ECLI:NL:RBROT:2024:13393

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1528 en FT RK 24/1529 en FT RK 24/1530 en FT RK 24/1531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en schuldsanering

In deze zaak hebben verzoekers op 4 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van hun huurwoning door Woonstad, na een vonnis van de rechtbank van 14 juni 2024. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 december 2024 gehouden, waarbij de verzoekers aanvullende stukken hebben overgelegd. De rechtbank heeft op 23 december 2024 uitspraak gedaan.

De verzoekers, die in financiële problemen verkeren door een combinatie van een WIA-uitkering en een gebrek aan inkomen door de coronapandemie, hebben een huurachterstand van € 12.737,31. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft geoordeeld dat de verzoekers in staat zijn om hun huurtermijnen te voldoen, mede door de hulp van het Expertise Team Financiën (ETF) en het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de verzoekers hun huurtermijnen tijdig blijven voldoen. Tevens is het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard, maar de verzoekers kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de voorlopige voorziening, waaronder het tijdig voldoen van de huurtermijnen en het rapporteren door de schuldhulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
[nummer 3] - [nummer 4]
uitspraakdatum: 23 december 2024
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2]
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 4 november 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 4 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 16 december 2024.
Ter zitting van 16 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad).
Verzoekers hebben ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en Woonstad te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoekster is afgekeurd en ontvangt een WIA-uitkering. Op haar WIA-uitkering ligt beslag. Hierbij is geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. De WIA-uitkering bedraagt € 1.180,00 en verzoekster ontvangt na beslag slechts een bedrag van € 823,40. Daarnaast ontvangt verzoekster € 203,00 aan kindgebonden budget. Verzoeker is ondernemer geweest. De zaken liepen goed totdat het Corona-virus uitbrak. Sindsdien heeft hij nauwelijks werk gehad en heeft hij ook geen recht op een uitkering gehad. Gelet op deze inkomenssituatie hebben verzoekers slechts een inkomen van € 1.026,40 per maand. De huur bedraagt € 742,57 per maand. Met hun inkomen kunnen zij de huur niet betalen en hebben zij vanaf maart 2024 de huur ook niet meer betaald.
Verzoekers waren er niet van op de hoogte dat zij recht hebben op een aanvullende Participatiewet-uitkering en naast kindgebondenbudget ook nog recht hebben op huur- en zorgtoeslag van de Belastingdienst. Gelet op de financiële situatie van verzoekers zijn verzoekers aangemeld bij het Expertise Team Financiën (ETF). Het ETF gaat verzoekers helpen bij het aanvragen van een aanvullende uitkering en toeslagen van de Belastingdienst. Vervolgens heeft schuldhulpverlening het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam verzocht om de huur van de maanden november en december 2024 te voldoen zodat het ETF de tijd heeft het inkomen van verzoekers te regelen. Het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam heeft bij bericht van 4 november 2024 toegezegd de huur van november en december 2024 te zullen betalen.
Ter zitting is gebleken dat het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam de huur van november en december 2024 heeft betaald. Ook is gebleken dat verzoekers reeds de huur van januari 2025 hebben voldaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat er (met behulp van het ETF) een inkomensreparatie heeft plaatsgevonden en dat verzoekers thans een bedrag van in totaal ongeveer € 2.600,00 per maand ontvangen waarmee zij de lopende huurtermijnen kunnen voldoen. Schuldhulpverlening verwacht in januari of februari 2025 te starten met schuldbemiddeling, waarna op korte termijn een voorstel aan de schuldeisers kan worden gedaan. Ook zal budgetbeheer op korte termijn worden ingesteld. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen worden betaald.

3.Het verweer

Woonstad heeft ter zitting verklaard dat de huurachterstand € 12.737,31 (inclusief kosten) bedraagt. Verder heeft zij ter zitting verklaard blij te zijn dat verzoekers hulp hebben gezocht. Woonstad refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, zolang de lopende huurtermijnen maar worden betaald.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 18 oktober 2024 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat Woonstad op 5 november 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval Woonstad, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van Woonstad bestaat erin dat zij het vonnis van 14 juni 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de huur van de maanden november en december 2024 is voldaan, evenals de maand januari 2025. Verzoekers ontvangen een WIA-uitkering, welke thans wordt aangevuld tot bijstandsniveau. Daarnaast ontvangen zij huur- en zorgtoeslag en kindgebondenbudget. Daarmee ontvangen verzoekers voldoende inkomen om aan de lopende huurtermijnen te voldoen. Met budgetbeheer dat op korte termijn zal worden ingesteld wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig en volledig zullen worden voldaan. Daarnaast zal naar verwachting in januari of februari 2025 de schuldbemiddeling starten waarna op korte termijn een voorstel aan de schuldeisers kan worden gedaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van Woonstad.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van Woonstad in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 14 juni 2024 op verzoek van Woonstad uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
4 november 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.