Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekers;
- [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben verzoekers op 4 november 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van hun huurwoning door Woonstad, na een vonnis van de rechtbank van 14 juni 2024. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 december 2024 gehouden, waarbij de verzoekers aanvullende stukken hebben overgelegd. De rechtbank heeft op 23 december 2024 uitspraak gedaan.
De verzoekers, die in financiële problemen verkeren door een combinatie van een WIA-uitkering en een gebrek aan inkomen door de coronapandemie, hebben een huurachterstand van € 12.737,31. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft geoordeeld dat de verzoekers in staat zijn om hun huurtermijnen te voldoen, mede door de hulp van het Expertise Team Financiën (ETF) en het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam.
De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de verzoekers hun huurtermijnen tijdig blijven voldoen. Tevens is het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard, maar de verzoekers kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de voorlopige voorziening, waaronder het tijdig voldoen van de huurtermijnen en het rapporteren door de schuldhulpverlening.