In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoeker tot opheffing van zijn faillissement, dat op 30 augustus 2022 was uitgesproken, en tegelijkertijd de toepassing van de schuldsaneringsregeling (Wsnp) te verzoeken. De verzoeker, vertegenwoordigd door curator mr. P. Beerda, heeft ter zitting op 2 september 2024 zijn verzoek toegelicht en het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen overgelegd. De rechtbank heeft eerst de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de voorwaarden van artikel 15b van de Faillissementswet. De rechtbank concludeerde dat het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en dat er geen verificatievergadering had plaatsgevonden. Bovendien was de verzoeker niet in staat om tijdig een Wsnp-verzoek in te dienen door persoonlijke omstandigheden en stress. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek.
Vervolgens heeft de rechtbank de toelating tot de Wsnp beoordeeld. De curator heeft positief geadviseerd over het verzoek tot omzetting. De verzoeker heeft in de periode van faillissement alle medewerking verleend en heeft zijn leven weer op de rails gekregen. Hij heeft een woning toegewezen gekregen en is bereid om zich in te spannen voor een fulltime dienstbetrekking. De rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de verzoeker dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen. Ondanks dat er schulden zijn ontstaan die niet te goeder trouw zijn, zoals aan de Belastingdienst en het CJIB, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze geen belemmering vormen voor toelating tot de Wsnp.
De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, het faillissement opgeheven, het salaris van de curator vastgesteld en de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling op 9 september 2024 vastgesteld, met een einddatum op 9 maart 2026. Tevens zijn de bewindvoerder en rechter-commissaris benoemd. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 september 2024.