ECLI:NL:RBROT:2024:13341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690645 / JE RK 24-2624
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en een spoedmachtiging te verlenen voor uit huis plaatsing in een gesloten accommodatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] een belaste voorgeschiedenis heeft, met problemen zoals middelengebruik, een verstoorde relatie met de moeder en een onrustige schoolloopbaan. De kinderrechter heeft de noodzaak van jeugdhulp onderstreept, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] belemmeren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen, en heeft daarom de machtiging verleend om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 5 maart 2025. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690645 / JE RK 24-2624
Datum uitspraak: 11 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat mr. B.V. Rafaela, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 december 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 9 december 2024.
1.2.
Op 11 december 2024 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij Schakenbosch.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 december 2024 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 5 maart 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking van 5 december 2024 een spoedmachtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken, te weten de periode tot 2 januari 2025.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt om [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een spoedmachtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken, met aansluitend een machtiging voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op een gedeelte van het verzoek is reeds beslist. Nog beslist dient te worden op het verzoek om een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het nader toe. [voornaam minderjarige] en de moeder kennen een belaste voorgeschiedenis. Er is lange tijd sprake geweest van huiselijk geweld in de thuissituatie en [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag waar de moeder niet op de juiste manier mee om weet te gaan. Dit heeft geresulteerd in een ernstige verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder, waardoor [voornaam minderjarige] niet naar huis kan. Daarnaast zijn er zorgen over [voornaam minderjarige] zelf. Er is sprake van middelengebruik, haar schoolgang is gestagneerd en zij verkeert mogelijk in een crimineel milieu. In het vrijwillige kader heeft [voornaam minderjarige] op verschillende plekken binnen en buiten het netwerk verbleven, zonder succes. Dit maakt dat een gesloten plaatsing op dit moment de enige mogelijkheid is. Het is van belang dat er rust komt voor [voornaam minderjarige] zodat vanuit een stabiele situatie diagnostiek kan plaatsvinden. Aan de hand van de uitkomsten hiervan moet passende behandeling voor [voornaam minderjarige] worden ingezet. Daarnaast moet de komende periode worden gezocht naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige] en aandacht worden besteed aan de relatie met de moeder.
4.2.
De GI maakt ter zitting kenbaar dat het belangrijk is dat er een plek voor [voornaam minderjarige] wordt gevonden waar zij kan stabiliseren en zich verder kan ontwikkelen. Op de gesloten groep heeft [voornaam minderjarige] geen verdovende middelen voorhanden en komt zij niet in contact met de vrienden die een negatieve invloed op haar hebben. Om ervoor te zorgen dat de gesloten plaatsing zo kort mogelijk duurt, moet [voornaam minderjarige] laten zien dat zij zich aan afspraken kan houden. Tot nu toe doet [voornaam minderjarige] het goed op de gesloten groep. Wel wordt gezien dat het lastig voor haar is om te stoppen met blowen. Hier dient de komende periode aandacht voor te zijn. Daarnaast is het van belang dat wordt ingezet op herstel van de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.
4.3.
Namens en door [voornaam minderjarige] wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat zij een plaatsing op een open groep wenst waarbij afspraken met haar worden gemaakt. [voornaam minderjarige] heeft niet de kans gekregen om te bewijzen dat zij het wel kan. Zij is enkel op tussenplekken geplaatst en heeft nooit op een goede plek gezeten. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] de afgelopen tijd laten zien dat zij zich beter gedraagt dan voorheen en geen criminele dingen meer doet. [voornaam minderjarige] is aan het afbouwen met blowen en ze wil aan het eind van dit kalenderjaar volledig stoppen. Het is belangrijk dat naar een plek wordt gezocht binnen een open setting waar [voornaam minderjarige] de juiste behandeling kan krijgen.
4.4.
De moeder maakt ter zitting kenbaar dat er de afgelopen twee jaar niets is gebeurd, terwijl er hulpverlening zou worden ingezet. Hierdoor is de situatie ondertussen verslechterd. De moeder vindt het belangrijk dat er nu wel hulpverlening komt. Zij staat open voor hulpverlening gericht op de relatie tussen haar en [voornaam minderjarige] en krijgt graag handvatten om beter met het gedrag van [voornaam minderjarige] om te gaan. De moeder denkt niet dat een gesloten plaatsing de oplossing is. Vanuit een open setting kan er ook hulpverlening voor [voornaam minderjarige] worden ingezet. Ondanks alle zorgen is de moeder supertrots op [voornaam minderjarige] dat zij haar diploma heeft behaald.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2 Jeugdwet).
5.2.
[voornaam minderjarige] kent een belaste voorgeschiedenis. Zij heeft al veel verschillende verblijfplekken gekend. [voornaam minderjarige] heeft een onrustige periode achter de rug waarin zij slechte keuzes heeft gemaakt. Haar schoolgang is gestagneerd, er is sprake van middelengebruik en [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag. Na een escalatie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] kan [voornaam minderjarige] op dit moment niet bij de moeder kan wonen. Door de vele incidenten die de afgelopen periode hebben plaatsgevonden kan [voornaam minderjarige] momenteel niet naar een open groep. Plaatsing op een gesloten groep is voor nu de enige optie. Op de gesloten groep kan [voornaam minderjarige] tot rust komen en stabiliseren. Dit creëert ruimte voor diagnostiek en behandeling. Het is positief om te zien dat [voornaam minderjarige] hieraan nu meewerkt en haar best doet. Door deze goede stappen te zetten werkt zij toe naar een vervolgplek in een open setting.
5.3.
Op grond van het bovenstaande zal de kinderrechter de machtiging verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling (tot 5 maart 2025).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 11 december 2024 tot 5 maart 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.L. Bottse als griffier, en op schrift gesteld op 30 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.