ECLI:NL:RBROT:2024:13310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
10/081553-23, 10/227431-24 en 10/334711-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van agenten en vernieling van eigendom

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het mishandelen en bedreigen van twee agenten, het bedreigen van een kennis, het zonder toestemming binnendringen van een woning en het vernielen van ruiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2022 in Maassluis de agenten heeft bedreigd met een metaalachtig voorwerp en hen heeft mishandeld door een bloempot naar hen te gooien. De verdachte heeft ook bedreigende woorden geuit, wat leidde tot angst bij de agenten. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht op basis van psychische stoornissen. Voor de feiten die op 13 juli 2024 plaatsvonden, waarbij de verdachte een kennis bedreigde en ruiten vernielde, werd de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank legde de maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op, om de verdachte te laten behandelen in een forensische setting. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, waarbij de verdachte €250,- moest betalen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/081553-23, 10/227431-24 en 10/334711-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 17 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S.C. Peeters, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • in de zaak met parketnummer 10/081553-23: bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 (primair) en 5 ten laste gelegde;
  • in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24: bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 158 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel tot beschikkingstelling (hierna: TBS) van de verdachte met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 27 november 2024 met dadelijke uitvoerbaarheid en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en feit 4 primair in de zaak met parketnummer 10/081553-23
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan worden bewezen. Uit de verklaring van verbalisant [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte met een zwaar en langwerpig metalen voorwerp een slaande beweging maakte in de richting van het hoofd van de verbalisant. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaringen van de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Door met een zwaar metalen voorwerp een slaande beweging te maken in de richting van het hoofd van de verbalisant, heeft de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verbalisant zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Datzelfde geldt voor de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] .
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat beide ten laste gelegde pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kunnen worden. Voor het onder 1 ten laste gelegde heeft de verdachte ontkend dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Het dossier bevat verder slechts de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte een slaande beweging naar zijn hoofd maakte. Verbalisant [slachtoffer 2] verklaart dat ze heeft gezien dat de verdachte met een voorwerp in de hand naar [slachtoffer 1] toesprong, [slachtoffer 3] heeft alleen later in de woning een beitel aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de details over de feitelijke toedracht te beperkt zijn om te concluderen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd aan verbalisant [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ook voor bewezenverklaring van het onder feit 4 primair ten laste gelegde bevat het dossier onvoldoende bewijs. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij, een harde klap tegen haar linker onderarm voelde, terwijl ze ineengedoken zat met haar armen om haar hoofd. [slachtoffer 1] heeft de verdachte een slaande beweging naar [slachtoffer 2] zien maken. Die gegevens zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 in de zaak met parketnummer 10/081553-23
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 2, 3, 4 en 5 wegens onvoldoende bewijs. De verdachte ontkent dat hij de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Ook ontkent hij dat hij de verbalisanten heeft mishandeld of heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er kunnen ook andere verklaringen zijn voor de bloeduitstorting en het krasje op de arm van verbalisant [slachtoffer 2] . In ieder geval is er geen sprake van mishandeling of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat het vereiste opzet ontbreekt.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank vindt dat het ten laste gelegde onder 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 wel bewezen kan worden. Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontvingen op 7 maart 2022 een melding een persoon op zijn balkon stond te schreeuwen. Toen zij daar aanbelden deed verdachte de deur op en begon te schelden. Vervolgens ging hij terug zijn woning in en gooide de deur dicht. Verbalisant [slachtoffer 1] hoorde dat de verdachte in de woning riep: “Kankergek, ik ga een wapen pakken en ik maak jullie kanker dood, ik maak jullie kankerdood kankerpolitie”. Verbalisant [slachtoffer 2] hoorde dat de verdachte in de woning (onder andere) riep: “Ik maak jullie allemaal dood.” Kort daarna deed de verdachte de deur open en gooide hij een voorwerp in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] . Dit voorwerp raakte verbalisant [slachtoffer 1] op de zijkant van zijn gezicht en ook voelde hij dat hij geraakt werd door steentjes. Vervolgens sloeg de verdachte verbalisant [slachtoffer 2] met een voorwerp op haar linker onderarm, waarna hij weer de woning in rende. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft daardoor letsel opgelopen aan haar linker onderarm, bestaande uit een bloeduitstorting en krasverwonding. Verbalisant [slachtoffer 1] had later in de ochtend pijn aan zijn linker jukbeen. Verbalisant [persoon A] ziet kort na het incident en voordat de verdachte is aangehouden een bloempot liggen in de deuropening van de woning. De hal van de woning was toen bezaaid met hydrokorrels. Na verdachtes aanhouding werden in de hal meerdere kapotte bloempotten, een hamer en een beitel aangetroffen. In de woonkamer stond een open gereedschapskist en op de salontafel lag een ronde vijl.
Al met al is er voldoende bewijs dat de verdachte verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd en mishandeld.
4.3.
Bewezenverklaring in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/227431-24 is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat de woorden ‘de dood of de gevangenis’ niet als bedreiging waren gericht tegen aangever [slachtoffer 4] . Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken. De verdachte heeft de overige ten laste gelegde feiten bekend, zodat deze feiten zonder nadere bespreking bewezen zullen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/081553-23 onder 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/081553-23
2
hij op 7 maart 2022 te Maassluis [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een metaalachtig en langwerpig voorwerp boven zijn, verdachtes, hoofd te houden en met voornoemd voorwerp slaande bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] te maken en (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "kankergek, ik ga een wapen pakken en ik maak jullie kanker dood, ik maak jullie kankerdood, kanker politie"
3
hij op 7 maart 2022 te Maassluis, een ambtenaar, [slachtoffer 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door een bloempot tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien.
4
hij op 7 maart 2022 te Maassluis, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van
haarbediening heeft mishandeld door die
[slachtoffer 2]met een voorwerp tegen
dearm te slaan.
5
hij op 7 maart 2022 te Maassluis [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die
[slachtoffer 2]dreigend de woorden toe te voegen "ik ga wat pakken, ik ga jullie kankerdood maken".
10/227431-24
1
hij op 13 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom volgende week wel jou doodmaken, want nu is er waarschijnlijk onwin politie bij je huis" en "Nee ik kom volgende week. Om het af te maken".
2
hij op 13 juli 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft vernield
10/334711-24
hij op 13 juli 2024 te Rotterdam in de woning, gelegen aan de [adres 2] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 5] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/081553-23
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 4: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
in de zaak met parketnummer 10/227431-24
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
in de zaak met parketnummer 10/334711-24
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte
Psychiater [persoon B] en psycholoog [persoon C] hebben rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 oktober 2024 en 18 oktober 2024. De deskundigen stellen vast dat bij de verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en een aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de strafbare feiten en hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed.
De deskundigen concluderen dat de verdachte wat betreft de bedreigingen en mishandelingen van de politieagenten op 7 maart 2022 (parketnummer 10/081553-23) door de psychotische ziekteverschijnselen geen gedragsalternatieven had en daarom werd hij ernstig ingeperkt in zijn keuzevrijheid. De stoornis heeft, indien bewezen, volledig in de ten laste gelegde feiten doorgewerkt. De deskundigen adviseren daarom om deze feiten geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
De deskundigen concluderen wat betreft de bedreiging en de vernieling op 13 juli 2024 (parketnummer 10/227431-24) dat er enerzijds aanwijzingen zijn dat er sprake was van een reëel conflict en ook dat er overwegingsmomenten zijn geweest bij de verdachte. Anderzijds constateren zij dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de verdachte verkeerde in een fase van ontregeling en dat de overwegingsmomenten ook binnen het toestandsbeeld van die ontregeling hebben plaatsgehad. Hierbij was niet alleen sprake van agitatie, maar ook van de bij de schizoaffectieve stoornis passende oordeels- en kritiekstoornissen. De deskundigen adviseren daarom om deze feiten in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
6.2.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater en psycholoog betreffende bedreiging en mishandeling van de politieagenten op 7 maart 2022 (parketnummer 10/081553-23) en bedreiging en de vernieling op 13 juli 2024 (parketnummer 10/227431-24), worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte ziekelijke stoornissen van de geestvermogens bestonden tijdens het begaan van de feiten. Gezien de psychologische en psychiatrische bevindingen en de gedragingen van verdachte op 7 maart 2022 (bedreiging en mishandeling van de politieagenten), acht de rechtbank de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar met betrekking tot de op die dag gepleegde feiten. De verdachte is voor deze feiten niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is het niet eens met het standpunt van de raadsvrouw - dat de verdachte niet onder invloed van een stoornis heeft gehandeld - ten aanzien van de feiten op 13 juli 2024 (bedreiging van een kennis en de vernieling van de ruiten van de woning van diens vriendin). De deskundigen hebben verklaard dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte zich ten tijde van deze feiten bevond in een fase van ontregeling, die wordt gekenmerkt door ontremming, aanjaging en agitatie. Ook was sprake van forse oordeels- en kritiekstoornissen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om van het advies van de deskundigen ten aanzien van de bedreiging en de vernieling op 13 juli 2024 af te wijken. Deze feiten kunnen de verdachte daarom in verminderde mate worden toegerekend. De verdachte is voor deze feiten dus strafbaar.
De psychiater en psycholoog hebben zich niet uitgelaten over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het door hem eveneens op 13 juli 2024 gepleegde huisvredebreuk (parketnummer 10/334711-24), omdat deze zaak niet aan hen is voorgelegd. Nu bij verdachte ten tijde van de andere feiten die op 13 juli 2024 zijn gepleegd (bedreiging van een kennis en vernieling van de ruiten van de woning van diens vriendin) sprake was van stoornissen die zijn gedrag rechtstreeks beïnvloedden, acht de rechtbank het aannemelijk dat ten tijde van de huisvredebreuk, die op dezelfde dag en op hetzelfde moment is gepleegd, sprake was van die stoornissen. Dit feit kan de verdachte daarom eveneens in verminderde mate worden toegerekend.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, mishandeling, vernieling en huisvredebreuk. In 2022 heeft de verdachte twee agenten mishandeld en bedreigd toen zij naar zijn woning kwamen omdat hij op het balkon stond te schreeuwen. Hij is naakt naar buiten gerend terwijl hij bedreigende teksten schreeuwde en heeft een bloempot naar het hoofd van de ene agent gegooid en de andere agent met een voorwerp geslagen. Voor de agenten is dit een zeer beangstigende situatie geweest.
In 2024 is de verdachte is, naar eigen zeggen door pestgedrag van een kennis, naar de woning van een vriendin van de kennis gegaan en heeft de ruiten van de voordeur ingeslagen met een koevoet. Vervolgens is hij de woning ingegaan. Kort daarna stuurde de verdachte doodsbedreigingen naar de kennis. Door zijn gedrag heeft de verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Bovendien heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendom van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft ook gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2024 van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.3.2.
Rapportages
Zoals hiervoor genoemd, hebben psychiater [persoon B] en psycholoog [persoon C] rapporten opgemaakt over de verdachte, gedateerd 21 oktober 2024 en 18 oktober 2024. Volgens de psychiater en psycholoog bestaat een hoog risico op recidive van geweld indien de schizoaffectieve stoornis onbehandeld blijft. Hierbij kunnen een hernieuwde psychose en/of manische stemmingsontregelingen als belangrijkste risicofactoren worden aangemerkt. Om het recidiverisico te verminderen, wordt een klinische behandeling geadviseerd, die hoofdzakelijk gericht is op het duurzaam stabiliseren van de schizoaffectieve stoornis. Vanwege de ernst van de psychopathologie en het hoge recidiverisico wordt behandeling binnen een forensische setting met beveiligingsniveau 3 noodzakelijk geacht, waarbij een behandelduur van enkele jaren wordt verwacht. Dit overstijgt de mogelijkheden van een behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging. Aangezien de verdachte lijkt te beschikken over enig ziektebesef, hij gemotiveerd is voor continuering van medicamenteuze behandeling en hij zich in het verleden goed aan de behandelafspraken hield, wordt een behandeling binnen het kader van een TBS met voorwaarden haalbaar geacht. Tot slot wordt ook oplegging van een GVM geadviseerd, omdat de veroordeelde na vertrek uit de kliniek en bij gebrek aan voldoende toezicht herhaaldelijk psychotisch decompenseerde. Met deze maatregel kan de reclassering na afloop van de forensische titel zorg bieden indien nodig.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2024. De reclassering schat de kans op recidive zonder behandeling in als hoog. Volgens de reclassering is een beschermende maatregel nodig om de samenleving te beschermen. Binnen deze maatregel is het van belang om de verdachte diagnostisch beter in beeld te krijgen, zodra de psychotische ontregeling nog beter onder controle is. Vervolgens is het van belang om een goed risicomanagement plan op te stellen, ziekte-inzicht/besef te vergroten en te werken aan alle praktische zaken rondom de levensgebieden om recidivegevaar te doen verminderen. Een langdurige klinische opname is daarom geïndiceerd. De reclassering kan uitvoering geven aan hierna te noemen bijzondere voorwaarden, mits er plaatsing door het DIZ (Divisie Individuele Zaken) mogelijk is in een passende FPK-kliniek. De verdachte toont zich vooralsnog bereid om hieraan mee te werken. De reclassering kan onvoldoende inschatten of de verdachte alles kan overzien vanwege zijn actueel (rand)psychotische beeld.
De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. Als de rechtbank besluit om de verdachte TBS met voorwaarden op te leggen, dan adviseert de reclassering dit te doen onder de volgende voorwaarden:
Meewerken aan reclasseringstoezicht;
Meewerken aan time-out;
Opname in een zorginstelling;
Ambulante behandeling;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
Drugs/alcoholverbod;
Contactverbod;
Locatieverbod met elektronische monitoring;
Dagbesteding;
Openheid financiën.
De reclassering adviseert de rechtbank ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht te bevelen. Daarnaast vindt de reclassering een gedragsbeïnvloedende maatregel nodig.
De rechtbank houdt rekening met de rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering en de actuele informatie van de officier van justitie over de mogelijkheden tot plaatsing van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Zoals hiervoor is overwogen, bestond bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in verband waarmee hij voor één feit volledig ontoerekeningsvatbaar is en voor de overige feiten verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Voor feit 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 in de zaak met parketnummer 10/081553-23 is de verdachte daarom niet strafbaar. Voor de overige feiten (in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24) is de verdachte wel strafbaar, maar werkt de verminderde toerekenbaarheid strafverlagend. Gelet hierop en op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) afzien van het opleggen van een (gevangenis)straf, omdat een dergelijke straf in dit specifieke geval niet passend is.
Wel zal de rechtbank aan de verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden. Dit baseert de rechtbank op de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en de door de verdachte gepleegde bedreiging betreft een misdrijf dat afzonderlijk is vermeld in artikel 37a Sr. Vanwege het hoge recidiverisico, de noodzaak tot een behandeling in een forensische setting met beveiligingsniveau 3, de verwachte behandelduur van enkele jaren en het feit dat een zorgmachtiging niet gericht is op het terugdringen van het recidiverisico, biedt een eventuele zorgmachtiging op grond waarvan verdachte kan worden opgenomen onvoldoende bescherming van de maatschappij.
Aan de terbeschikkingstelling zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 27 november 2024. Deze zullen hierna in het dictum van het vonnis worden weergegeven. Deze voorwaarden zijn ook op de zitting met de verdachte besproken en de verdachte heeft verklaard met deze voorwaarden in te stemmen en zich hieraan te willen houden.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten redengevend. Dit betekent dat indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen de duur van de maatregel niet gemaximeerd is. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden bevelen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om, naast TBS met voorwaarden, een GVM op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2]De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 800,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/081553-23 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd of gedeeltelijk moet worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 4 en 5 in de zaak met parketnummer 10/081553-23 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 138, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/081553-23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/081553-23 onder 2, 3, 4 (subsidiair) en 5 en de in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 10/081553-23 niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten in de zaken met parketnummers 10/227431-24 en 10/334711-24 strafbaar;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
de ter beschikking gestelde zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de ter beschikking gestelde een of meer vingerafdrukken laat nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
de ter beschikking gestelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
de ter beschikking gestelde meewerkt aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de ter beschikking gestelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde kan, als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een FPK/FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor indicatiestelling/plaatsing. De opname start na uitspraak of op het moment dat er plek is voor de ter beschikking gestelde. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Mocht er een overbruggingsplek worden ingezet werkt de ter beschikking gestelde hieraan mee. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na beëindiging van de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de ter beschikking gestelde verblijft in Forensische RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na beëindiging van de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en/ of alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek of blaastest. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] 2002 en [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 3] 2004, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de ter beschikking gestelde bevindt zich niet in een straal van 5 km om de [adres 2] , [postcode 2] Rotterdam. Het openbaar ministerie kan op verzoek van de reclassering dit verbod laten vallen of aanpassen. De ter beschikking gestelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod indien de reclassering dit nodig vindt;
de ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de ter beschikking gestelde geeft openheid over zijn financiën. Als de reclassering het nodig acht werkt de ter beschikking gestelde mee met een budgetcoach of bewindvoering;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
schorst de voorlopige hechtenisvan de verdachte met ingang van het moment dat de verdachte is opgenomen in een kliniek zoals hiervoor in voorwaarde 13 in dit vonnis is omschreven, en wel onder de voorwaarden die hiervoor onder 1 tot en met 20 zijn opgenomen en voorts onder de voorwaarden:
-dat de verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
- dat de verdachte, ingeval hij wegens het feit, waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van €250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 december 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-081553-23
1
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een beitel, althans met een zwaar en/of metalen en/of langwerpig voorwerp
een slaande beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een beitel, althans een zwaar en/of metaalachtig en/of langwerpig voorwerp
boven zijn, verdachtes, hoofd te houden en/of met voornoemd voorwerp slaande
bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] te maken en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend
de woorden toe te voegen "kankergek, ik ga een wapen pakken en ik maak jullie
kanker dood, ik maak jullie kankerdood, kanker politie", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis,
een ambtenaar, [slachtoffer 1] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door een en/of meerdere vaas/vazen en/of bloempot(en) tegen
het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien;
4
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 6] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een beitel, althans met een zwaar en/of metalen en/of langwerpig voorwerp
slaande beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 6] heeft gemaakt waarbij
die [slachtoffer 6] op/tegen de (onder)arm is geraakt',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis,
een ambtenaar, [slachtoffer 6] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 6] met een beitel, althans met een zwaar en/of
metalen en/of langwerpig voorwerp tegen het hoofd en/of arm, althans tegen het
lichaam te slaan;
5
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Maassluis
[slachtoffer 6] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga wat pakken, ik ga jullie
kankerdood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
10-227431-24
1
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom volgende week wel jou
doodmaken, want nu is er waarschijnlijk onwin politie bij je huis" en/of "De dood of
de gevangenis" en/of "Nee ik kom volgende week. Om het af te maken", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
10-334711-24
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Rotterdam
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de Eilertstraat
29 bij een ander, te weten bij [slachtoffer 5] , althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen