ECLI:NL:RBROT:2024:13345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/10/688553 / JE RK 24-2367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 4 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De zaak betreft de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, die in 2021 en 2023 naar Nederland zijn gekomen, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben in Marokko onder traumatiserende omstandigheden geleefd en zijn na hun komst naar Nederland in een onveilige thuissituatie terechtgekomen, gekenmerkt door spanningen en huiselijk geweld. De moeder heeft de woning verlaten met de kinderen, maar er zijn nog steeds zorgen over de situatie, vooral met betrekking tot de vader die psychische problemen heeft. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de moeder voor negen maanden. Tijdens de zitting is de kinderrechter tot de conclusie gekomen dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. De kinderrechter heeft besloten de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688553 / JE RK 24-2367
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.V. Garib, waarnemend voor mr. B.H. van der Zwan.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 31 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • mr. D.V. Garib namens de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [persoon A] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .
1.3.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaanse, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. F. El Haji, tolk Marokkaans. De kinderrechter heeft vastgesteld dat mw. F. El Haji is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt om [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de moeder met gezag te verlenen voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het nader toe. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben al veel meegemaakt. In Marokko leefden de kinderen in armoede, hebben zij moeten bedelen en was sprake van mishandeling. De ouders zijn in 2021 met [voornaam minderjarige 3] naar Nederland gekomen en in 2023 volgden [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . In de thuissituatie in Nederland was vervolgens sprake van spanning en huiselijk geweld. Daarnaast kampt de vader met psychische problemen. Dit leidde tot een onhoudbare situatie waarna de moeder uit de woning is vertrokken samen met de kinderen. De ouders hebben een verschillende visie over wat er is gebeurd en zijn op het moment onvoldoende bereid om zelfstandig iets aan de situatie te doen. Daarom is het van belang dat er een ondertoezichtstelling komt. Er moet zicht komen op wat de kinderen hebben meegemaakt en of zij hier traumabehandeling voor nodig hebben. Ook moet er opvoedondersteuning komen en is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan contactopbouw met de vader. Bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bestaat daarnaast een praktische zorg over hun verblijfsstatus. Deze is gekoppeld aan verblijf bij de vader en de kinderen verblijven op het moment bij de moeder.
4.2.
De GI maakt ter zitting kenbaar achter het verzoek van de Raad te staan. De GI moet nog uitzoeken hoe het juridisch zit met de verblijfstitel van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De kinderen hebben veel meegemaakt en het is van belang dat er hulpverlening voor hen wordt ingezet. Als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken is er direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar.
4.3.
De moeder maakt ter zitting kenbaar dat zij het niet erg vindt als er een ondertoezichtstelling komt, zolang de kinderen bij haar blijven wonen. De moeder is erg blij met het nieuwe huis. Zij vindt het belangrijk dat de kinderen hun vader kunnen zien.
4.4.
Namens de vader wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat hij instemt met het verzoek van de Raad. De vader begrijpt waarom er hulpverlening moet komen en hoopt dat er met behulp van de ondertoezichtstelling een goede omgangsregeling komt. De vader ziet in dat er in het verleden dingen zijn gebeurd die niet juist waren en is met hulpverlening bezig om aan zichzelf te werken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderen hebben tot 2021 respectievelijk 2023 in Marokko gewoond onder traumatiserende omstandigheden. Na hun komst naar Nederland was er in de thuissituatie veel onrust en onveiligheid door spanningen tussen de ouders. Of daadwerkelijk huiselijk geweld heeft plaatsgevonden kan door de Raad niet worden vastgesteld wegens tegenstrijdige verhalen, maar feit blijft dat de kinderen leden onder de situatie. Ondertussen verblijft de moeder in een andere woning samen met de kinderen. Hoewel dit rust heeft gecreëerd voor het gezin, zijn er nog steeds zorgen. Het contact tussen de kinderen en de vader is nog niet vormgegeven en er is onvoldoende zicht op de trauma’s die de kinderen hebben opgelopen. De ouders lijken op het moment bereid, maar onvoldoende instaat om de juiste vervolgstappen te nemen. Daarom is het van belang dat er een vaste jeugdbeschermer komt die hierin de regie kan voeren en de juiste hulpverlening kan inzetten.
5.3.
De kinderrechter stelt daarom [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 4 december 2024 tot 4 december 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de moeder met gezag met ingang van 4 december 2024 tot 4 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024 door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.L. Bottse als griffier, en op schrift gesteld op 16 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.