen’ was. Desondanks heeft de verdachte zijn zin doorgedreven en haar door het vasthouden/vastklemmen van haar handen en zijn fysieke overwicht gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde handelingen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangeefster door geweld en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 23 januari 2023 tot en met 24 januari 2023 te Rotterdam door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal:
- (op) de (blote) borst(en) en de hals en/of de mond van die [slachtoffer] gekust of gezoend en/of
- de (blote) borst(en) en de vagina en/ het lichaam van die [slachtoffer] betast en aangeraakt en/gestreeld en/
- zijn vinger(s) en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en geduwd en bewogen bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit:
- het (dreigend) opdringen aan die [slachtoffer] en
- het op het lichaam van die [slachtoffer] liggen en
- het vasthouden en/of vastpakken van de arm(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor zij zich niet kan bewegen en/of waardoor zij niet aan de situatie kan onttrekken) en
- het naar zich toe trekken van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het optillen en neerleggen van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het opzij duwen en/of houden van de onderbroek van die [slachtoffer] en
- het aan die [slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden: “hou op met kloten, je doet alleen jezelf pijn” en "ik stop als je stil ligt" en "doe je kleren uit" en "je wint niet van mij, als je wil kan ik jou in jouw eigen huis vermoorden. Ik kan daar gewoon mee wegkomen, want niemand wist dat ik hier was", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- het voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
- het aldus voor die [slachtoffer] een dreigende situatie doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, met wie hij bevriend was, in haar eigen woning verkracht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de fysieke en verbale signalen van aangeefster - dat zij geen seks wilde - heeft genegeerd. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft haar vertrouwen ernstig aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke zedenmisdrijven nog lang last kunnen hebben van de fysieke en/of mentale gevolgen hiervan, zo niet de rest van hun leven. Dat ook het slachtoffer de gevolgen van het handelen van verdachte nog elke dag ondervindt, blijkt uit de slachtofferverklaring die zij heeft afgelegd. Zij worstelt tot op de dag van vandaag met de gevolgen van het handelen van verdachte. Zij heeft moeite met het oppakken van haar dagelijkse leven en haar werk en heeft diverse behandeltrajecten gevolgd. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte nog volgehouden dat hij de weigering van aangeefster niet heeft hoeven te interpreteren als een daadwerkelijke weigering om seks met hem te hebben. Met deze opstelling toont verdachte naar het oordeel van de rechtbank dat hij ook nu nog het kwalijke van zijn handelen niet inziet. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 november 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage Reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2024. Dit rapport houdt het volgende in. Verdachte heeft zijn leven goed op orde. Zo heeft hij huisvesting en werk en is geen sprake van schulden. Ook heeft hij goed contact met zijn kinderen en kleinkinderen en beschikt hij over een sociaal netwerk. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en acht interventies of toezicht dan ook niet nodig.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft bepleit dat een gevangenisstraf niet passend is omdat verdachte in het geval van een veroordeling ‘first offender’ is, geen nieuwe contacten met politie en/of justitie heeft en dat een gevangenisstraf grote gevolgen zou hebben voor verdachte in de zin dat zijn bedrijf en huisvesting gevaar lopen.
De rechtbank oordeelt desondanks dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de gevolgen van een lange gevangenisstraf voor de verdachte groot zijn. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, ook omdat de rechtbank de indruk heeft gekregen dat de verdachte moeite heeft met het onderkennen van de grenzen waarmee hij rekening dient te houden en dat hij zich niet goed gerealiseerd heeft hoever hij over de grenzen van de aangeefster is gegaan. Mede daarom ziet de rechtbank met de officier van justitie aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mw. [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit en waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 15.384,67 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de materiele schade zijn voor toewijzing vatbaar de gevolgde behandelingen, reiskosten en parkeerkosten. Ook het reeds gelede verlies aan arbeidsvermogen is voor toewijzing vatbaar. Toekomstige schade ter zake verlies van arbeidsvermogen is niet voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de immateriële schade is een bedrag van € 7.500 een redelijke en billijke vergoeding. De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel kunnen beiden ook worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair moet de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair geldt dat het gestelde verlies aan arbeidsvermogen een complexe vordering is die zich niet leent voor behandeling in het strafproces en een onevenredige belasting daarvan vormt. Ten aanzien van het toekomstig arbeidsverlies sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding is in de verklaring van aangeefster bij
‘Voel je thuis’te lezen dat verdachte aangeefster zou hebben gedwongen bij haar langs te gaan de avond van 24 januari 2023. Dit zou (mede) de grondslag vormen voor de immateriële schadevergoeding. In de aangifte is hierover echter niets te lezen. Uiterst subsidiair geldt dat niet objectief kan worden vastgesteld dat sprake is van geestelijk letsel omdat er geen medische verklaring is overgelegd. Mogelijk dat een aantasting van de persoon op andere wijze kan worden aangenomen, maar het gevorderde bedrag zal dan aanzienlijk moeten worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, (materiële) schade is toegebracht en de vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen ten aanzien van de navolgende kosten:
  • de behandeling bij ‘Voel je thuis’, € 1.272,72;
  • reis- en parkeerkosten, € 406,14
Totaal: € 1.678,86
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het (toekomstige) verlies aan arbeidsvermogen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit en waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 6.678,86 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2023. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoerzal worden
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd een algemene voorwaarde, dan wel een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 6.678,86 (zegge: zesduizend zeshonderd achtenzeventig euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit € 1.678,86 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van mw. [slachtoffer] te betalen
€ 6.678.86(hoofdsom,
zegge: zesduizend zeshonderd achtenzeventig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.678,86 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
69 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en H.C. van Vuren rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2023 tot en met 24 januari 2023 te Rotterdam door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal:
- (op) de (blote) borst(en) en/of de hals en/of de mond van die [slachtoffer] gekust en/of gezoend en/of
- de (blote) borst(en) en/of de vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of gestreeld en/of
- zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit:
- het (dreigend) opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- het op het lichaam van die [slachtoffer] liggen en/of
- het vasthouden en/of vastpakken van de arm(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor zij zich niet kan bewegen en/of waardoor zij niet aan de situatie kan onttrekken) en/of
- het naar zich toe trekken van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het optillen en neerleggen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het opzij duwen en/of houden van de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het aan die [slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden: “hou op met kloten, je doet alleen jezelf pijn” en/of "ik stop als je stil ligt" en/of "doe je kleren uit" en/of "je wint niet van mij, als je wil kan ik jou in jouw eigen huis vermoorden. Ik kan daar gewoon mee wegkomen, want niemand wist dat ik hier was", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- het aldus voor die [slachtoffer] een dreigende situatie doen ontstaan;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)