ECLI:NL:RBROT:2024:13358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
FT EA / 21-1287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens het plegen van strafbare feiten door de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om deze beëindiging, omdat de schuldenaar strafbare feiten had gepleegd en de informatieverplichting uit de schuldsaneringsregeling niet was nagekomen. De schuldenaar was op 28 augustus 2023 strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf en had zich schuldig gemaakt aan verduistering en opzetheling van mobiele telefoons tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank oordeelde dat het plegen van een misdrijf niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar had niet alleen zijn verplichtingen geschonden, maar ook geen openheid van zaken gegeven over zijn strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar blijk had gegeven van een niet-saneringsgezinde houding en dat zijn tekortkomingen hem konden worden toegerekend. Daarom werd de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet.

De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 4.374,08, en concludeerde dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 februari 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 februari 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 16 januari 2024 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 6 februari 2024 een laatste stand van zaken doen toekomen.
Ter zitting van 14 februari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar] , schuldenaar;
  • C.L. Rosalia, beschermingsbewindvoerder;
  • mr. W.P. Groenendijk, bewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De standpunten

Bewindvoerder
Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar strafbare feiten heeft gepleegd en de informatieverplichting uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen. Hij heeft zijn standpunt om de schuldsaneringsregeling te beëindigen gehandhaafd.
Schuldenaar is op 28 augustus 2023 strafrechtelijk veroordeeld (tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk) voor het plegen van strafbare feiten op 22 februari 2023, derhalve tijdens de schuldsaneringsregeling. Schuldenaar heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van twee mobiele telefoons en opzetheling van een mobiele telefoon. Schuldenaar had deze goederen onder zich toen hij werkzaamheden verrichtte voor PostNL als werknemer/pakketbezorger.
Niet alleen toont schuldenaar hiermee volgens de bewindvoerder geen saneringsgezinde houding, ook is hij kennelijk werkzaam geweest als werknemer/pakketbezorger bij PostNL. Schuldenaar heeft geen informatie over die werkzaamheden en inkomsten uit die werkzaamheden verstrekt. Ook heeft schuldenaar, toen hij via de beschermingsbewindvoerder met de strafrechtelijke veroordeling geconfronteerd werd, bewust verkeerde informatie verstrekt. Zo zou het volgens schuldenaar gaan om een oude strafzaak en om het inslaan van een autoraam. Gelet op het voorgaande heeft schuldenaar dan ook in ieder geval de informatieverplichting geschonden, maar heeft hij mogelijk ook de afdrachtverplichting geschonden.
Beschermingsbewindvoerder
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat zij geen inkomen, anders dan de PW-uitkering, heeft ontvangen dan wel gezien op de bankafschriften.
Schuldenaar
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard niet voor PostNL gewerkt te hebben. Hij heeft een kamergenoot geholpen door voor hem in te vallen en daar heeft hij niet voor betaald gekregen. Verder heeft hij verklaard dat hij niet wist dat hij de bewindvoerder over de strafrechtelijke veroordeling moest informeren. Verder heeft hij gesteld dat als de schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd hij grote problemen krijgt. Hij weet niet hoe hij zijn schulden anders moet oplossen. Hij heeft last van posttraumatische stoornis en kan niet werken.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om, in het geval van schuldenaar, na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 70.757,72 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan deze verplichtingen. De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, en dat deze tekortkomingen hem kunnen worden toegerekend.
Gebleken is dat schuldenaar gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling en terwijl hij was vrijgesteld van de sollicitatieverplichting strafbare feiten in dienstbetrekking heeft gepleegd waarvoor hij op 28 augustus 2023 strafrechtelijk is veroordeeld. Het plegen van een misdrijf is niet verenigbaar met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenaar aldus het risico aanvaardt dat hij wordt veroordeeld tot een geldboete, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en/of tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. Hiermee heeft schuldenaar blijk gegeven van een niet-saneringsgezinde houding.
Daarbij komt dat is gebleken dat schuldenaar de bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over de door hem gepleegde strafbare feiten en de daaropvolgende strafzaak. Daarmee heeft schuldenaar zijn informatieplicht geschonden. Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat hij de bewindvoerder over de strafrechtelijke veroordeling moest informeren. De rechtbank gaat hier niet in mee. Schuldenaar behoorde te weten dat hij de bewindvoerder (gevraagd en ongevraagd) dient te informeren over alle omstandigheden die voor de schuldsaneringsregeling van belang (kunnen) zijn. Deze verplichting is immers tijdens de toelatingszitting tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met schuldenaar besproken. Daarnaast heeft schuldenaar, nadat de bewindvoerder hem via de beschermingsbewindvoerder naar de strafrechtelijke veroordeling had gevraagd, bewust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat schuldenaar de bewindvoerder niet juist heeft geïnformeerd.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt verder vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.374,08.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024. [1]
de griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.