Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
- stelt aan tot curator:
- geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om deze beëindiging, omdat de schuldenaar toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet voldeed aan de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de sollicitatieverplichting. De schuldenaar had zijn bewindvoerder niet voldoende geïnformeerd over zijn schuldenlast, die met circa 20% was toegenomen, en had ook niet gemeld dat hij een Duitse bankrekening had waaruit hij aanzienlijke bedragen had ontvangen. Bovendien had de schuldenaar van juli 2023 tot juni 2024 niet aantoonbaar gesolliciteerd en was hij niet verschenen op de zitting van 2 september 2024, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenaar ernstig waren en dat er geen aanleiding was om af te wijken van de constateringen van de bewindvoerder. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, van de Faillissementswet. Tevens is vastgesteld dat er baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen, waardoor er sprake is van een faillissement van rechtswege. De rechtbank heeft een rechter-commissaris benoemd en een curator aangesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het instellen van hoger beroep.