ECLI:NL:RBROT:2024:13399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
11213044 CV EXPL 24-17625
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremie door DSW Zorgverzekeraar

In deze zaak vordert de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. betaling van een achterstallige zorgpremie van € 195,00 van de gedaagde, die zelf procedeert. De vordering is toegewezen, aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de gedaagde het bedrag aan achterstallige premie moet betalen. De gedaagde is verzekerd bij DSW en heeft zijn premie voor januari 2024 niet betaald. DSW heeft de vordering onderbouwd met de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij dakloos is geweest en de factuur nooit heeft ontvangen, maar deze argumenten zijn door de kantonrechter niet gehonoreerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde € 195,00 aan DSW moet betalen, evenals de rente van € 6,35 tot en met 20 juni 2024 en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40. De proceskosten zijn begroot op € 367,38, die ook voor rekening van de gedaagde komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat DSW het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11213044 CV EXPL 24-17625
datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Spijkenisse,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘DSW’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 juni 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de brief van 9 augustus 2024 aan de zijde van DSW, met bijlagen.
1.2.
Op 19 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mevrouw [persoon A] namens DSW aanwezig. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is verzekerd bij DSW. Voor deze zorgverzekering moet [gedaagde] in 2024 maandelijks € 195,00 aan premie betalen. Het bedrag moet vooruit worden betaald.

3.Het geschil

3.1.
DSW eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 249,75 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 195,00, rente van € 6,35 (berekend tot en met 20 juni 2024) en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40.
3.2.
DSW baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is verzekerd bij DSW en moet op basis van zijn verzekeringsovereenkomst maandelijks premie betalen aan DSW. [gedaagde] heeft zijn premie voor januari 2024 niet betaald. [gedaagde] moet de premie met rente betalen omdat hij de premie niet (op tijd) heeft betaald. [gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke incassokosten betalen omdat hij kosteloos is aangemaand (een 14-dagenbrief heeft ontvangen) en alsnog niet heeft betaald.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] is dakloos geweest. Hij is van het ene naar het andere opvangadres gestuurd. De factuur is nooit door hem ontvangen en de herinneringen zijn te laat ontvangen.

4.De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 195,00 aan DSW te betalen, omdat de partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] de zorgpremie voor januari 2024 moet betalen en dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan.
Rente
4.2.
De rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegewezen, omdat DSW genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan DSW moet betalen de rente van € 6,35 die DSW heeft berekend tot en met 20 juni 2024. Daarnaast moet [gedaagde] de rente conform artikel 6:119 BW betalen over een bedrag van € 195,00 vanaf 21 juni tot de dag dat volledig is betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.3.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Dat zal hierna worden toegelicht.
4.4.
Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW kan DSW aanspraak maken op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten als zij [gedaagde] heeft aangemaand om de nota zonder bijkomende kosten alsnog te betalen binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van die aanmaning. DSW heeft op 22 maart 2024 een aanmaning verstuurd die voldoet aan deze eisen en [gedaagde] heeft deze aanmaning ontvangen.
Proceskosten
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan DSW moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,00) en € 20,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 367,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat DSW dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DSW te betalen € 249,75 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 195,00 vanaf 21 juni 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van DSW worden begroot op € 367,38;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64266