ECLI:NL:RBROT:2024:13307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
10/115923-24, 10/311274-24 en 10/326598-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor straatroven, witwassen en wapenbezit met bijzondere voorwaarden voor jeugddetentie

Op 31 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee straatroven, het bezit van een steekwapen, witwassen en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 94 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak werd behandeld in tegenspraak en de verdachte was bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zantman.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en bedreiging, het voorhanden hebben van een mes en het witwassen van een gestolen scooter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, waarbij de verdachte bekend was met de misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering, een avondklok, en deelname aan begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was aangetoond met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummers: 10/115923-24, 10/311274-24 en 10/326598-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 31 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. R. Zantman, advocaat in Krimpen aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 17 december 2024. De onderhavige zaken zijn gelijktijdig behandeld met de leerplichtzaak tegen de verdachte (parketnummer 10/373477-24), die bij afzonderlijke dagvaarding is aangebracht bij de kantonrechter van deze rechtbank.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/311274-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/326598-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 94 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/311274-24 onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/326598-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/311274-24 feit 1 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op het moment van het voorhanden hebben en het gebruik maken van de scooter wist of kon weten dat het een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf was.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Tussen 16 september 2024 om 23:00 uur en 17 september 2024 om 5:15 uur is een scooter van het merk/type Piaggio Zip (kenteken: DVL-18-N), toebehorende aan [slachtoffer 1] , gestolen. Er is op 17 september 2024 namens de eigenaar aangifte gedaan van de diefstal van de scooter.
Op 20 september 2024 zagen verbalisanten de verdachte in Dordrecht op een scooter met kenteken [kentekennummer 1] rijden. Verbalisanten constateerden dat de kentekenplaat van de scooter niet overeen kwam met het chassisnummer van deze scooter. Het chassisnummer van de scooter bleek gekoppeld aan een Piaggio Zip, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] , die sinds enkele dagen als gestolen stond geregistreerd. Niet alleen ontbrak het juiste kenteken op de scooter, ook constateerden de verbalisanten dat het slot en de buddyseat van de scooter ontbraken.
Bij de beoordeling of wetenschap bij de verdachte kan worden aangenomen, weegt de rechtbank in deze mee dat de verdachte in maart 2024 ook al rijdende op een gestolen scooter werd aangehouden, waarvan toen de kap aan de voorkant was afgehaald en de bedrading was doorverbonden waardoor deze scooter niet met een sleutel gestart hoefde te worden. De politie heeft de verdachte er toen op gewezen dat een scooter waaraan bepaalde onderdelen ontbreken van misdrijf afkomstig kan zijn. Ter zitting heeft de verdachte daarnaast verklaard dat de vriend van wie hij de scooter kreeg, beschikte over meerdere scooters waaraan niet alles correct is. Dit alles in samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wist dat de scooter afkomstig was uit enig misdrijf. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het wiswassen van deze scooter.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/311274-24 onder 1 primair ten laste gelegde witwassen is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/311274-24 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/311274-24 onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/326598-24 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/115923-24
1
hij op 3 april 2024 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de Brielselaan tezamen en in vereniging met een andereen telefoon, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- zich dreigend aan die [slachtoffer 3] op te dringen en
- de kraag van die [slachtoffer 3] vast te pakken en
- ( vervolgens/daarbij) die [slachtoffer 3] een mes (een machete) te tonen en
- met voornoemd mes (machete) (in de richting van die [slachtoffer 3] ) te zwaaien (ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 3] in zijn vinger wordt gesneden en de telefoon los laat) en
- die [slachtoffer 3] (daarbij) meermalen (dreigend) de woorden toe te voegen:
“ben je van de telefoons?” en “doe de bus open”;
2
hij op 3 april 2024 te Rotterdam terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 2 april 2024 te Zwijndrecht 760 euro, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door
- in te stappen in de auto van die [slachtoffer 4] en
- die [slachtoffer 4] een mes voor te houden en/of te tonen en
- die [slachtoffer 4] (daarbij vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen; “we gaan geen heisa
maken geef me gewoon jouw geld”;
parketnummer 10/311274-24
1
hij op 20 september 2024 te Dordrecht (van) een voorwerp, te weten een scooter (merk/type Piaggo Zip), - heeft voorhanden gehad en
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij op 20 september 2024 te Dordrecht, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een kapmes, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/326598-24
hij op 28 maart 2024 te Zwijndrecht, een scooter voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/115923-24
1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie

3.

diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden

parketnummer 10/311274-24

1 primair

witwassen

2
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie
parketnummer 10/326598-24
opzetheling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 15-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan twee straatroven en het voorhanden hebben van messen. Dat het bezit van een wapen vaak leidt tot het daadwerkelijk gebruik daarvan en dat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt, wordt in deze zaak bevestigd. Door zijn handelen heeft de verdachte, al dan niet samen met zijn mededader, een voor de slachtoffers zeer bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd, door onder meer te dreigen met een mes en goederen van de slachtoffers af te nemen. De wijze waarop hij heeft gehandeld getuigt van een volledig gebrek aan respect voor de bezittingen en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten zoals deze, ook na langere tijd nog veel last kunnen hebben van wat hen is overkomen en voor langere tijd gevoelens van onveiligheid op straat kunnen ervaren. Dit blijkt ook uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding en de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de slachtoffers.
Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten een algemeen gevoel van angst in de samenleving, te meer omdat één van de feiten op de openbare weg heeft plaatsgevonden. Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 15-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan vermogensdelicten door het voorhanden hebben van een van diefstal afkomstige scooter en het witwassen van een scooter. De verdachte draagt op die manier actief bij aan het in stand houden van een crimineel circuit. Dit veroorzaakt eveneens overlast en financiële schade bij de benadeelden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 december 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn verschillende risicofactoren en beschermende factoren. De risicofactoren zijn zichtbaar op de domeinen school, geestelijke gezondheid, vrienden en vaardigheden. Met name na de aanhouding in april 2024 is er een verandering in het gedrag van de verdachte te zien. Hierdoor zijn er veel zorgen op leergebied, de vriendenkring, vrijetijdsbesteding en de vaardigheden van de verdachte. Het lukt de verdachte op dit moment niet om zonder begeleiding positieve stappen te gaan maken. Hij heeft hulp en begeleiding nodig. De verdachte heeft een zeer steunend en betrokken netwerk/gezin. Dit neemt niet weg dat er grote zorgen zijn over de keuzes die hij zelf maakt en zijn verantwoordelijkheid. Ondanks de begeleiding door de jeugdreclassering is de verdachte opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie.
De Raad vindt een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend. De Raad hoopt dat dit een stok achter de deur is voor de verdachte en dat hij begrijpt dat zijn gedrag consequenties heeft. Gezien de zorgen met betrekking tot overvraging van de verdachte op verschillende vlakken, acht de Raad het van belang om op korte termijn een psychologisch onderzoek uit te laten voeren. Door middel van de uitkomsten van het psychologisch onderzoek kan het toezicht en de begeleiding beter op de verdachte worden afgestemd.
De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, een avondklok (van 19:00-07:00 uur, met uitzondering ten tijde van sport en/of bijbaan, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht) met elektronische monitoring voor de duur van 3 maanden, volgens het rooster naar school gaan en zich inzetten voor en houden aan de afspraken, meewerken met een jongerencoach vanuit E25 (of soortgelijke instantie), meewerken aan een psychologisch onderzoek vanuit E25 (of soortgelijke instantie) en meewerken aan behandeling gericht op emotieregulatie en (rouw)verwerking vanuit Family Supporters en een contactverbod met de medeverdachte.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 november 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De jeugdreclassering schat het recidiverisico als hoog in. Na het (plotselinge) overlijden van zijn moeder, zijn het gedrag en de stemming van de verdachte drastisch veranderd. Hij is terneergeslagen en onbereikbaar. Er is herhaaldelijk gebleken dat de verdachte niet eerlijk is over zijn contacten. De verdachte maakt een beïnvloedbare en kwetsbare indruk. Het lijkt hem niet te lukken om zelfstandig de goede kant op te gaan, wat samenhangt met de ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven. Voor het overlijden van zijn moeder is geen hulpverlening ingezet, bijvoorbeeld in de vorm van rouwverwerking. De hypothese is dat de verdachte door zijn onverwerkte rouw op dit moment externaliserende gedragsproblematiek laat zien. Hij ervaart moeilijkheden bij het delen van zijn emoties, weet niet hoe met zijn verdriet om te gaan en wil mensen niet tot last zijn met zijn verdriet. Hij is hierdoor extra kwetsbaar en maakt mogelijk om deze reden verkeerde keuzes qua gedrag en vrienden. De verdachte lijkt zonder hulp onvoldoende in staat te zijn om hier weerstand aan te bieden. De verdachte loopt, mogelijk door het gebrek aan verwerking, op alle leefgebieden vast. Het is van groot belang dat de verdachte hulp krijgt, zodat er berusting ontstaat in het verlies van zijn moeder en hij ruimte ervaart om andere, positieve keuzes te maken.
[persoon A] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting in aanvulling op het rapport naar voren gebracht dat
Het lukt de verdachte niet om zijn enkelband op tijd op te laden, ondanks dat er praktische afspraken zijn gemaakt. Hij heeft hierdoor recent een officiële waarschuwing gekregen. Het vermoeden is dat de verdachte wordt overvraagd. De verdachte is wel beter in contact met de jeugdreclasseerder en er begint een vertrouwensband te ontstaan. De afspraken met Family Supporters en de jongerencoach worden niet altijd nagekomen door de verdachte. Het is duidelijk dat er geen sprake is van onwil, maar dat het hem niet lukt. De jeugdreclasseerder acht het daarom zinvol dat er een psychologisch onderzoek wordt afgenomen bij de verdachte. Dit onderzoek zou kunnen worden uitgevoerd door Family Supporters of De Waag. De jeugdreclasseerder kan zich vinden in de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages en de toelichting van de jeugdreclasseerder op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd door de deskundigen en gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank constateert dat bij de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 10 oktober 2024 geen contactverbod met de slachtoffers is opgelegd als schorsingsvoorwaarde en dat nadien niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze contact met de slachtoffers of één van hen heeft opgenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting meermalen laten weten spijt te hebben van zijn handelen. Dit alles maakt dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de verdachte contact zal gaan opnemen met slachtoffers.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 3] , bijgestaan door
mr. T. Oosthout-Eskes, ter zake van het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.505,00 aan materiële schade en een bedrag van € 12.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de immateriële schade dient geen aansluiting te worden gezocht bij de smartengeldgids, omdat deze zich kenmerkt door een zekere mate van starheid en waarbij vooral de ernst van het feit leidend is. In deze dient aansluiting te worden gezocht bij de Rotterdamse Schaal, die meer recht doet in deze zaak.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 5] ter zake van het onder parketnummer 10/326598-24 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 286,85 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voldoende onderbouwd en geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte en zijn medeverdachte zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Niet kan worden vastgesteld dat er een rechtstreeks verband is tussen de door de benadeelde partij geleden schade en het ten laste gelegde feit.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op de immateriële schade. Het is onvoldoende duidelijk wat de daadwerkelijke schade is en er is nog geen eindtoestand bekend. De gevorderde materiële schade bestaande uit eigen bijdrage in ziektekosten is niet betwist.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5] aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [slachtoffer 5] - parketnummer 10/326598-24
De benadeelde partij [slachtoffer 5] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder parketnummer 10/326598-24 bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] - parketnummer 10/115923-24
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit eigen bijdrage ziektekosten € 1.505,00, en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het onder parketnummer 10/115923-24 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van een straatroof, gepleegd door meerdere daders, waarbij geweld is gebruikt en is gedreigd met een mes. Hij heeft hierbij een snijwond aan zijn hand opgelopen. Voorts is er een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vastgesteld bij de benadeelde partij, waarvoor hij (langdurig) behandeling ondergaat. Gebleken is dat het feit een enorme impact op de benadeelde partij heeft gehad en dat hij tot op heden nog steeds een groot gevoel van onveiligheid ervaart. Anders dan namens de benadeelde partij bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding aansluiting te zoeken bij de Rotterdamse schaal. Deze schaal bevindt zich immers nog in de consultatiefase en wordt nog niet door de rechtspraak gebruikt. De immateriële schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij [slachtoffer 3] betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 5.505,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 10/115923-24 onder 1, 2 en 3, parketnummer 10/311274-24 onder 1 primair en 2 en parketnummer 10/326598-24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 94 (vierennegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd in Dordrecht, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis, te weten op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] , zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag; waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde en daarbij dagelijks tussen 07:00 uur en 22:00 uur zijn enkelband tenminste drie uur lang zal opladen;
  • gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen volgens het rooster, zich zal inzetten voor zijn schoolgang en zich zal houden aan de gemaakte afspraken;
  • gedurende de proeftijd zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding;
  • zal meewerken aan de begeleiding door een jongerencoach vanuit E25 of een soortgelijke instantie;
  • zal meewerken aan behandeling gericht op emotie-regulatie en (rouw)verwerking vanuit Family Supporters;
  • zal meewerken aan de totstandkoming van een psychologisch onderzoek door Family Supporters, De Waag of een soortgelijke instantie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd in Dordrecht, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van
€ 5.505,00 (zegge: vijfduizend vijfhonderdvijf euro), bestaande uit € 1.505,00 aan materiële schade en
€ 4.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
3 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen
€ 5.505,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend vijfhonderdvijf euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2024.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/115923-24
1
hij op of omstreeks 3 april 2024 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten de Brielselaan, althans een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of Dyna Logic, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich dreigend aan die [slachtoffer 3] op te dringen en/of
- de kraag van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- ( vervolgens/daarbij) die [slachtoffer 3] een mes (een machete) te tonen en/of
- met voornoemd mes (machete) (in de richting van die [slachtoffer 3] ) te zwaaien (ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 3] in zijn vinger wordt gesneden en de telefoon los laat) en/of
- die [slachtoffer 3] (daarbij) meermalen, althans eenmaal, (dreigend) de woorden toe te voegen:
“ben je van de telefoons?” en/of “doe de bus open”, althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 3 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Zwijndrecht
760 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in te stappen in de auto van die [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] een mes voor te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 4] (daarbij vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen; “we gaan geen heisa
maken geef me gewoon jouw geld”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
parketnummer 10/311274-24
1
hij op of omstreeks 20 september 2024 te Dordrecht
(van) een voorwerp, te weten een scooter (merk/type Piaggo Zip),
althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2024 te Dordrecht,
een (brom)scooter (merk/type Piaggo Zip), althans een goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans rederlijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 20 september 2024 te Dordrecht,
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een kapmes,
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/326598-24
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te Zwijndrecht,
een scooter, althans een goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.