ECLI:NL:RBROT:2024:13404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
10/079355-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van gekwalificeerde diefstallen en poging tot diefstal met gebruik van babbeltruc

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van meerdere gekwalificeerde diefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de tenlastelegging gesplitst in drie feiten: feit 1A, feit 1B en feit 1C, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van feit 1B, maar schuldig werd bevonden aan feit 1A en feit 1C, evenals aan feit 2, de poging tot diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een mededader op verschillende data in februari en maart 2024, door middel van een babbeltruc, sieraden heeft weggenomen van (hoog)bejaarde slachtoffers. De verdachte deed zich voor als controleur van drinkwater en maakte gebruik van valse voorwendselen om toegang te krijgen tot de woningen van de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 174 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gokverslaving en een licht verstandelijke beperking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/079355-24
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .
Raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze tijdens de pro forma behandeling van de zaak op 10 september 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 18 oktober 2024, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachte.

4.Splitsing tenlastelegging

De rechtbank ziet ter wille van de leesbaarheid aanleiding het feitencomplex zoals dat onder 1 ten laste is gelegd te splitsen in de feiten 1A, 1B en 1C. De rechtbank is van oordeel dat de splitsing toelaatbaar is en dat hierdoor de grondslag van de tenlastelegging niet wordt verlaten. De beoordeling van de gesplitste tenlastelegging leidt niet tot een bewezenverklaring van andere strafbare feiten dan onder 1 ten laste is gelegd. Bij dit oordeel heeft de rechtbank eveneens betrokken dat de verdachte met deze splitsing en een verbetering van een kennelijke misslag niet in zijn belangen wordt geschaad.
1.
A.
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden en/of een zilverkleurige munt, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 1] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
en/of
B
.
hij op of omstreeks 19 februari 2024 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 2] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
en/of
C
.
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 3] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1C – gekwalificeerde diefstal [adres 4] )
Het onder 1C ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Vrijspraak (feit 1B – gekwalificeerde diefstal [adres 3] )
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het door de aangeefster gegeven signalement van de twee mannen die in haar woning zijn geweest overeenkomt met de camerabeelden waarop is te zien dat twee mannen vanuit het ouderencomplex weglopen naar de Moerkapelse Zijde. Daar komt bij dat rondom dit specifieke feit door twee andere buurtbewoners bij de politie melding is gedaan van soortgelijke situaties.
5.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een gekwalificeerde diefstal, met behulp van een babbeltruc, in haar woning gelegen aan [adres 3] . Zij heeft verklaard dat op 19 februari 2024 omstreeks 15:30 uur een man van circa 40 jaar oud met een kalend hoofd het water in haar woning wilde controleren op salmonella. Even later kwam zijn ‘collega’ binnen, te weten een man van circa 40 jaar oud met vermoedelijk een kaal hoofd en vermoedelijk geen gezichtsbeharing. Net nadat de mannen haar woning hadden verlaten, zag zij dat haar sieraden waren verdwenen. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd.
Op camerabeelden afkomstig van een woning gelegen aan [adres 3] is te zien dat de verdachte en de medeverdachte zich op de desbetreffende dag in de buurt van het ouderencomplex op [adres complex] . Er zijn echter geen camerabeelden waarop is te zien dat de verdachte en/of de medeverdachte het ouderencomplex, dan wel de woning van de aangeefster, te binnen gaan. Bovendien komen de signalementen die de aangeefster van de daders heeft gegeven niet overeen met het uiterlijk van de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] . Ook de signalementen die door buurtbewoners zijn gegeven acht de rechtbank niet sluitend. Tenslotte zijn er aanwijzingen dat ook anderen dan verdachte en zijn medeverdachte zich bedienen van dezelfde handelswijze en geen aanwijzingen dat verdachte en zijn medeverdachte bij het plegen van dit feit nauw en bewust met anderen hebben samengewerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte één van de mannen was die in de woning van de aangeefster zijn geweest en aldaar een strafbaar feit hebben gepleegd. Dit betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 1B ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewijswaardering (feit 1A – gekwalificeerde diefstal [adres 2] )
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte weliswaar in de woning is geweest, maar dat niet kan worden bewezen dat de verdachte en/of de medeverdachte spullen uit de woning hebben weggenomen. Toen de verdachte goederen wilde wegnemen, kwam de ex-man van de aangeefster binnengelopen. De verdachte heeft simpelweg geen tijd had gehad om de goederen weg te nemen. Daar komt bij dat uit het dossier onvoldoende blijkt wanneer de goederen zouden zijn weggenomen, omdat de aangeefster pas ’s avonds heeft gemerkt dat haar sieraden er niet meer lagen.
5.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zitting heeft niet ter discussie gestaan dat de verdachten door middel van “een babbeltruc”, namelijk onder het valse voorwendsel het water te gaan controleren, de woning van aangeefster [aangeefster] zijn binnen gegaan. Ook hebben de verdachten verklaard dit te hebben gedaan met de bedoeling waardevolle spullen te stelen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachten daadwerkelijk spullen uit de woning hebben meegenomen, nu de verdachten dit ontkennen.
De ex-man van aangeefster [aangeefster] heeft de verdachten in de woning gefilmd. Te zien is dat één van hen in gesprek is met de aangeefster en dat de ander een ruimte ingaat. De ex-man opent de deur van deze ruimte en ziet dat een van de verdachten voorover gebogen met zijn arm in het nachtkastje zit. Uit de aangifte volgt dat de verdachten zich in meerdere kamers hebben begeven. Ook werden de aangeefster en haar ex-man afgeleid, zodat zij niet alles in de gaten konden houden. De avond nadat de verdachten in de woning zijn geweest miste de aangeefster meerdere sieraden. De aangeefster heeft de ketting die in haar slaapkamer lag, de avond voor het incident nog gezien. De ketting en de geluksmunt die in de woonkamer lagen heeft zij de ochtend van het incident nog gezien. Gelet op het voorgaande is buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachte de sieraden hebben weggenomen. De verklaring van de verdachten dat zij in de woning zijn geweest, maar dat zij geen goederen hebben weggenomen, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen duidelijk naar voren komt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De diefstal werd zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij ieder van hen een eigen essentiële rol had en wist wat van hem werd verwacht. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 1A ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewijswaardering (feit 2 – poging tot gekwalificeerde diefstal [adres 5] )
5.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat de verdachte degene is die de poging tot diefstal heeft gepleegd. De aangeefster heeft namelijk ter plaatse aan de verbalisanten een ander signalement gegeven van de man in haar woning, dan zij in haar aangifte heeft gedaan. Het enige dat belastend zou kunnen zijn voor de verdachte is dat hij op enig moment herkend wordt in een auto in de buurt van de woning van de aangeefster, maar daar heeft hij een verklaring voor gegeven.
5.4.2.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de medeverdachte [medeverdachte] op 1 maart 2024 in de woning gelegen aan [adres 5] is geweest. De door aangeefster en door getuige [getuige] geschetste signalementen komen overeen. Zo heeft aangeefster verklaard dat de man die tussen 14:00 uur en 15:00 uur in haar woning is geweest, een man betrof van rond de 30 à 40 jaar oud, rond de 170 cm lang, met zwart haar, volle wangen en een vrij stevig postuur. Getuige [getuige] heeft gezien dat een kleine man met een rond gezicht, een gezet postuur en zwart krullend haar dat aan de zijkant korter was dan bovenop, de woning gelegen aan [adres 5] betrad. De medeverdachte [medeverdachte] past in de gegeven signalementen. Daar komt bij dat verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] op die dag en rond dat tijdstip in de buurt van het Raaigras waren. Het voertuig met kenteken [kenteken] , gehuurd door de verdachte [verdachte] , was voorzien van een technisch hulpmiddel waardoor de verbalisanten het voertuig konden observeren. In het desbetreffende voertuig bleken drie personen te zitten. Het voertuig parkeerde om 14:17 uur op de Nieuwe Ommoordseweg, een straat parallel gelegen aan het Raaigras. Twee minuten later zag een van de verbalisanten de medeverdachte [medeverdachte] op het Raaigras lopen. In zijn linkerhand had hij een zwart langwerpig kastje vast. Omstreeks 15:51 uur werd het voertuig tot stilstand gebracht en stapten de verdachte [verdachte] en de medeverdachte [medeverdachte] uit het voertuig.
Voormelde feiten en omstandigheden vormen op zichzelf al sterke aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zich ook aan deze babbeltruc hebben schuldig gemaakt, maar daar komt nog bij dat de feitelijke gang van zaken in de onder 1A en 1C ten laste gelegde feiten op essentiële punten overeen komt met de gang van zaken in het onder 2 ten laste gelegde feit. De aangeefsters betreffen (hoog)bejaarde vrouwen. Er wordt bij hun woning aangebeld door een man die aangeeft dat hij het water in de woning moet controleren op salmonella. De man loopt rond in de woning en verricht ‘onderzoek’ aan verschillende kranen en verwarmingen waarbij hij in sommige gevallen een zwart apparaat of buisje gebruikt om de ‘meting’ te verrichten. Hij overlegt telefonisch met zijn ‘collega’ en roept zijn hulp in. Vervolgens betreedt de andere man de woning. Eén van de mannen leidt de vrouw af en de andere man zoekt rond in de woning naar kostbaarheden. Nadat de mannen de woning hebben verlaten, merken de aangeefsters dat hun sieraden weg zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze modus operandi, de door de daders gebruikte babbeltruc, typerend. Daarbij is extra opvallend dat niet legionella, maar salmonella door de verdachten wordt onderzocht. Tevens blijkt uit onderzoek in de bedrijfsprocessensystemen dat er na 5 maart 2024, het moment dat de verdachten zijn aangehouden, binnen de eenheden Rotterdam en Den Haag geen meldingen meer zijn gedaan van een babbeltruc waarbij onderzoek wordt verricht naar salmonella. Landelijk gezien is na 5 maart 2024 slechts één melding gedaan.
Op basis van bovenstaande vaststellingen in combinatie met de typerende modus operandi waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij deze heeft gehanteerd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van sieraden. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De diefstal werd zorgvuldig samen uitgevoerd waarbij ieder van hen een eigen, essentiële, rol had en wist wat van hem werd verwacht. De verdachte [verdachte] was hierbij in de omgeving aanwezig en stond ‘stand-by’ om de woning te betreden zodra de medeverdachte [medeverdachte] hem hiertoe zou oproepen. Dat de verdachte [verdachte] de betreffende woning uiteindelijk niet heeft betreden doordat aangeefster dit niet toeliet doet aan het voorgaande niet af.
5.4.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1C ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
A.
hij op 6 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning
gelegenaan [adres 2] ,
meerdere sieraden en een zilverkleurige munt, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke goederen verdachte en zijn mededader onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader controleurs van het drinkwater waren, en
‐ hij en zijn mededader in verband met ‘salmonella’ het water in de woning wilden controleren, en
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen
;
en
C
.
hij op 5 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning
gelegenaan [adres 4] ,
meerdere sieraden, die aan [slachtoffer 3] , toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke goederen verdachte en zijn mededader onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en zijn mededader controleurs van het drinkwater waren, en
‐ hij en zijn mededader in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilden controleren, en
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en
(vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 3] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader het water met dat apparaatje heeft/hebben getest.
2.
hij op 1 maart 2024 te Rotterdam
,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in een woning
gelegenaan het [adres 5] ,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer sieraden en/of een of meer goederen van zijn gading die aan [slachtoffer 4] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
‐ zich heeft/hebben begeven naar de woning van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangebeld,
‐ (vervolgens) zich tegenover die [slachtoffer 4] heeft/hebben voorgedaan als controleur(s) van (drink)water en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader het water in haar woning op salmonella moest(en) controleren,
waardoor hij, verdachte, of zijn mededader toegang tot de woning van die [slachtoffer 4] heeft verkregen, en
‐ zich in die woning de toegang heeft verschaft tot meerdere ruimtes om te zoeken naar (waardevolle) goederen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of misslagen
cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn
verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1A:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels;
1C:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels;
2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft proberen te brengen door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan twee diefstallen met behulp van een babbeltruc en één poging daartoe, waarbij (hoog)bejaarde vrouwen het (beoogde) slachtoffer waren. De verdachten hebben op doordachte wijze hun slachtoffers uitgekozen en misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie. Daarbij zijn zij zeer doortrapt te werk gegaan door zich voor te doen als controleurs van drinkwater, maar slechts met de bedoeling de slachtoffers te beroven. Verdachten hebben de slachtoffers niet alleen beroofd van hun sieraden, maar hebben ook op lafhartige wijze hun vertrouwen in de medemens geschaad. Daarbij is van belang dat de slachtoffers in hun eigen huis zijn bestolen terwijl zij daar aanwezig waren. De verdachten hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen financiële gewin.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2017 is veroordeeld voor meerdere woninginbraken.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 oktober 2024. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte lijkt ervoor te hebben gekozen om snel geld te verdienen om op die manier van zijn gokschulden af te komen. De reclassering ziet risico’s in de gokverslaving van de verdachte en daarmee ook in zijn financiën. In het verleden heeft soortgelijke problematiek geresulteerd in veroordelingen voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Ook bestaan er risico’s op het gebied van het psychosociaal functioneren van de verdachte. De verdachte maakt ondoordachte keuzes en het lijkt hem te ontbreken aan niet-criminele oplossingsvaardigheden. Daarnaast is er bij hem sprake van een licht verstandelijke beperking. De medeverdachte is een neef van de verdachte en dat maakt dat er risico’s worden gezien binnen het familiair netwerk van de verdachte. De verdachte is na zijn voorarrest, samen met zijn vrouw en kind, bij zijn moeder ingetrokken. Daarnaast is de verdachte werkzaam als bezorger bij [bedrijf]. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte, het inspannen voor dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het – net als de verdediging – niet wenselijk dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. De verdachte heeft reeds 191 dagen in voorarrest doorgebracht. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf wordt daarom gelijk gesteld aan het voorarrest. Het verschil tussen de hoogte van de straf van de verdachte en de medeverdachte is te verklaren aan de hand van de justitiële documentatie van de verdachte.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank tevens een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank ziet anders dan de reclassering evenwel geen aanleiding om een contactverbod met de medeverdachte, de neef van de verdachte, op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om de verdachte een maatschappelijke bijdrage te laten leveren en daarbij ook recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafdoel van vergelding wordt – naast de voornoemde gevangenisstraf – ook een forse taakstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1B ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1A, onder 1C en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 174 (honderdvierenzeventig)dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan
een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op de gokverslaving van de veroordeelde en zijn psychosociaal functioneren. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met
5 maart 2024 te Rotterdam en/of te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning op/aan [adres 2] , op/aan [adres 3] en/of op/aan [adres 4] ,
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
meerdere sieraden en/of een zilverkleurige munt, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door tegen voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te zeggen dat
‐ hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) controleur(s) van het drinkwater was/waren, en/of
‐ hij en/of zijn mededader(s) in verband met ‘salmonella’ het water in de woning (met een apparaatje) wilde(n) controleren, en/of
‐ hij daartoe ook een collega moest laten komen, en/of (vervolgens) aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te laten zien dat
‐ hij en/of zijn mededader(s) het water met dat apparaatje heeft/hebben getest;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Rotterdam
,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond op/aan het [adres 5] ,
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer sieraden en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
‐ zich heeft/hebben begeven naar de woning van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangebeld,
‐ (vervolgens) zich tegenover die [slachtoffer 4] heeft/hebben voorgedaan als controleur(s) van (drink)water en/of tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader het water in haar woning op salmonella moest(en) controleren,
waardoor hij, verdachte, en/of zijn mededader toegang tot de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben verkregen, en/of
‐ zich in die woning de toegang heeft/hebben verschaft tot meerdere ruimtes om te zoeken naar (waardevolle) goederen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.