Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
mr. C. van Steenderen-Koornneefen
hierna te noemen: de wrakingskamer.
1.De procedure
Na afloop van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft verzoeker een verzoek ingediend dat strekt tot wraking van de rechter. Kort voor de mondelinge behandeling op
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 30 oktober 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 11 november 2024;
- het proces-verbaal van de op 23 oktober 2024 gehouden mondelinge behandeling in de hoofdzaak;
- de schriftelijke reactie van verzoeker op de reactie van de rechter en het tweede wrakingsverzoek van verzoeker van 16 december 2024. Bij deze stukken is ook een klaagschrift gevoegd. Deze stukken zijn door de wrakingskamer en de rechter ontvangen op 17 december 2024;
- de pleitnota van verzoeker van 18 december 2024;
- het wrakingsverzoek van verzoeker tegen de wrakingskamer van 18 december 2024.
- verzoeker;
- de rechter, samen met de griffier, mr. D.W.G. Bakker-Sarwari, ten tijde van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak;
- namens ABN AMRO N.V.: mevrouw [persoon A] en mr. F.M. Dekker.
2.De beoordeling van de wrakingsverzoeken
Het wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer
Verzoeker is ter zitting in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt toe te lichten waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt. Verzoeker voert het ontbreken van die gelegenheid ook niet aan als grond voor zijn verzoek. Datgene wat hij wel aanvoert is feitelijk onjuist.
b) dat sprake is van verstoorde verhoudingen tussen de rechter en verzoeker;
c) dat de rechter lid is geweest van de wrakingskamer.