Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- [schuldenaar] , schuldenaar;
- C.L. Rosalia, beschermingsbewindvoerder;
- mr. W.P. Groenendijk, bewindvoerder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om deze beëindiging, omdat de schuldenaar strafbare feiten had gepleegd en de informatieverplichting uit de schuldsaneringsregeling niet was nagekomen. De schuldenaar was op 28 augustus 2023 strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf en had zich schuldig gemaakt aan verduistering en opzetheling van mobiele telefoons tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank oordeelde dat het plegen van een misdrijf niet verenigbaar is met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar had niet alleen zijn verplichtingen geschonden, maar ook geen openheid van zaken gegeven over zijn strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar blijk had gegeven van een niet-saneringsgezinde houding en dat zijn tekortkomingen hem konden worden toegerekend. Daarom werd de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet.
De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 4.374,08, en concludeerde dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.