ECLI:NL:RBROT:2024:13402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
10/102372-24 vordering TUL VV: 23/001708-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht over verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op de ten laste gelegde datum wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen verdovende middelen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar het bewijs, waaronder DNA-analyses en verklaringen van getuigen. De verdachte had verklaard dat hij in de woning was geweest om klussen te doen voor de huurster, en de rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van zijn DNA niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de drugs te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/102372-24
Parketnummer vordering TUL VV: 23/001708-21
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
Raadsvrouw mr. S.R. Nahar, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 23/001708-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat op de buitenzijde van de buitenste sealbag van het blok (waarop een afbeelding van een uil was geplakt), met daarin cocaïne, het DNA van de verdachte is aangetroffen. Het DNA van de verdachte is tevens op andere spullen in de woning aan [adres 2] aangetroffen en dat bevestigt dat de verdachte in de woning is geweest. Uit onderzoek naar de mastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat de verdachte een uur voor het aantreffen van de cocaïne dicht in de buurt van het adres [adres 2] is geweest. Daar komt bij dat in deze woning op het aanrecht een zogenoemde dadertelefoon is aangetroffen en dat van de geregistreerde locatiegegevens van deze telefoon het zwaartepunt ligt bij de toenmalige woning van de verdachte ([adres 3]). De huurster van de woning aan de [adres 2] heeft verklaard dat bepaalde aangetroffen spullen nog niet in de woning lagen toen zij daar op 6 januari 2024 was. De verdachte moet dus kort daarna nog in de woning zijn geweest. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst, te weten dat de verdachte in de vakantie van de huurster in de maand december 2023 kluswerkzaamheden in deze woning voor haar heeft verricht, waarmee de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op een aantal van de in de woning in beslag genomen voorwerpen kan worden verklaard, is wanneer alle belastende omstandigheden in samenhang worden bezien onaannemelijk.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 8 januari 2024, omstreeks 19:38 uur, kwamen de verbalisanten na een melding dat op het adres [adres 2] een mogelijke inbraak zou zijn geweest en dat de voordeur open zou staan ter plaatse. De verbalisanten zagen dat de voordeur van deze woning op een kier stond en betraden de woning. Op het aanrecht en in de openstaande keukenkasten troffen zij vervolgens twintig gesealde blokken waarop verschillende afbeeldingen waren geplakt aan. Voorts troffen zij handschoenen, een AA flesje, een iPhone telefoon, ducttape, een spatel, een sjaal, een tas en een vuilniszak met meerdere blikjes en etenswaren aan die de verbalisanten, tezamen met twee (van de twintig) gesealde blokken voor DNA in beslag namen. Uit overleg met een medewerker van de forensische opsporing (FO) over de blokken met poedersubstanties bleek dat de FO niet ter plaatse zou komen en dat de verbalisanten het vervoer hiervan zelf moesten doen. Aan de twee gesealde blokken is goednummer [nummer 1] toegekend en alvorens dit goed werd onderzocht, kreeg het goed [nummer 2] als SIN en [nummer 3] plus [nummer 4] als SIN DNA vooronderzoek. Nader onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut heeft uitgewezen dat de inhoud van het goed met SIN [nummer 2] cocaïne betreft. Nader onderzoek door
The Maastricht Forensic lnstituteB.V. heeft uitgewezen dat [nummer 3] (de bemonstering van de buitenzijde van de buitenste sealbag van het blok met de afbeelding van een uil erop) een DNA-mengprofiel oplevert, afkomstig van minimaal drie donoren van wie zeker één man, alsmede dat er een DNA-hoofdprofiel is afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. In de rubriek hierna ‘Mogelijke DNA donor’ is vermeld ‘[verdachte] (DNA-hoofdprofiel)’. Eenzelfde conclusie is getrokken bij de in beslag genomen sjaal, drinktuit en binnenzijde dop (AA flesje) en de binnenzijde van handschoenen (niet zijnde een witte handschoen). Ook is zijn DNA aangetroffen op (het handvat van) de spatel en op ducttape, maar de frequentie daarvan is niet berekend.
De verdachte heeft verklaard dat hij voor de (nieuwe) huurster van de woning aan [adres 2] enkele klussen zou gaan doen en dat zij daarvoor de sleutels van de woning aan hem heeft gegeven. Hij is er eind 2023 één keer geweest met haar en twee of drie keer zonder haar terwijl zij met vakantie was. Hij heeft toen onder meer gordijnen opgehangen. De huurster heeft dit bevestigd en heeft verklaard dat zij, toen zij terug was van vakantie, op 6 januari 2024 in de woning gordijnen heeft gezien.
Zij heeft voorts verklaard dat toen zij op 6 januari 2024 in de woning was, de drugs daar nog niet lagen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op of omstreeks 8 januari 2024 wetenschap heeft gehad van, en beschikkingsmacht heeft gehad over, de in de woning aan de [adres 2] aangetroffen verdovende middelen. Buurtbewoner [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat de voordeuren van de woningen in het portiek slecht dichtgaan. Buurtbewoonster [naam 2] heeft verklaard dat twee onbekende mannen in de middag van 9 januari 2024 bij de voordeur van de [adres 2] stonden en dat een van hen een foto maakte van de op de voordeur aangebrachte vermelding dat de woning was gesloten in verband met de vondst van drugs. Zij verklaarde verder dat een van de mannen even later in een auto stapte bij een donkergetinte bestuurder, en dat de andere man in een auto stapte bij een lichtgetinte bestuurder. Daarnaast zijn in de zogenoemde dadertelefoon video’s aangetroffen van het verpakken van drugs, gemaakt in december 2023. De verdachte heeft er terecht op gewezen dat de beelden van de handen daarop niet van zijn kleur zijn. Niet is uit te sluiten dat andere mannen na 6 januari 2024 in de woning zijn geweest. Dat de telefoon van de verdachte op
8 en 9 januari 2024 aanstraalde op meerdere zendmasten in de buurt van het adres [adres 2] maakt dit niet anders, omdat de verdachte niet ver daarvandaan woonachtig was en zich dichtbij de betreffende zendmasten ook een winkelcentrum en een coffeeshop bevinden. Het feit dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het flesje AA-drank, de dichte rollen ducttape en aan de binnenzijde van de handschoenen kan worden verklaard door het feit dat de verdachte in de woning is geweest om te klussen. Resteert het DNA van de verdachte op de buitenzijde van de buitenste sealbag van het blok (waarop een afbeelding van een uil was geplakt), wat in dit geval (mede gelet op enige onduidelijkheid over het vervoer en de wijze van verpakking van alle in de woning in beslag genomen goederen) niet genoegzaam is om aan te kunnen tonen dat de verdachte op of omstreeks 8 januari 2024 aldaar de drugs opzettelijk heeft bereid/bewerkt/verwerkt/verkocht/afgeleverd/verstrekt/ vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering tenuitvoerlegging

5.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 12 september 2023 van het Gerechtshof Amsterdam is de verdachte ter zake van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, veroordeeld tot – voor zover van belang – een gevangenisstraf van 30 (dertig) dagen, waarvan een gedeelte groot 25 (vijfentwintig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 september 2023.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de vordering na voorwaardelijke veroordeling afwijzen, omdat de verdachte wordt vrijgesproken en niet is gebleken dat hij zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 12 september 2023 van het Gerechtshof Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 19.734 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.