ECLI:NL:RBROT:2024:13407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690101 / JE RK 24-2550
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de zorg voor de ontwikkeling en veiligheid

Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige, die bij haar moeder woont. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn aanwijzingen van een onveilige en onstabiele opvoedomgeving, waaronder huiselijk geweld en persoonlijke problematiek van de moeder. De Raad heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, wat de kinderrechter heeft toegewezen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de moeder, de vader, de stiefvader en de bijzonder curator. De moeder heeft aangegeven dat zij zich niet herkent in de zorgen die door de Raad zijn geuit en heeft haar bereidheid tot hulpverlening benadrukt. De vader heeft zijn zorgen geuit over de opvoedsituatie en wenst een rol in het leven van de minderjarige. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige situatie kwetsbaar is voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat er een jeugdbeschermer moet worden ingeschakeld om de situatie te monitoren en te verbeteren.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verleend voor de duur van zes maanden, met een pro forma datum voor verdere beoordeling van de situatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder open blijft staan voor hulpverlening en goed samenwerkt met de betrokken instanties. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690101 / JE RK 24-2550
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] ,
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.F.M. Prickartz, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader, wonende te [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
mr. M.F.A. VAN PELT,
hierna te noemen: de bijzonder curator,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 november 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het verweerschrift met bijlagen van mr. E.F.M. Prickartz van 12 december 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De stiefvader en de bijzonder curator zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de stiefvader en de bijzonder curator wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De vader is tijdens de mondelinge behandeling in zijn hoedanigheid als informant gehoord door de kinderrechter. Na beantwoording van de vragen heeft de vader de zittingszaal verlaten. Vervolgens is de kinderrechter overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen aanwezig over een onstabiele en onveilige opvoedomgeving van [voornaam minderjarige] bij de moeder. Deze zorgen worden onderbouwd door meerdere veiligheidsmeldingen in de afgelopen jaren. Het wijkteam heeft – na een incident in augustus 2024 – aangegeven geen passende hulpverlening meer te kunnen bieden. De moeder kampt met persoonlijke problematiek. Ook zijn er zorgen over de partnerkeuzes van de moeder. Hierdoor is er sprake van terugkerend huiselijk geweld in haar thuissituatie. Op dit moment zijn er aanwijzingen dat de moeder een nieuwe partner heeft die bij haar inwoont. Dit baart de Raad zorgen. Ook leveren hevige conflicten en juridische procedures met haar ex-partners de nodige spanningen op. De sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] baart tevens zorgen. [voornaam minderjarige] heeft moeite met het aangaan van sociale contacten. Daarnaast heeft zij last van concentratieproblemen, waardoor er sprake is van lage schoolresultaten. De moeder is zich onvoldoende bewust van de negatieve impact van haar persoonlijke situatie op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] bevindt zich hierdoor in een kwetsbare situatie. Hierbij is van belang dat [voornaam minderjarige] ook niet weet wie haar biologische vader is. De inzet van een jeugdbeschermer is de komende periode nodig om de moeder te ondersteunen zodat zij haar persoonlijke situatie op orde krijgt. De Raad benadrukt dat een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader op dit moment niet aan de orde is. In het verloop van het traject kan eventueel onderzocht worden of een omgangsregeling in het belang van [voornaam minderjarige] kan zijn. In een dergelijk onderzoek zal de moeder nauw worden betrokken.
4. De standpunten
4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek van de Raad ondersteund. [voornaam minderjarige] bevindt zich in een kwetsbare leeftijdscategorie. De onveilige thuissituatie heeft een negatieve invloed op haar ontwikkeling. Er is een vaste jeugdbeschermer beschikbaar die in de aankomende periode kan bekijken welke hulpverlening nodig is om de thuissituatie van [voornaam minderjarige] te stabiliseren en veilig te maken.
4.2.
Door en namens de moeder wordt verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder herkent zich niet in het beeld dat over haar wordt geschetst in het raadsrapport. Zij voelt zich weggezet als een slechte moeder. Er is geen sprake van alcoholmisbruik. De moeder gaat af en toe op stap in de weekenden. De kinderen verblijven dan bij de oma moederszijde. Daarnaast is de oorzaak van het gedrag van [voornaam minderjarige] voor nu nog onduidelijk. Haar gedrag kan mogelijk te wijten zijn aan ADHD. Het baart de moeder grote zorgen dat de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader wordt benoemd in het rapport als een doel van de ondertoezichtstelling. Het toewerken naar omgang met de vader mag niet gehanteerd worden als doel in de huidige situatie, gelet op de lopende bodemprocedure en de vereiste statusvoorlichting, waarbij wordt verwezen naar het raadsrapport van februari 2024. Hierbij is van belang dat [voornaam minderjarige] niet weet wie haar vader is en hem ook nog nooit heeft gezien. De moeder bevestigt dat zij in het verleden soms foutieve partnerkeuzes heeft gemaakt. De juridische procedures met deze ex-partners hebben een zware impact op haar. De moeder ontkent echter dat er sprake is van jarenlange problematiek tussen haar en de stiefvader, zoals in het raadsrapport wordt beweerd. De conflicten zijn pas aan het einde van hun relatie ontstaan. Recent zijn veiligheidsafspraken gemaakt met de moeder en de stiefvader die het onderling contact verbeterd hebben. De komende periode wil de moeder haar persoonlijke problematiek aanpakken. Zij staat hierbij open voor een coach en therapie voor PTSS. Uit het verleden is gebleken dat de moeder de benodigde hulpverlening accepteert. Vanwege haar meewerkende houding begrijpt de moeder niet goed waarom hulpverlening binnen het gedwongen kader nodig is.
4.3.
De vader maakt zich zorgen om [voornaam minderjarige] . Er is sprake van een onstabiele opvoedsituatie bij de moeder. Uit een DNA-test blijkt dat de vader de biologische vader is van [voornaam minderjarige] . De vader wenst een rol te spelen in haar leven. Hij stelt een begeleide omgangsregeling voor met behulp van een omgangshuis.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de mondelinge behandeling en de overgelegde stukken blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn ernstige zorgen aanwezig over de onstabiele en onveilige opvoedsituatie bij de moeder. Er is herhaaldelijk sprake geweest van huiselijk geweld in de thuissituatie en hiervan is [voornaam minderjarige] getuige geweest. Daarnaast kampt de moeder met persoonlijke problematiek. Er is al veel hulpverlening in het vrijwillig kader ingezet, maar deze is ontoereikend gebleken. Diverse veiligheidsmeldingen over de jaren heen bevestigen de genoemde zorgen. Daarbij lijkt de moeder overbelast te zijn vanwege meerdere juridische procedures tussen haar en haar ex-partners. Hierbij speelt mee dat er zorgen zijn over [voornaam minderjarige] op sociaal- en emotioneel gebied. Gebleken is dat [voornaam minderjarige] achterstand heeft op school, gedragsproblemen laat zien en het lastig vindt om sociale contacten aan te gaan.
5.2.
De kinderrechter ziet ter zitting dat de moeder veel om [voornaam minderjarige] geeft. Het is positief dat de moeder haar problematiek erkent en zij heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening in het vrijwillig kader. Echter is de kinderrechter het met de Raad eens dat de huidige situatie erg kwetsbaar is voor [voornaam minderjarige] . Gelet op de grote zorgen over de (oorzaak van de) ontwikkeling van [voornaam minderjarige] , de persoonlijke problematiek van de moeder en de gezinsproblematiek oordeelt de kinderrechter dat het vrijwillig kader niet passend is in het belang van [voornaam minderjarige] . Het is belangrijk dat er in de komende periode rust en veiligheid komt in de thuissituatie bij de moeder. Daarbij moet worden voorkomen dat de moeder nog meer overbelast raakt. In de komende periode moet de benodigde hulpverlening ingezet en gemonitord worden door een jeugdbeschermer om duidelijk zicht te krijgen op de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] en wat zij nodig heeft. Ook dienen de nodige handvaten te worden geboden aan de moeder om haar persoonlijke situatie te verbeteren. Het is belangrijk dat de moeder open blijft staan voor de nodige hulpverlening en goed samenwerkt met de betrokken instanties.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat er is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlenen. Gelet op het aangevoerde ter zitting wil de kinderrechter de moeder de kans geven om haar welwillendheid en inzet voor [voornaam minderjarige] in de komende periode te tonen om haar ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderrechter verleent daarom de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden en houdt het overig verzochte aan tot de hierna te melden pro forma datum (artikel 1:260, eerste lid, BW), opdat er tussentijds gereflecteerd kan worden op de ontwikkelingen en de ingezette hulpverlening.
5.4.
De GI wordt verzocht
uiterlijk twee wekenvóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. E.F.M. Prickartz) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 17 december 2024 tot 17 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juni 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor genoemde pro forma datum de kinderrechter de sub 5.4. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 13 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.