ECLI:NL:RBROT:2024:13360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
C/10/688369 / JE RK 24-2341 en C/10/689572 / JE RK 24/2492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met wijziging van verblijf

Op 26 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor een jaar en om de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin eveneens voor een jaar te verlengen. Daarnaast werd toestemming gevraagd voor een wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar een ander pleeggezin.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die signalen van trauma- en hechtingsproblematiek vertoont. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar erkent de zorgen niet en bagatelliseert de situatie. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 4 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 4 juli 2024. Tevens is toestemming verleend voor de wijziging van verblijf naar een neutraal pleeggezin, waar [minderjarige] beter kan opgroeien zonder de conflicten die eerder speelden.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de GI verzocht om een rapportage over de stand van zaken twee weken voor de pro forma datum van 1 juni 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt en op schrift gesteld op 10 december 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688369 / JE RK 24-2341 en C/10/689572 / JE RK 24/2492
Datum uitspraak: 26 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling een een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing en een wijziging in het verblijf
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
advocaat: mw. R.W. de Gruijl, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende in [woonplaats 2],
[naam 3],
hierna te noemen: de pleegvader, wonende in [woonplaats 3].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 november 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de moeder van 20 november 2024;
  • de brief van de moeder van 21 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. M.P. Kloppenburg, waarnemend voor mr. R.W. de Gruijl;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 4].
1.3.
De moeder, de pleegmoeder en de pleegvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder, de pleegmoeder en de pleegvader wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft in een neutraal pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 4 januari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 4 januari 2025.
2.4.
Bij beschikking van 28 mei 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 4 januari 2024.

3.De verzoeken

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/688369 / JE RK 24-2341:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/689572 / JE RK 24/2492:
3.2.
De GI verzoekt om toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar een ander pleeggezin en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting de verzoeken en licht deze als volgt toe. De GI geeft aan dat zij graag ziet dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van zes maanden wordt verlengd, met aanhouding van de beslissing op het overige, om de situatie tussentijds te kunnen toetsen. Er zijn nog zorgen over [minderjarige]; zij is lastig te sturen en zij gaat niet volledig naar school. Het is zorgelijk dat de moeder de zorgen over [minderjarige] niet (h)erkent. Het NIKA-traject wordt ingezet om te onderzoeken hoe de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] is, of de moeder [minderjarige] kan bieden wat zij nodig heeft en welke hulpverlening passend is ter ondersteuning van de moeder.
Zowel de moeder als de pleegouders vonden de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders niet meer passend. Er vonden escalaties plaats tussen de moeder en de pleegmoeder en [minderjarige] dreigde daardoor in een loyaliteitsconflict terecht te komen. [minderjarige] is vorige week overgeplaatst naar een neutraal pleeggezin in Rotterdam. De omgang tussen de moeder en [minderjarige] vindt hier wekelijks, onder begeleiding, plaats. De pleegouders hebben ingestemd met de overplaatsing.
4.2.
Namens de moeder wordt primair verzocht het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere termijn te verlengen dan verzocht. De moeder verzet zich niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Als de machtiging tot uithuisplaatsing toch wordt verlengd, dan stemt de moeder in met de inmiddels gerealiseerde plaatsing in het neutrale pleeggezin. Het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders verliep niet goed, er ontstonden meerdere conflicten tussen de moeder en de pleegmoeder. De moeder is verder akkoord met het NIKA-traject, hoewel het teleurstellend is dat hier al geruime tijd op wordt gewacht. Er zijn vragen over de inzet van de GI in deze situatie.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/688369 / JE RK 24-2341:
5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
Er zijn onveranderd zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. [minderjarige] vertoont signalen van trauma- en hechtingsproblematiek. Het is voor [minderjarige] lastig om haar emoties en gedachten op een adequate wijze te uiten, mede doordat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Hierdoor bestaan er ook zorgen over haar vermogen om sociale signalen te begrijpen en te verwerken. [minderjarige] heeft daarnaast moeite met het meekomen op school. Zij volgt op dit moment slechts drie dagdelen per week onderwijs en de school heeft aangegeven dat zij geen onderwijs meer aan haar kan bieden, omdat [minderjarige] meer ondersteuning nodig heeft. De school heeft ook aangegeven dat [minderjarige] achterloopt in haar ontwikkeling. Daarnaast is door zowel de school als de pleegmoeder aangegeven dat [minderjarige] moeilijk te sturen is.
5.3.
Er bestaan ook nog ernstige zorgen over de veiligheid in de thuissituatie bij de moeder en over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder erkent niet dat de incidenten in het verleden, die tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] hebben geleid, heftig en zorgelijk waren. Daarnaast (h)erkent de moeder de zorgen over [minderjarige] niet en zij bagatelliseert deze zorgen. De zorgen die door de school zijn aangegeven (h)erkent de moeder eveneens niet en zij verleent daarom geen toestemming om [minderjarige] in te schrijven bij een andere school. Zij ziet geen afwijkend gedrag bij haar.
5.4.
Binnenkort wordt het NIKA-traject ingezet om de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] te onderzoeken, te bezien of de moeder haar kan bieden wat zij nodig heeft en welke hulpverlening eventueel verder kan worden ingezet. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer blijft noodzakelijk om de regie hierbij te voeren en het verloop van de hulpverlening te volgen.
5.5.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen. [1]
5.6.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. Gezien de voornoemde zorgen is het op dit moment niet mogelijk om [minderjarige] bij de moeder thuis te plaatsen. Het is belangrijk dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt voortgezet, zodat zij in een stabiele en veilige omgeving kan opgroeien. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.7.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengen.
5.8.
De kinderrechter ziet wel aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen, te weten voor de duur van zes maanden, en de beslissing op het verzoek voor het overige aan te houden, om de vinger aan de pols te houden. Het is daarbij van belang dat het NIKA-traject de komende periode wordt ingezet, zodat het verloop van het NIKA-traject besproken kan worden op de volgende zitting.
5.9.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. R.W. de Gruijl) te overleggen over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/689572 / JE RK 24/2492:
5.10.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:265i van het BW behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. Ingevolge het tweede lid van artikel 1: 265i BW wordt de toestemming door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.11.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige] gedurende ten minste één jaar door de pleegouders wordt opgevoed en verzorgd.
5.12.
[minderjarige] verbleef tot voor kort bij de pleegouders, te weten de oom en tante van [minderjarige] (mz). Gebleken is dat de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders niet langer mogelijk is. Zowel de moeder en de pleegmoeder hebben aangegeven niet langer achter de plaatsing te staan. Er hebben meerdere conflicten plaatsgevonden tussen de moeder en de pleegmoeder en het is hen niet gelukt om deze op te lossen.
5.13.
De pleegmoeder zou op 22 november 2024 voor vijf weken naar Amerika vertrekken. De overplaatsing is daarom al gerealiseerd. [minderjarige] verblijft sinds 20 november 2024 in een neutraal pleeggezin in [plaatsnaam] verblijft, te weten bij [naam 5]. Het is van belang dat [minderjarige] opgroeit op een plek waar zij zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. De bezoekmomenten met de moeder kunnen in het neutrale pleegezin wekelijks plaatsvinden, waarbij de bezoeken rustig en zonder spanning kunnen verlopen. [minderjarige] staat op deze manier niet meer bloot aan conflicten. De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat zij wordt overgeplaatst naar een neutraal pleeggezin.
5.14.
De kinderrechter zal daarom de verzochte toestemming tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] verlenen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/688369 / JE RK 24-2341:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 4 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 4 juli 2024;
en alvorens verder te beslissen
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden
tot 1 juni 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. R.W. de Gruijl) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/689572 / JE RK 24/2492:
6.6.
verleent de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond toestemming tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar een neutraal pleeggezin, te weten bij [naam 5];
Ten aanzien van beide verzoeken:
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 10 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.