ECLI:NL:RBROT:2024:13403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
11407041 CV EXPL 24-28678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van VORM 2050 voor te late oplevering van woningen aan De Bewoners

In deze zaak is de centrale vraag of VORM 2050 de woningen van De Bewoners te laat heeft opgeleverd volgens de aannemingsovereenkomsten die zij met VORM 2050 hebben gesloten. De procedure is gestart door De Bewoners, die gezamenlijk als eisers optreden, tegen VORM 2050, die als gedaagde partij is aangeduid. De kantonrechter heeft op 20 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers vorderingen hebben ingediend voor schadevergoeding wegens overschrijding van de oplevertermijn. De Bewoners stellen dat de bouw op 20 april 2021 is gestart, terwijl VORM 2050 betwist dat de bouw op die datum is aangevangen en stelt dat de bouw pas op 23 juli 2021 is begonnen, zoals blijkt uit de eerste factuur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aannemingsovereenkomsten zijn gesloten tussen De Bewoners en VORM 2050, en dat VORM Ontwikkeling geen partij is bij deze overeenkomsten. De kantonrechter heeft de vorderingen van De Bewoners tegen VORM Ontwikkeling niet-ontvankelijk verklaard. De beoordeling richtte zich op de vraag wanneer de bouw daadwerkelijk is aangevangen en hoeveel werkbare werkdagen er zijn verstreken. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de mededeling van de aanvang van de bouw, zoals bedoeld in de overeenkomst, niet eerder kan worden vastgesteld dan op basis van de eerste factuur van 23 juli 2021. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij VORM 2050 in de gelegenheid wordt gesteld om nadere stukken over te leggen met betrekking tot de aanvang van de bouw en de in acht te nemen vrije dagen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11407041 CV EXPL 24-28678
datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] & [eiseres 1] ,

2.
[eiseres 2],
3.
[eiser 2] & [eiseres 3],
4.
[eiseres 4],
5.
[eiser 3],
6.
[eiser 4] & [eiseres 5],
7.
[eiser 5],
8.
[eiseres 6],
9.
[eiseres 7] & [eiser 6],
10.
[eiseres 8],
11.
[eiser 7] & [eiseres 9],
12.
[eiser 8] & [eiseres 10],
13.
[eiser 9] & [eiseres 11],
14.
[eiser 10],
15.
[eiseres 12],
16.
[eiser 11] & [eiseres 13],
17.
[eiser 12],
18.
[eiser 13] & [eiseres 14],
allen wonende te Haarlem,
eisers,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VORM ONTWIKKELING B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VORM 2050 B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. S.A. van Gemeren te Rotterdam.
Eisers worden hierna gezamenlijk De Bewoners genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk VORM c.s. genoemd en afzonderlijk VORM Ontwikkeling en VORM 2050.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 mei 2024, met producties 1 tot en met 35;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 24;
  • de aanvullende producties 36 tot en met 38 van De Bewoners;
  • de zittingsagenda van de rechtbank van 11 oktober 2024;
  • de e-mail van 18 oktober 2024 van mr. Tuithof;
  • de akte uitlating en overlegging producties van VORM c.s., met de aanvullende productie 25;
  • de aanvullende producties 39 tot en met 43 van De Bewoners;
  • de mondelinge behandeling van 13 november 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mr. Tuithof en mr. Van Gemeren;
  • het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op grond van artikel 29a Rv van
13 november 2024, waarin de zaak is verwezen naar de kantonrechter.
1.2.
Tijdens de zitting heeft de behandelend rechter met partijen besproken dat de zaak, aangebracht als handelszaak, gelet op de hoogte van de verschillende vorderingen behoort tot de bevoegdheid van de kantonrechter. De zaak is vervolgens inhoudelijk besproken. Met instemming van partijen wordt dit vonnis na de verwijzingsbeslissing gewezen door de rechter die de zaak ter zitting met partijen heeft besproken, zij het nu in hoedanigheid van kantonrechter.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In januari en februari 2021 zijn tussen De Bewoners en VORM 2050 aannemingsovereenkomsten tot stand gekomen voor de bouw van woningen in twee woontorens gelegen te Haarlem tussen de [adres 1] en het [adres 2] .
2.2.
VORM Ontwikkeling is geen contractspartij bij de overeenkomsten. De Bewoners hebben met VORM Ontwikkeling separate koopovereenkomsten gesloten.
2.3.
Op de aannemingsovereenkomsten zijn van toepassing de algemene voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor appartementsrechten en de algemene toelichting voor de aannemingsovereenkomst voor appartementsrechten, beide van 1 januari 2014.
2.4.
In de overeenkomsten is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
Bouwtijd
Artikel 5
1. De ondernemer verbindt zich het privé-gedeelte binnen vierhonderd (400) werkbare werkdagen na de aanvang van de bouw van het gebouw geheel voor bewoning gereed aan de verkrijger op te leveren in de zin van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden.
(…)
2. De bouw is nog niet begonnen. De ondernemer zal binnen acht (8) dagen na de aanvang daarvan de aanvangsdatum van de in lid 1 genoemde termijn schriftelijk aan de Verkrijger mededelen.
(…)
Aanvulling termijnen
Artikel 21
1. (…)
2. De toezending van de betreffende factuur aan de Verkrijger met vermelding van de aanvangsdatum wordt gezien als schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2.
2.5.
In de algemene voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
Werkbare werkdagen en oplevering
Artikel 11
1. Werkdagen (2) worden als onwerkbaar beschouwd wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de ondernemer gedurende ten minste vijf uren door het grootste deel van de werknemers of machines niet kan worden gewerkt. Niet als werkdagen worden beschouwd de algemeen erkende, door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- en feestdagen, vakantiedagen en andere vrije dagen alsmede de door de directie van de ondernemer in overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging vastgestelde collectieve vakantiedagen en andere roostervrije dagen.
2. Indien de ondernemer niet binnen drie maanden na de datum van ondertekening van de aannemingsovereenkomst door de verkrijger begonnen is met de bouw van het gebouw en ook niet binnen veertien dagen na schriftelijke ingebrekestelling door de verkrijger alsnog daarmee een begin heeft gemaakt, heeft de verkrijger het recht de ontbinding van de aannemingsovereenkomst in te roepen op de wijze zoals in artikel 20 van deze Algemene Voorwaarden is bepaald. Als aanvang van de bouw van het gebouw wordt beschouwd de aanvang met de funderingswerkzaamheden. De ondernemer moet alsdan aan de verkrijger binnen vier weken nadat de verklaring tot ontbinding te zijner kennis is gebracht, terugbetalen alle aan hem ter zake van de aannemingsovereenkomst gedane betalingen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de betaling tot de datum van terugbetaling. De verkrijger heeft bovendien recht op vergoeding van de als gevolg van de ontbinding optredende schade.
(…)
5. Bij overschrijding van het aantal werkbare werkdagen als omschreven in artikel 5 lid 1 van de aannemingsovereenkomst en ook, indien een door de ondernemer reeds aangekondigde oplevering van het privé-gedeelte wordt opgeschort, zal de ondernemer zonder ingebrekestelling aan de verkrijger een gefixeerde schadevergoeding van 0,25 promille van de aanneemsom per kalenderdag verschuldigd zijn.
2.6.
In de algemene toelichting is met betrekking tot artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden vermeld:
(…) Nadat de verkrijger de overeenkomst heeft getekend moet met de bouw van het gebouw binnen 3 maanden daarna zijn begonnen. Als aanvang met de funderingswerkzaamheden wordt beschouwd het ontgraven van de bouwput ten behoeve van de fundering of het slaan van de eerste paal (niet de feestelijke eerste paal). Het peilmoment, dat als eerste plaatsvindt, wordt aangemerkt als aanvang van de bouw.
2.7.
Op 17 maart 2021 hebben De Bewoners van VORM Ontwikkeling de zogenoemde hoera-brief ontvangen waarin – voor zover van belang – het volgende staat vermeld:
(…)
Hoera, start bouw!
Wij zijn verheugd u te berichten dat wij gaan starten met de bouw van de ondergrondse garage en beide woontorens in het project Bossa Nova te Haarlem.
Inmiddels zijn de voorbereidingen voor de start van de bouw in volle gang. De start van de bouw staat gepland voor 20 april 2021.
(…)
2.8.
Na de hoera-brief zijn enkele nieuwsbrieven van VORM Ontwikkeling en berichten vanuit verschillende mediakanalen, van VORM c.s. en van derden uitgegaan over de (aanvang van de) bouw van de woontorens.
2.9.
Op 23 juli 2021 hebben De Bewoners van VORM 2050 de eerste factuur ontvangen waarin staat vermeld: “Termijn: 1 Start bouw”.

3.Het geschil

3.1.
De Bewoners vorderen – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. VORM c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan De Bewoners te betalen de volgende bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
1. [eiser 1] & [eiseres 1]
€ 17.415,75
2. [eiseres 2]
€ 15.079,32
3. [eiser 2] & [eiseres 3]
€ 18.240,11
4. [eiseres 4]
€ 10.570,96
5. [eiser 3]
€ 11.371,08
6. [eiser 4] & [eiseres 5]
€ 11.371,08
7. [eiser 5]
€ 10.938,50
8. [eiseres 6]
€ 10.753,64
9. [eiseres 7] & [eiser 6]
€ 9.942,62
10. [eiseres 8]
€ 10.687,13
11. [eiser 7] & [eiseres 9]
€ 25.000,00
12. [eiser 8] & [eiseres 10]
€ 10.731,82
13. [eiser 9] & [eiseres 11]
€ 18.210,77
14. [eiser 10]
€ 10.687,13
15. [eiseres 12]
€ 9.699,98
16. [eiser 11] & [eiseres 13]
€ 6.885,47
17. [eiser 12]
€ 6.389,67
18. [eiser 13] & [eiseres 14]
€ 9.497,09
2. VORM c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure en in de nakosten.
3.2.
VORM c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van De Bewoners en tot niet-ontvankelijk ten aanzien van de vorderingen jegens VORM Ontwikkeling, met veroordeling van De Bewoners in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop moet worden gesteld dat de aannemingsovereenkomsten zijn gesloten tussen De Bewoners en VORM 2050. VORM Ontwikkeling is de verkopende partij, maar is geen partij bij de aannemingsovereenkomsten. De Bewoners kunnen VORM Ontwikkeling daarom ook niet aanspreken op de verplichtingen die uit de aannemingsovereenkomsten voortvloeien. De kantonrechter zal zich daarom richten op de vorderingen jegens VORM 2050. Ten aanzien van de vorderingen jegens VORM Ontwikkeling zullen De Bewoners niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
In deze zaak staat centraal de vraag of VORM 2050 de woningen van De Bewoners te laat heeft opgeleverd volgens de aannemingsovereenkomsten die De Bewoners met VORM 2050 hebben gesloten. Op grond van artikel 5 van de overeenkomsten geldt namelijk dat VORM 2050 de woningen binnen 400 werkbare werkdagen na de aanvang van de bouw moest opleveren. Bij overschrijding van deze termijn is VORM 2050 een schadevergoeding verschuldigd aan De Bewoners van 0,25 promille van de aanneemsom. In deze procedure vorderen De Bewoners deze schadevergoeding.
4.3.
De vragen die de kantonrechter moet beantwoorden zijn de volgende: 1) wanneer is de bouw aangevangen en 2) hoeveel werkbare werkdagen heeft de bouw geduurd?
Aanvang bouw
4.4.
De Bewoners stellen zich op het standpunt dat de bouw op 20 april 2021 is gestart. De Bewoners hebben op 17 maart 2021 de hoera-brief van VORM Ontwikkeling ontvangen waarin is vermeld dat de start van de bouw gepland staat voor 20 april 2021. Vervolgens hebben De Bewoners op 21 april 2021 een nieuwsbrief van VORM Ontwikkeling ontvangen waarin staat dat de aannemer gisteren is gestart met de eerste bouwwerkzaamheden. Daarnaast zijn op verschillende andere mediakanalen berichten te vinden dat de bouw is gestart in april 2021. De hoera-brief en de andere uitlatingen moeten worden gezien als een mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de aannemingsovereenkomsten. De Bewoners mochten er dus vanuit gaan dat de bouw op 20 april 2021 was aangevangen. Dat de bouw feitelijk rond die datum is gestart blijkt ook uit de foto’s die De Bewoners hebben gemaakt waarop is te zien dat er op de bouwplaats wordt gewerkt met machines.
4.5.
VORM 2050 betwist dat de bouw is aangevangen op 20 april 2021. Voor de bepaling van de start van de bouw is de datum van de eerste factuur aan De Bewoners beslissend. Die factuur dateert van 23 juli 2021. Gelet op artikel 21 lid 2 van de aannemingsovereenkomsten kan de start van de bouw uitsluitend door middel van die eerste factuur worden vastgesteld. Ook feitelijk is de bouw niet al op 20 april 2021 begonnen. De werkzaamheden die voor 23 juli 2021 zijn verricht, zijn voorbereidende werkzaamheden geweest. Aangesloten moet worden bij de start van de funderingswerkzaamheden en die zijn pas in juli 2021 aangevangen.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.7.
In artikel 5 lid 1 van de aannemingsovereenkomsten is bepaald dat na de aanvang van de bouw van het gebouw VORM 2050 het privé-gedeelte binnen 400 werkbare werkdagen aan De Bewoners dient op te leveren. In lid 2 is bepaald dat de bouw nog niet is begonnen en dat VORM 2050 binnen 8 dagen na de aanvang van de bouw de aanvangsdatum aan De Bewoners zal mededelen. Verderop in de overeenkomst in artikel 21 lid 2 is bepaald dat toezending van de factuur aan De Bewoners met vermelding van de aanvangsdatum wordt gezien als schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2. Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze bepalingen. De Bewoners stellen zich op het standpunt dat toezending van de factuur een van de mogelijke manieren is om de aanvang van de bouw mede te delen, maar dat dit ook op een andere manier kan, bijvoorbeeld door middel van de hoera-brief. Volgens VORM 2050 volgt uit genoemde bepaling dat de aankondiging van de aanvang van de bouw
moetplaatsvinden door middel van de eerste factuur.
4.8.
Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van artikel 5 lid 2 in verbinding met artikel 21 lid 2 van de aannemingsovereenkomsten. Op grond van het Haviltex-arrest moet niet alleen worden gekeken naar de zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van een overeenkomst, maar ook naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In het onderhavige geval hebben partijen geen overleg gevoerd over de bepalingen uit de overeenkomst. De normale betekenis van de gebruikte bewoordingen laat de mogelijkheid open dat de mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2 ook op andere wijze dan via de eerste factuur plaatsvindt. Omdat in de tekst geen aanwijzingen gevonden kunnen worden dat partijen (althans VORM 2050) dit anders heeft bedoeld, is de kantonrechter gelet op het voorgaande van oordeel dat De Bewoners de bepaling redelijkerwijs zo mochten begrijpen dat de schriftelijke mededeling ook op andere wijze gedaan zou kunnen worden. De hier bedoelde bepalingen moeten dus zo worden uitgelegd dat de mededeling van de aanvang van de bouw ook op een andere wijze kan worden gedaan dan via de eerste factuur.
4.9.
Daarmee rijst de vraag of een eerder bericht van VORM 2050 dan de eerste factuur kan worden beschouwd als de mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend.
4.10.
De Bewoners voeren aan dat de hoera-brief van 17 maart 2021 moet worden gezien als mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2. In de hoera-brief staat vermeld dat de start van de bouw staat gepland voor 20 april 2021. Alhoewel in de hoera-brief concreet wordt gesproken over de start van de bouw, is de kantonrechter van oordeel dat deze uitlating niet kan worden gezien als mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2. In artikel 5 lid 2 is bepaald dat VORM 2050 binnen 8 dagen ná aanvang van de bouw de aanvangsdatum aan De Bewoners zal mededelen. De contractuele regeling gaat er dus van uit dat eerst de bouw start en binnen korte tijd daarna de mededeling van de start van die bouw wordt gedaan. Dat ligt ook voor de hand omdat de startdatum pas met zekerheid kan worden vastgesteld als de bouw daadwerkelijk is aangevangen. Deze volgorde ligt ook daarom voor de hand, omdat aan de markering van de start van de bouw grote consequenties voor VORM 2050 zijn verbonden, namelijk de verplichting om de bouw binnen een bepaalde periode af te ronden op straffe van een boete. Gelet hierop had van De Bewoners verwacht mogen worden concrete feiten te stellen op grond waarvan de hoera-brief toch als formele mededeling van de start van de bouw in de zin van artikel 5 lid 2 moet worden beschouwd. Dergelijke feiten hebben De Bewoners niet gesteld. De enkele tekst van de hoera-brief is onvoldoende.
4.11.
Ook de overige uitlatingen waarop De Bewoners zich beroepen (nieuwsbrieven van VORM Ontwikkeling en berichten vanuit verschillende mediakanalen, van VORM c.s. en van derden) lenen zich niet voor kwalificatie als schriftelijke mededeling in de zin van artikel 5 lid 2. Deels gaat het hier niet om uitlatingen van VORM c.s. Deels gaat het om uitlatingen die te algemeen en vrijblijvend van toon zijn om daaraan redelijkerwijs de betekenis te geven van een officiële mededeling van de aanvangsdatum. Dit alles betekent dat er dus geen mededeling in de zin van artikel 5 lid 2 door VORM c.s. is gedaan dat de bouw is aangevangen op 20 april 2021.
4.12.
Het bericht dat wél als een mededeling van de aanvang van de bouw, in de zin van artikel 5 lid 2, kan worden gezien is dus per saldo (toch) de eerste factuur die De Bewoners van VORM 2050 hebben ontvangen. Nu niet is gebleken van een andere mededeling die als zodanig kan worden gekwalificeerd, moet op grond van artikel 21 lid 2 voor de aanvang van de bouw in beginsel worden aangesloten bij de datum die in de eerste factuur wordt vermeld, namelijk 23 juli 2021. Dit kan echter anders zijn in het geval dat de bouw feitelijk eerder is begonnen dan wat op de eerste factuur staat vermeld. Zou de feitelijke start van de bouw geheel irrelevant zijn, omdat uitsluitend de datum van de mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2 van belang is voor het markeren van de start van de bouw, dan zou VORM 2050 het geheel in haar macht hebben om de aanvang van de bouwtijd te kunnen uitstellen om op die manier te kunnen ontkomen aan de verplichtingen die zij op grond van de overeenkomst heeft, meer concreet de verplichting dat zij het werk binnen 400 werkbare werkdagen moet opleveren. De Bewoners hebben dit terecht tijdens de zitting betoogd. Mocht VORM 2050 willen betogen dat de contractuele regeling anders moet worden uitgelegd, dan geldt dat zij dat betoog onvoldoende heeft onderbouwd.
Een redelijke uitleg van die regeling brengt dus mee dat de mededeling als bedoeld in artikel 5 lid 2 onverlet laat de mogelijkheid dat de contractuele bouwtijd van artikel 5 lid 1 eerder is begonnen, namelijk als komt vast te staan dat de bouw feitelijk eerder is aangevangen dan volgt uit die mededeling. De stelplicht en eventuele bewijslast voor die eerdere aanvang ligt bij De Bewoners.
4.13.
In artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden is bepaald dat als aanvang van de bouw van het gebouw wordt beschouwd de aanvang met de funderingswerkzaamheden. In de algemene toelichting op dit artikel staat dat als aanvang met de funderingswerkzaamheden wordt beschouwd het ontgraven van de bouwput ten behoeve van de fundering of het slaan van de eerste paal (niet de feestelijke eerste paal). Het peilmoment dat als eerste plaatsvindt, wordt aangemerkt als aanvang van de bouw. Voor het vervolg van deze procedure moet van deze omschrijving van de aanvang van de bouw en van de funderingswerkzaamheden worden uitgegaan. De Bewoners hebben geen feiten gesteld die meebrengen dat (zij mochten aannemen dat) aan beide begrippen een andere betekenis zou toekomen.
4.14.
De Bewoners stellen zich op het standpunt dat de bouw feitelijk eerder is aangevangen dan op 23 juli 2021. Zij hebben foto’s overlegd waarop de bouwplaats en verschillende bouwmachines te zien zijn. Op die foto’s is echter niet duidelijk te zien welke werkzaamheden er op dat moment worden verricht en dus ook niet of dit funderingswerkzaamheden in de zin van de aannemingsovereenkomsten betreffen. De kantonrechter merkt daarbij op dat het voor De Bewoners lastig kan zijn om op dit punt nadere onderbouwing te geven, met name voor wat betreft het precieze moment waarop met de funderingswerkzaamheden is begonnen. Deze informatie ligt immers in de sfeer van VORM 2050. Op de mondelinge behandeling heeft VORM 2050 geen duidelijkheid kunnen verschaffen over wanneer de bouw in de hier relevante zin (dus de funderingswerkzaamheden) feitelijk zijn aangevangen. Zij heeft wel aangegeven dit alsnog te kunnen doen. VORM 2050 wordt daarom in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in het geding te brengen waaruit blijkt op welke datum de funderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 11 lid 2 zijn gestart. Een en ander mag van VORM 2050 worden verwacht in het kader van de onderbouwing van haar betwisting van de stellingen van De Bewoners. De Bewoners krijgen vervolgens de gelegenheid om hierop te reageren.
Aantal werkbare werkdagen
4.15.
Op grond van artikel 5 lid 1 van de aannemingsovereenkomsten rust op VORM 2050 de verplichting om het privé-gedeelte binnen 400 werkbare werkdagen aan De Bewoners op de leveren. Of de termijn van 400 dagen is overschreden hangt af van de vaststelling van het aantal (on)werkbare werkdagen vanaf de start van de bouw. In artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden wordt toegelicht wanneer werkdagen als onwerkbaar worden beschouwd en welke dagen niet als werkdagen worden beschouwd. Een werkdag is onwerkbaar wanneer door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de ondernemer gedurende ten minste vijf uren door het grootste deel van de werknemers of machines niet kan worden gewerkt. Niet als werkdagen worden beschouwd de algemeen erkende, door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- en feestdagen, vakantiedagen en andere vrije dagen alsmede de door de directie van de ondernemer in overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging vastgestelde collectieve vakantiedagen en andere roostervrije dagen.
4.16.
Partijen hebben allebei een overzicht overgelegd waaruit volgens ieder van hen de onwerkbare werkdagen volgen. De Bewoners hebben een overzicht van onwerkbaarweer.nl overgelegd met als weerstation Schiphol en VORM 2050 heeft een overzicht overgelegd van Infoplaza met als weerstation Zandvoort. Hemelsbreed liggen Schiphol en Zandvoort ongeveer even ver van de bouwplaats vandaan. De Bewoners stellen zich op het standpunt dat weerstation Schiphol als uitgangspunt moet worden genomen en niet Zandvoort, omdat Zandvoort aan de kust ligt en het daar dus altijd harder waait dan op de bouwplaats die verder landinwaarts ligt. VORM 2050 stelt zich daarentegen op het standpunt dat juist bij Zandvoort moet worden aangesloten vanwege de invloed van de wind op de bouw. De woningen betreffen namelijk hoge woontorens die met een vaste torenkraan zijn gebouwd. Het project was daardoor met name gevoelig voor wind.
4.17.
Gelet op het zojuist weergegeven betoog van VORM 2050 moet naar het oordeel van de kantonrechter worden aangesloten bij het weerstation Zandvoort. VORM 2050 heeft concreet onderbouwd waarom het meer in de rede ligt om bij dat weerstation aan te sluiten dan bij een weerstation waar de wind in de regel minder sterk zal zijn. Waar de overeenkomst verder geen invulling geeft aan de wijze waarop de onwerkbare werkdagen moeten worden bepaald, ligt het verder in de rede dat aan de aannemer op dit punt enige beoordelingsruimte moet worden gegund, zeker waar – zoals hier in verband met werkzaamheden met een hijskraan – mede de veiligheid op de bouwplaats in het geding is. Tegen deze achtergrond hebben De Bewoners hun standpunt dat van weerstation Schiphol moet worden uitgegaan onvoldoende onderbouwd. Uitgegaan moet dus worden van de gegevens zoals die afkomstig zijn van weerstation Zandvoort. De juistheid van deze gegevens is door De Bewoners niet betwist. De dagen die in het overzicht van Infoplaza aangeduid worden als onwerkbare werkdagen moeten dus als zodanig worden aangemerkt. Daarop moeten in mindering worden gebracht de dagen waarvan VORM 2050 zelf aangeeft wel te hebben gewerkt.
4.18.
Partijen twisten verder nog over de feest-, vakantie-, roostervrije- en ATV-dagen
in de zin van artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden. De Bewoners gaan uit van drie weken bouwvakvakantie terwijl VORM 2050 uit gaat van vier weken. In dit kader zal VORM 2050 in de gelegenheid worden gesteld om te onderbouwen dat de feest-, vakantie-, roostervrije- en ATV-dagen door haar als werkgever als zodanig zijn vastgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan (collectieve) arbeidsovereenkomsten of andere regelingen waarin de feest-, vakantie-, roostervrije- en ATV-dagen staan vermeld. Ook andere manieren om een en ander te onderbouwen zijn denkbaar. De Bewoners kunnen hier vervolgens op reageren.
4.19.
Bij de beoordeling of de termijn van 400 dagen is overschreden is tevens van de belang wat als einddatum moet worden aangemerkt. Partijen zijn het eens over de opleverdata van de woningen van De Bewoners. De opleverdata die in de dagvaarding zijn opgenomen kunnen dan ook als uitgangspunt worden gebruikt.
Het vervolg van de procedure
4.20.
Aan de hand van de door VORM 2050 over te leggen stukken (zowel voor wat betreft de aanvang van de bouw als voor wat betreft de in acht te nemen vrije dagen) kunnen beide partijen een nieuw overzicht maken van wat volgens ieder van hen geldt als de bouwtijd van 400 werkdagen. Daaruit volgt dan ook voor ieder van partijen de conclusie of VORM 2050 jegens een of meerdere Bewoners een boete is verschuldigd. Het gaat dus om een overzicht:
  • met als startdatum de datum van de feitelijke aanvang van de bouw en dus de aanvang van de funderingswerkzaamheden, dan wel startdatum 23 juli 2021, afhankelijk van welk moment eerder heeft plaatsgevonden;
  • met inachtneming van de onwerkbare werkdagen volgens het overzicht van Infoplaza met als weerstation Zandvoort, waarop in mindering moet worden gebracht de dagen waarvan VORM 2050 zelf aangeeft dat wel is gewerkt;
  • met inachtneming van de feest-, vakantie-, roostervrije- en ATV-dagen;
  • met als einddatum de opleverdata van de woningen van De Bewoners, zoals vermeld in de dagvaarding.
4.21.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 januari 2025voor het nemen van een nadere akte aan de zijde van VORM 2050 als bedoeld in 4.20,
5.2.
bepaalt dat de zaak na de akte van VORM 2050 weer op de rol zal komen van
26 februari 2025voor het nemen van een antwoordakte aan de zijde van De Bewoners,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken.
3304/1980