Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 april 2024, met bijlagen;
- het antwoord.
2.De beoordeling
- gederfde huurinkomsten, omdat zij (een deel van) haar woning van 1 augustus 2022 tot en met 7 maart 2023 niet heeft kunnen verhuren. [eiseres] gaat uit van een huurbedrag van € 500,- per maand. 7 maanden à € 500,- levert een vordering van € 3.500,- op;
- 50% van de gemeentelijke heffingen over 2023, zijnde € 437,-;
- 50% van de waterschapslasten over 2023, zijnde € 143,78;
- vergoeding van de onkosten voor de procedure om [gedaagde] te laten uitschrijven uit het BRP op haar adres: € 1.000,-.
-lasten zou betalen, is niet gebleken. [eiseres] vermeldt die afspraak wel, maar [gedaagde] heeft de afspraak betwist. [eiseres] heeft nagelaten om haar stelling handen en voeten te geven, bijvoorbeeld door uit te leggen wanneer en in welke context die afspraak dan gemaakt is en hoe daar in 2022 uitvoering aan is gegeven. Omdat zij onvoldoende gesteld heeft over de afspraak, komt de kantonrechter niet aan bewijslevering toe. Voor zover de vorderingen van [eiseres] gebaseerd zijn op nakoming van deze gestelde afspraak, zijn ze niet toewijsbaar.