ECLI:NL:RBROT:2024:13405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
10/079383-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van gekwalificeerde diefstallen en poging tot diefstal met gebruik van een babbeltruc

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gekwalificeerde diefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de tenlastelegging gesplitst in drie feiten: feit 1A, feit 1B en feit 1C, waarbij feit 1B resulteerde in vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader op 6 februari 2024 in Rotterdam en op 5 maart 2024 in Rotterdam, sieraden heeft weggenomen van slachtoffers door zich voor te doen als controleurs van drinkwater. De modus operandi bestond uit het gebruik van een babbeltruc, waarbij de verdachte en zijn mededader de slachtoffers misleidden met valse voorwendsels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 216 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die (hoog)bejaard waren, meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/079383-24
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1].
Raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze tijdens de pro forma behandeling van de zaak op 10 september 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 15 oktober 2024, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachte.

4.Splitsing tenlastelegging

De rechtbank ziet ter wille van de leesbaarheid aanleiding het feitencomplex zoals dat onder 1 ten laste is gelegd te splitsen in de feiten 1A, 1B en 1C. De rechtbank is van oordeel dat de splitsing toelaatbaar is en dat hierdoor de grondslag van de tenlastelegging niet wordt verlaten. De beoordeling van de gesplitste tenlastelegging leidt niet tot een bewezenverklaring van andere strafbare feiten dan onder 1 ten laste is gelegd. Bij dit oordeel heeft de rechtbank eveneens betrokken dat de verdachte met deze splitsing en een verbetering van een kennelijke misslag niet in zijn belangen wordt geschaad.
1.
A.
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 2], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden en/of een zilverkleurige munt, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 1] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
en/of
B
.
hij op of omstreeks 19 februari 2024 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 3], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 2] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
en/of
C
.
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 4], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 3] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1C – gekwalificeerde diefstal [adres 4])
Het onder 1C ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Vrijspraak (feit 1B – gekwalificeerde diefstal [adres 3])
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het door de aangeefster gegeven signalement van de twee mannen die in haar woning zijn geweest overeenkomt met de camerabeelden waarop is te zien dat twee mannen vanuit het ouderencomplex weglopen naar de Moerkapelse Zijde. Daar komt bij dat rondom dit specifieke feit door twee andere buurtbewoners bij de politie melding is gedaan van soortgelijke situaties.
5.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een gekwalificeerde diefstal, met behulp van een babbeltruc, in haar woning gelegen aan [adres 3]. Zij heeft verklaard dat op 19 februari 2024 omstreeks 15:30 uur een man van circa 40 jaar oud met een kalend hoofd het water in haar woning wilde controleren op salmonella. Even later kwam zijn ‘collega’ binnen, te weten een man van circa 40 jaar oud met vermoedelijk een kaal hoofd en vermoedelijk geen gezichtsbeharing. Net nadat de mannen haar woning hadden verlaten, zag zij dat haar sieraden waren verdwenen. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd.
Op camerabeelden afkomstig van een woning gelegen aan [adres 5] is te zien dat de verdachte en de medeverdachte zich op de desbetreffende dag in de buurt van het ouderencomplex op [adres complex] begeven. Er zijn echter geen camerabeelden waarop is te zien dat de verdachte en/of de medeverdachte het ouderencomplex, dan wel de woning van de aangeefster, te binnen gaan. Bovendien komen de signalementen die de aangeefster van de daders heeft gegeven niet overeen met het uiterlijk van de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte]. Ook de signalementen die door buurtbewoners zijn gegeven acht de rechtbank niet sluitend. Tenslotte zijn er aanwijzingen dat ook anderen dan verdachte en zijn medeverdachte zich bedienen van dezelfde handelswijze en geen aanwijzingen dat verdachte en zijn medeverdachte bij het plegen van dit feit nauw en bewust met anderen hebben samengewerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte één van de mannen was die in de woning van de aangeefster zijn geweest en aldaar een strafbaar feit hebben gepleegd. Dit betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 1B ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewijswaardering (feit 1A – gekwalificeerde diefstal [adres 2])
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte weliswaar in de woning is geweest, maar dat niet kan worden bewezen dat de verdachte en/of de medeverdachte spullen uit de woning hebben weggenomen.
5.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zitting heeft niet ter discussie gestaan dat de verdachten door middel van “een babbeltruc”, namelijk onder het valse voorwendsel het water te gaan controleren, de woning van aangeefster [aangeefster] zijn binnen gegaan. Ook hebben de verdachten verklaard dit te hebben gedaan met de bedoeling waardevolle spullen te stelen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachten daadwerkelijk spullen uit de woning hebben meegenomen, nu de verdachten dit ontkennen.
De ex-man van aangeefster [aangeefster] heeft de verdachten in de woning gefilmd. Te zien is dat één van hen in gesprek is met de aangeefster en dat de ander een ruimte ingaat. De ex-man opent de deur van deze ruimte en ziet dat een van de verdachten voorover gebogen met zijn arm in het nachtkastje zit. Uit de aangifte volgt dat de verdachten zich in meerdere kamers hebben begeven. Ook werden de aangeefster en haar ex-man afgeleid, zodat zij niet alles in de gaten konden houden. De avond nadat de verdachten in de woning zijn geweest miste de aangeefster meerdere sieraden. De aangeefster heeft de ketting die in haar slaapkamer lag, de avond voor het incident nog gezien. De ketting en de geluksmunt die in de woonkamer lagen heeft zij de ochtend van het incident nog gezien. Gelet op het voorgaande is buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachte de sieraden hebben weggenomen. De verklaring van de verdachten dat zij in de woning zijn geweest, maar dat zij geen goederen hebben weggenomen, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen duidelijk naar voren komt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De diefstal werd zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij ieder van hen een eigen essentiële rol had en wist wat van hem werd verwacht. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 1A ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewijswaardering (feit 2 – poging tot gekwalificeerde diefstal [adres 6])
5.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat de verdachte op enigerlei wijze betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde feit. De verdachte voldoet niet aan het door de aangeefster geschetste signalement. Dat de verbalisanten de verdachte in de buurt hebben zien lopen maakt dat niet anders.
5.4.2.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte [verdachte] op 1 maart 2024 in de woning gelegen aan [adres 6] is geweest. De door aangeefster en door getuige [getuige] geschetste signalementen komen overeen. Zo heeft aangeefster verklaard dat de man die tussen 14:00 uur en 15:00 uur in haar woning is geweest, een man betrof van rond de 30 à 40 jaar oud, rond de 170 cm lang, met zwart haar, volle wangen en een vrij stevig postuur. Getuige [getuige] heeft gezien dat een kleine man met een rond gezicht, een gezet postuur en zwart krullend haar dat aan de zijkant korter was dan bovenop, de woning gelegen aan [adres 6] betrad. De verdachte past in de gegeven signalementen. Daar komt bij dat verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] op die dag en rond dat tijdstip in de buurt van het Raaigras waren. Het voertuig met kenteken [kenteken], gehuurd door de medeverdachte [medeverdachte], was voorzien van een technisch hulpmiddel waardoor de verbalisanten het voertuig konden observeren. In het desbetreffende voertuig bleken drie personen te zitten. Het voertuig parkeerde om 14:17 uur op de Nieuwe Ommoordseweg, een straat parallel gelegen aan het Raaigras. Twee minuten later zag een van de verbalisanten de verdachte [verdachte] op het Raaigras lopen. In zijn linkerhand had hij een zwart langwerpig kastje vast. Omstreeks 15:51 uur werd het voertuig tot stilstand gebracht en stapten de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] uit het voertuig.
Voormelde feiten en omstandigheden vormen op zichzelf al sterke aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zich ook aan deze babbeltruc hebben schuldig gemaakt, maar daar komt nog bij dat de feitelijke gang van zaken in de onder 1A en 1C ten laste gelegde feiten op essentiële punten overeen komt met de gang van zaken in het onder 2 ten laste gelegde feit. De aangeefsters betreffen (hoog)bejaarde vrouwen. Er wordt bij hun woning aangebeld door een man die aangeeft dat hij het water in de woning moet controleren op salmonella. De man loopt rond in de woning en verricht ‘onderzoek’ aan verschillende kranen en verwarmingen waarbij hij in sommige gevallen een zwart apparaat of buisje gebruikt om de ‘meting’ te verrichten. Hij overlegt telefonisch met zijn ‘collega’ en roept zijn hulp in. Vervolgens betreedt de andere man de woning. Eén van de mannen leidt de vrouw af en de andere man zoekt rond in de woning naar kostbaarheden. Nadat de mannen de woning hebben verlaten, merken de aangeefsters dat hun sieraden weg zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze modus operandi, de door de daders gebruikte babbeltruc, typerend. Daarbij is extra opvallend dat niet legionella, maar salmonella door de verdachten wordt onderzocht. Tevens blijkt uit onderzoek in de bedrijfsprocessensystemen dat er na 5 maart 2024, het moment dat de verdachten zijn aangehouden, binnen de eenheden Rotterdam en Den Haag geen meldingen meer zijn gedaan van een babbeltruc waarbij onderzoek wordt verricht naar salmonella. Landelijk gezien is na 5 maart 2024 slechts één melding gedaan.
Op basis van bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi, waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij deze heeft gehanteerd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van sieraden. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De diefstal werd zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij ieder van hen een eigen, essentiële, rol had en wist wat van hem werd verwacht. De medeverdachte [medeverdachte] was hierbij in de omgeving aanwezig en stond ‘stand-by’ om de woning te betreden zodra de verdachte [verdachte] hem hiertoe zou oproepen. Dat de medeverdachte [medeverdachte] de betreffende woning uiteindelijk niet heeft betreden doordat aangeefster dit niet toeliet doet aan het voorgaande niet af.
5.4.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1C ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
A.
hij op 6 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning
gelegenaan [adres 2],
meerdere sieraden en een zilverkleurige munt, die aan [slachtoffer 1], toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke goederen verdachte en zijn mededader onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader controleurs van het drinkwater waren, en
‐ hij en zijn mededader in verband met ‘salmonella’ het water in de woning wilden controleren, en
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen
;
en
C
.
hij op 5 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning
gelegenaan [adres 4],
meerdere sieraden, die aan [slachtoffer 3], toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke goederen verdachte en zijn mededader onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en zijn mededader controleurs van het drinkwater waren, en
‐ hij en zijn mededader in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilden controleren, en
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 3] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader het water met dat apparaatje heeft/hebben getest.
2.
hij op 1 maart 2024 te Rotterdam
,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in een woning
gelegenaan het [adres 6],
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer sieraden en/of een of meer goederen van zijn gading die aan [slachtoffer 4], toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
‐ zich heeft/hebben begeven naar de woning van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangebeld,
‐ (vervolgens) zich tegenover die [slachtoffer 4] heeft/hebben voorgedaan als controleur(s) van (drink)water en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader het water in haar woning op salmonella moest(en) controleren,
waardoor hij, verdachte, of zijn mededader toegang tot de woning van die [slachtoffer 4] heeft verkregen, en
‐ zich in die woning de toegang heeft verschaft tot meerdere ruimtes om te zoeken naar (waardevolle) goederen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of misslagen
cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn
verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1A:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels;
1C:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels;
2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft proberen te brengen door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan twee diefstallen met behulp van een babbeltruc en één poging daartoe, waarbij (hoog)bejaarde vrouwen het (beoogde) slachtoffer waren. De verdachten hebben op doordachte wijze hun slachtoffers uitgekozen en misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie. Daarbij zijn zij zeer doortrapt te werk gegaan door zich voor te doen als controleurs van drinkwater, maar slechts met de bedoeling de slachtoffers te beroven. Verdachten hebben de slachtoffers niet alleen beroofd van hun sieraden, maar hebben ook op lafhartige wijze hun vertrouwen in de medemens geschaad. Daarbij is van belang dat de slachtoffers in hun eigen huis zijn bestolen terwijl zij daar aanwezig waren. De verdachten hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen financiële gewin.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 oktober 2024. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte is in het afgelopen jaar herhaaldelijk in beeld gekomen als verdachte van babbeltrucs. Hij zou een financiële motivatie hebben gehad voor zijn betrokkenheid bij het delictgedrag en hij erkent de gevolgen niet goed te hebben overzien.
De verdachte kent een belaste voorgeschiedenis. De verdachte verbleef op jonge leeftijd een lange periode in Servië. Op tienjarige leeftijd is hij, samen met zijn broertje, door zijn moeder achtergelaten bij een tante in Nederland. Dit heeft zijn jeugd en kansen tot ontwikkeling in grote mate negatief beïnvloed. Daar verdachte vanwege zijn illegale verblijf in Nederland niet naar school kon en later niet aan het werk kon. In het afgelopen jaar ontbrak het de verdachte aan werk en inkomen. Hij zou door een neef ernstig zijn benadeeld waardoor hij schulden heeft gekregen. Het is niet duidelijk of er sprake is van een negatief sociaal netwerk. Er zijn geen aanwijzingen voor middelenproblematiek of een gokverslaving. De verdachte lijkt te kampen met psychische problemen ten gevolge van onverwerkte ingrijpende gebeurtenissen uit zijn verleden. De verdachte woont bij zijn jongere broer die beschouwd kan worden als een beschermende factor. De verdachte werkt goed mee aan het schorsingstoezicht. Hij heeft werk en hij is aangemeld bij een coach van E25 voor schuldhulpverlening. Ook is hij voor een ambulante behandeling aangemeld bij De Waag. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Het risico op letsel wordt ingeschat als laag en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De reclassering adviseert de rechtbank om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte, het inspannen voor dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het – net als de verdediging – niet wenselijk dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. De verdachte heeft reeds 149 dagen in voorarrest doorgebracht. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf wordt daarom gelijk gesteld aan het voorarrest.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank tevens een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank ziet anders dan de reclassering evenwel geen aanleiding om een contactverbod met de medeverdachte, de neef van de verdachte, op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om de verdachte een maatschappelijke bijdrage te laten leveren en daarbij ook recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafdoel van vergelding wordt – naast de voornoemde gevangenisstraf – ook een forse taakstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1B ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1A, onder 1C en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 216 (tweehonderdzestien)dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan
een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met
5 maart 2024 te Rotterdam en/of te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 2], op/aan [adres 3] en/of op/aan [adres 4],
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden en/of een zilverkleurige munt, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of (vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Rotterdam
,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond op/aan het [adres 6],
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer sieraden en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
‐ zich heeft/hebben begeven naar de woning van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangebeld,
‐ (vervolgens) zich tegenover die [slachtoffer 4] heeft/hebben voorgedaan als controleur(s) van (drink)water en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader het water in haar woning op salmonella moest(en) controleren,
waardoor hij, verdachte, en/of zijn mededader toegang tot de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben verkregen, en/of
‐ zich in die woning de toegang heeft/hebben verschaft tot meerdere ruimtes om te zoeken naar (waardevolle) goederen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.