In deze zaak heeft verzoekster op 4 april 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 18 april 2024 bepaald. Verzoekster, een alleenstaande moeder met een minderjarig kind, heeft een huurachterstand van € 6.445,23 en heeft eerder afspraken gemaakt met verweerster, Stichting Havensteder, die zij niet is nagekomen. Verweerster heeft de ontruiming van de woning aangezegd, maar verzoekster heeft inmiddels de huur van april 2024 voldaan en heeft zich aangemeld voor schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om de ontruiming door te zetten. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster de lopende huurtermijnen tijdig en volledig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.