4.2.2.Beoordeling door de rechtbank
Medeplegen van diefstal uit twee woningen, en een poging hiertoe op 26 januari 2022
Op 26 januari 2022 omstreeks 17:00 uur zet de politie na een melding in verband met een woninginbraak aan de [locatie] de achtervolging in op een blauwe Peugeot met kenteken [kenteken] (hierna: de Peugeot). De inzittenden van de Peugeot zouden bij die feiten betrokken zijn geweest en om de Peugeot in te halen maakt de politie gebruik van optische- en geluidssignalen. Omdat de Peugeot geen acht slaat op de geldende verkeersregels en volgens de verbalisanten op extreem hoge snelheid (binnen de bebouwde kom) doorrijdt (ook als het verkeerslicht op rood staat), en op enkele stukken spookrijdt, is de politie niet in staat om de Peugeot in te halen en de auto tot stilstand te brengen. Ook niet nadat de Peugeot aan de zijkant wordt geramd door een dienstvoertuig van de politie. De Peugeot komt pas tot stilstand nadat zij, voor een tweede keer, tegen een dienstvoertuig van de politie botst. Na deze botsing zien verbalisanten vier mannen uit de Peugeot stappen en wegrennen; twee van hen, de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], worden direct na de botsing, omstreeks 17:30 uur, aangehouden in de nabije omgeving van de gestrande vluchtauto, namelijk de natuurbegraafplaats Zomerlanden in Heinenoord. In deze omgeving houdt de politie nog op dezelfde avond twee andere mannen aan, waaronder de verdachte. Hij wordt door middel van warmtebeelden van de politiehelikopter getraceerd en om 19:00 uur aangehouden. De verdachte ligt onder bramenstruiken langs het pad, genaamd de Blankert, aan de Oude Maas. Hij wordt gesommeerd om tevoorschijn te komen, maar voldoet hier niet aan. Hierop zet de hondengeleider van de politie zijn diensthond in op de de verdachte. Bij medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] treft de politie een portofoon aan. Bij de eveneens aangehouden medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een geldbedrag van
€ 720,- aangetroffen, in coupures van 50, 20 en 10 euro.
De Peugeot vliegt deels in brand en in de nabijheid van deze auto vindt de politie onder andere de reservesleutel van de Peugeot van aangeefster [aangeefster 1]. In het plantsoen treft de politie onder een donker geruit petje goudkleurige sieraden aan. Verder vindt de politie in de deels uitgebrande Peugeot meerdere goederen, zoals goud- en zilverkleurige sieraden, waaronder een goudkleurige ring met aan de binnenzijde de inscriptie ‘[inscriptie]’. Deze ring zit in een zwarte handschoen. Ook vindt de politie meerdere horloges en een ketting met op diamant lijkende stenen. Deze goederen zijn verpakt in mondkapjes. In de auto vindt de politie ook meerdere volle spaarkaarten van Jumbo en Plus, op naam en adres van aangeefster [aangeefster 1]. Op de achterbank van de Peugeot vindt de politie een zwarte portofoon en in de kofferbak meerdere gereedschappen, zoals koevoeten en schroevendraaiers.
Zowel aangeefster [aangeefster 1] als aangeefster [aangeefster 2] herkennen een aantal van de gevonden goederen. Aangeefster [aangeefster 1] treft onder meer haar trouwring aan. Deze is voorzien van haar naam en trouwdatum. Ook treft zij de trouwring van haar man aan en die van zijn ouders. Aangeefster [aangeefster 2] herkent onder meer de goudkleurige ring met de inscriptie ‘[inscriptie]’, zijnde de trouwring van haar reeds overleden man, genaamd [naam 1]. Verder herkent zij meerdere dasspelden en een aantal sieraden.
Door zowel [aangeefster 1] als [aangeefster 2] is aangifte gedaan ter zake van diefstal van goederen uit hun woningen.
Aangeefster [aangeefster 2] heeft op 26 januari 2022 verklaard dat zij die dag, omstreeks 15:00 uur, haar woning in Zuidland voor korte tijd heeft verlaten om afval weg te brengen. Op de gang van haar wooncomplex wordt zij aangesproken door een man die haar vraagt of zij op [huisnummer 1] woont; hij heeft namelijk een pakketje. Als zij weer terug is, ziet zij de man die zij eerder op de gang heeft gezien in haar woning staan. Hij zegt de waterleiding te komen controleren. Aangeefster [aangeefster 2] hoort van de man dat er ook twee collega’s van hem aanwezig zijn. In haar slaapkamer ziet zij dat de mannen in haar linnenkast kijken om te zien of daar vocht in zit. De mannen spreken een ‘buitenlandse taal’ en één van hen is ‘heel groot en breed’, aldus de aangeefster. Hoewel aangeefster [aangeefster 2] aanvankelijk verklaart dat er geen goederen uit haar woning zijn weggenomen, komt zij op 1 en 2 februari 2022 terug op deze verklaring. De aangeefster verklaart dan uitvoerig en gedetailleerd over de goederen die zij sinds 26 januari 2022 mist, hieronder valt ook een geldbedrag van € 200,- bestaande uit biljetten van 50 euro.
Aangeefster [aangeefster 1] heeft op 26 januari 2022 verklaard dat zij die dag, omstreeks 16:00 uur, haar woning aan [adres 2] heeft verlaten om boodschappen te doen. Zij heeft de deur wel dichtgedaan, maar niet op slot gedraaid. Als zij een uur later haar woning betreedt ziet zij dat er verschillende kastjes openstaan, spullen op de grond liggen en meerdere horloges en sieraden weg zijn, waaronder haar trouwring. Ook is een geldbedrag verdwenen van € 500,- bestaande uit meerdere biljetten van 50, 20 en 10 euro. Verder zijn de reservesleutels van haar voertuigen, waaronder die van een Peugeot, verdwenen. Aangeefster [aangeefster 1] verklaart geen braakschade te hebben aangetroffen in haar woning.
De politie hoort op 26 januari 2022 ook aangeefster [aangeefster 3]. Zij woont aan de [adres 3] en verklaart dat zij die dag onder de douche staat als er wordt aangebeld. Zij doet dan niet open. Rond 16:00 uur hoort zij dat er op haar voordeur wordt gebonsd. Als zij naar de voordeur loopt ziet zij drie ‘buitenlands uitziende’ mannen binnen staan. Zij weet niet hoe zij naar binnen zijn gekomen, want haar voordeur zat dicht, maar niet op slot. Volgens de aangeefster is één van de mannen ‘flink gezet’. Aangeefster [aangeefster 3] hoort van één van de mannen dat zij gekomen zijn in verband met een lekkage. De man kijkt in het keukenkastje en vraagt aan de aangeefster of zij sieraden en geld heeft, want als de waarde daarvan meer is dan € 10.000,- dan moet hij die besproeien. De aangeefster vindt dit een heel vreemd verhaal. Zij heeft de andere twee mannen niet meer gezien; de aangeefster vermoedt dat zij naar de slaapkamers zijn gegaan en daar hebben gekeken. De mannen zijn op een gegeven vertrokken. Volgens aangeefster [aangeefster 3] zijn er geen goederen bij haar weggenomen.
Als de politie op 27 januari 2022 ten behoeve van een forensisch onderzoek langsgaat bij aangeefster [aangeefster 3] neemt zij geen zichtbare braakschade waar aan de buitenzijde van haar voordeur, wel is er op die deur een afdruk van vermoedelijk een oor aanwezig. De substantie die mogelijk hierop duidt wordt bemonsterd en voorzien van het volgende kenmerk: [SIN-nummer]. Het door het NFI onderzochte DNA wordt op basis van een vergelijkend DNA-onderzoek met een bewijskracht van meer dan 1 miljard toegeschreven aan de verdachte.
Als de politie op 26 januari 2022 op [locatie] arriveert in verband met een melding wordt zij aangesproken door [naam 2]. Zij heeft ter hoogte van [huisnummer 2] twee mannen uit de Peugeot zien stappen en de steeg zien inlopen. Zij vertrouwt de situatie niet en fietst naar de andere kant van de steeg. Daar ziet zij twee mannen rommelen aan een deur. De verbalisanten gaan vervolgens kijken bij [adres 2], de woning van aangeefster [aangeefster 1]. Zij zien dat op dit adres is ingebroken: de lades en kasten zijn opengetrokken en de inhoud ervan is op de grond gegooid.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning zoals dat is ten laste gelegd onder 1 en 4. Ook heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging hiertoe zoals dat is tenlastegelegd onder 2. Nu er geen braaksporen zijn, kan het niet anders dan dat verdachte en zijn handlangers de voordeuren steeds hebben geopend op een manier waarop geen schade ontstaat. Aldus hebben zij de voordeuren telkens geflipperd en dat staat naar het oordeel van de rechtbank gelijk aan gebruikmaking van een valse sleutel.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde in nauwe en bewuste samenwerking met anderen gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De verdachte is op 26 januari 2022 direct na twee diefstallen uit woningen en een poging hiertoe met drie medeverdachten in een Peugeot gestapt en na een achtervolging onder verdachte omstandigheden aangehouden in de nabijheid van de Peugeot. Op die dag zijn in de omgeving van deze auto ook nog drie andere verdachten aangehouden. De Peugeot is door haar vier inzittenden als vluchtauto gebruikt; zij is na een achtervolging uiteindelijk in Heinenoord gestrand na een frontale botsing met een dienstvoertuig van de politie en de vier inzittenden zijn direct uitgestapt en weggerend. In en buiten de vluchtauto treft de politie de reservesleutel aan van de Peugeot van aangeefster [aangeefster 1]. Ook vindt zij zowel in als buiten de Peugeot meerdere sieraden die door aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2] als hun eigendommen worden herkend. De politie treft in de Peugeot ook meerdere gereedschappen aan die worden gebruikt bij inbraken, zoals koevoeten en schroevendraaiers. Op de voordeur van aangeefster [aangeefster 3] is DNA aangetroffen van de verdachte en het aangetroffen geldbedrag bij de medeverdachte [medeverdachte 1] komt overeen met de verdwenen hoeveelheden biljetten uit de woningen van aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. De verdachte en zijn handlangers lijken ook dezelfde ‘babbeltruc’ te hanteren als zij in de woningen de rechtmatige bewoners tegen het lijf lopen: zij komen in verband met een lekkage.
Bij het bewezen achten van het medeplegen neemt de rechtbank mede in aanmerking de omstandigheid dat een aannemelijke, andersluidende verklaring van de verdachte over de precieze gang van zaken op 26 januari 2022 in het geheel ontbreekt. Aan de verklaring van de verdachte (ter terechtzitting) dat hij die dag met een dame ‘privé’ op pad was, in de Peugeot enkel lag te slapen, en na een wilde achtervolging aansluitend ook in de bramenstruik lag te slapen totdat de politiehond hem beet, wordt geen geloof gehecht. De rijstijl van de Peugeot is bepaald niet uitnodigend geweest om rustig uit te slapen op de achterbank. Verder heeft de verdachte niet verklaard wie de dame in kwestie was en waarom zijn DNA op de deur van aangeefster [aangeefster 3] is aangetroffen.
Medeplegen van poging tot zware mishandeling op 26 januari 2022
Dat zoals betoogd door de verdediging en de officier van justitie niet is komen vast te staan wie op 26 januari 2022 de bestuurder is geweest van de Peugeot staat aan een bewezenverklaring ter zake van het medeplegen van poging tot zware mishandeling, zoals dat onder 3 subsidiair is ten laste gelegd, niet in de weg. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend samen met anderen in de Peugeot te hebben gezeten.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de politie vertoont de bestuurder van de Peugeot extreem gevaarlijk rijgedrag. In dit voertuig zit de buit van in ieder geval de diefstallen uit de woningen van aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. Als de Peugeot vervolgens aan de zijkant wordt geramd door een dienstvoertuig van de politie in een poging om tot stoppen te worden bewogen, stopt de auto niet. In plaats daarvan koerst zij met een hoge snelheid recht af op een dienstvoertuig van de politie dat haar tegemoet rijdt. De Peugeot maakt geen sturende bewegingen om het tegemoetkomende dienstvoertuig te ontwijken, noch wordt geprobeerd de auto tot stilstand te brengen om een botsing te voorkomen.
Door met hoge snelheid frontaal op het tegemoetkomende dienstvoertuig van de politie af te koersen, met daarin twee verbalisanten, terwijl het voor de inzittenden van de Peugeot duidelijk is dat zij (al eerder hadden) moeten stoppen, hebben de inzittenden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij de verbalisanten als gevolg van hun handelen, op zijn minst, ernstig lichamelijk letsel zouden kunnen toebrengen. Dat, zoals betoogd door de verdediging, geen (aanvullend) technisch onderzoek is gedaan naar de snelheid van de Peugeot ten tijde van de botsing doet aan dit oordeel niet af. De aangiften bezien in samenhang met de bevindingen van de betrokken verbalisanten volstaan. Het verweer van de verdediging wordt op dit punt derhalve verworpen.
De verdachte heeft dit feit als medepleger gepleegd. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Het rijgedrag van de bestuurder van de Peugeot duidt op een vlucht voor de politie en het vloeit rechtstreeks voort uit het zich betrapt voelen. Het is inherent aan een ernstig misdrijf als diefstal uit een woning dat de verdachte niet gepakt wil worden. Bij het op de vlucht slaan gaan verdachte en zijn medeverdachten heel ver om de buit veilig te stellen. Dat bij een vlucht de geldende verkeersvoorschriften niet in acht worden genomen en daardoor zeer gevaarlijke verkeerssituaties kunnen ontstaan ligt voor hand. Of de verdachte zich tijdens de vlucht al dan niet heeft kunnen onttrekken aan het gevaarlijk rijgedrag doet hierbij niet ter zake. Evenmin doet het ter zake wie de bestuurder van de vluchtauto is geweest. Door met anderen meerdere diefstallen uit woningen voor te bereiden en die ook vervolgens (proberen) te plegen heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachten ook verbonden aan hetgeen in die voorbereidingen en in de uitvoering van dat plan, besloten heeft gelegen, te weten een eventuele vlucht om de buit veilig te stellen. Nu niet van contra-indicaties is gebleken waaruit zou volgen dat de verdachte niet met de vlucht en het daarmee samenhangende gevaarlijk rijgedrag instemde, en de rechtbank gelet op de proceshouding van de verdachte die ook ten aanzien van deze verdenking heeft volstaan met ‘no comment’, niet weet wie de bestuurder van de vluchtauto was en wat er in die auto is voorgevallen en besproken, moet het ervoor worden gehouden dat alle vier de inzittenden zich kennelijk verantwoordelijk voelen voor hetgeen in en met die vluchtauto is gebeurd. Of de betreffende botsing had kunnen leiden tot de dood van de inzittenden van de politieauto kan op grond van dit dossier niet door de rechtbank worden vastgesteld, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3 primair. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen ervan kan worden uitgegaan dat zwaar lichamelijk letsel wel had kunnen ontstaan door de handelingen van de verdachten. Aldus zijn zij alle vier aan te merken als medepleger van een poging tot zware mishandeling ten aanzien van de genoemde verbalisanten (feit 3 subsidiair).
Medeplegen van diefstal uit een woning op 9 juli 2024
Op 9 juli 2024 doet [aangever] aangifte van woninginbraak. Hij verklaart die dag zijn woning omstreeks 15:00 uur te hebben verlaten en de voordeur te hebben afgesloten. Bij terugkomst omstreeks 16:30 uur kan hij de voordeur niet openmaken. Hij ziet schade aan het kozijn van zijn voordeur. Ook heeft hij schade aan zijn keukenraam. Van de buurvrouw hoort hij dat er bij hem is ingebroken; de politie zou de daders op de parkeerplaats hebben aangehouden. Aangever [aangever] betreedt samen met een verbalisant zijn woning. Binnen ziet hij dat in elke ruimte de kastjes zijn opengetrokken. Zijn kleding ligt door het hele huis en zijn bed staat op zijn kop. De aangever specificeert een dag later, op 10 juli 2024, welke goederen zijn weggenomen uit zijn woning. Het gaat hierbij om een zonnebril, twee kledingstukken van het merk Louis Vuitton, meerdere parfums en wat losgeld.
De politie krijgt op 9 juli 2024 een melding binnen over een woninginbraak aan [adres 4]. De melder zegt twee mannen door een keukenraam van die woning naar binnen te zien klimmen; zij zouden door de slaapkamer hebben gelopen en met een grote doos naar buiten zijn gekomen. Als getuige verklaart de melder nog dezelfde dag dat één van die mannen ook een zwarte tas van het merk BALR droeg en een doos vasthield.
Kort na de voornoemde melding houdt de politie op basis van het signalement en de verdere beschrijving van de inbrekers twee verdachten aan. Het gaat hierbij om de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. De medeverdachte wordt, na enige worsteling met de verbalisanten, op de parkeerplaats van Middenbaan Noord aangehouden terwijl hij naar een klaarstaande auto rent en vervolgens probeert om die auto ook in te stappen. Iets verderop aan de Dorpsstraat wordt de verdachte aangehouden. Hij is bezweet en hij maakt een schichtige indruk. Als hij geconfronteerd wordt met de informatie dat zijn signalement overeenkomt met dat van de dader van een inbraak probeert hij te ontsnappen.
De verdachte is kort voor zijn aanhouding door een omstander en een verbalisant gezien met een zwarte tas die hij volgens een omstander in een afvalbak in de buurt van Lidl zou hebben gegooid. De politie vindt na deze informatie ook een zwarte tas van het merk BALR in een afvalbak, met daarin onder meer een aantal parfums, een portofoon en werkhandschoenen. De verbalisant herkent deze tas omdat hij de verdachte met die tas heeft zien wegrennen. Deze tas wordt later ook door de aangever herkend; hij ziet zijn parfums erin liggen.
De politie heeft naar aanleiding van dit incident camerabeelden bekeken. Op die beelden herkent zij de medeverdachte die door verbalisanten wordt aangehouden. Ook de verdachte wordt op die beelden herkend. Hij heeft een zwarte tas in zijn handen en rent weg. Dat de beelden waar de bevindingen van de politie betrekking op hebben niet in het dossier zitten, maken die bevindingen niet minder relevant. Bezien in het licht van de overige informatie, zoals de inbraak bij aangever [aangever] alsmede de gegeven omschrijvingen van de situatie zoals de worsteling tussen de verbalisanten en de medeverdachte tijdens diens aanhouding, is de rechtbank van oordeel dat een beschrijving van de beelden volstaat. Anders dan betoogd door de verdediging dienen deze bevindingen wel tot het bewijs van dit feit.
Uit al het voorgaande volgt dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een diefstal uit de woning van aangever [aangever] door middel van braak en inklimming zoals dat is ten laste gelegd onder 5. Aan de verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij op die bewuste dag aldaar aan het wandelen was, wordt geen geloof gehecht.