ECLI:NL:RBROT:2024:13292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/10/685488/ JE RK 24/1953 en C/10/687978/ JE RK 24-2284 en C/10/687579 JE RK 24/2225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige gedragsproblematiek

Op 8 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, omdat de situatie van de minderjarige ondanks intensieve hulpverlening niet is verbeterd. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft verzocht om een gesloten plaatsing, gezien de ernstige gedragsproblemen en het risico op delictgedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2024 waren de minderjarige, zijn moeder, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De vader was niet verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in voorlopige hechtenis zit en dat er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter oordeelt dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en hem de benodigde hulp te bieden. De machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, van 8 november 2024 tot 8 februari 2025. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI voor een open plaatsing afgewezen, omdat dit niet toereikend zou zijn voor de problematiek van de minderjarige. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685488/ JE RK 24/1953 en C/10/687978/ JE RK 24-2284 en C/10/687579 JE RK 24/2225
Datum uitspraak: 8 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. K. Logtenberg, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Nentjes, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de tussenbeschikking 20 september 2024 in de zaak van 685488 van deze rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen in de zaak van 687579, ontvangen op 15 oktober 2024;
  • de brief van de GI, ontvangen op 17 oktober 2024;
  • de brief van de GI, ontvangen op 21 oktober 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen in de zaak van 687978, ontvangen op 23 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de advocaat van de minderjarige, ontvangen op 7 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3] ;
  • een stagiair van de advocaat van de moeder, [naam 4] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader juist is opgeroepen.
Er is bijzondere toegang verleend aan de zus van de minderjarige, te weten [naam 5] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder. Op dit moment verblijft [minderjarige] in de [naam inrichting].
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juli 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/685488/ JE RK 24/1953
3.2.
De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken, en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing accommodatie voor de duur van een jaar.
3.3.
De GI heeft ter zitting aangegeven dit verzoek niet te handhaven, indien een machtiging gesloten jeugdhulp wordt verleend.
3.4.
Het verzoek met zaaknummer C/10/687978/ JE RK 24/2284
3.5.
De GI verzoekt met spoed een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken, en aansluitend een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.6.
Het verzoek met zaaknummer C/10/687579 JE RK 24/2225
3.7.
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de laatste twee verzoeken en vraagt om een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden te verlenen. De GI licht het als volgt toe. De afgelopen periode heeft er een opeenstapeling van incidenten voorgedaan waarbij het delictgedrag van [minderjarige] is toegenomen. De inzet van intensieve hulpverlening vanuit de thuissituatie brengt onvoldoende verandering in het gedrag van [minderjarige] . Daarbij wordt door de jongerencoach [minderjarige] aangegeven dat er geen sprake is van vooruitgang en de intrinsieke motivatie bij [minderjarige] ontbreekt. Hoewel de moeder bereid is om mee te werken, lukt het haar niet om grip te krijgen op het gedrag van [minderjarige] . Ook de MDFT-therapeut geeft nu aan dat [minderjarige] meer nodig heeft, dan zijn moeder kan bieden. Gelet op de zware gedragsproblematiek van [minderjarige] , het risico op weglopen en daardoor ook de onveiligheid voor andere kinderen op een groep, is [minderjarige] voor diverse driemilieuvoorzieningen afgewezen. Een open setting is niet haalbaar. De GI heeft daarom een aanmelding gedaan voor een gesloten plaatsing bij Schakenbosch, waar naar verwachting over twee weken plaats is. Het is belangrijk dat [minderjarige] op een plek verblijft waar hij geen nieuwe delicten kan begaan, tot rust komt en veilig is. Daarnaast dient het persoonlijkheidsonderzoek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) te worden afgewacht, zodat duidelijk wordt wat [minderjarige] nodig heeft aan hulpverlening en wat een geschikte vervolgplek zou zijn. De GI denkt aan een kleinschalige groep, zoals een VIC-groep (Very Intensive Care) bij de jeugdhulpaccommodatie Koraal. Een langer verblijf bij De Hartelborgt brengt geen verbetering in de situatie van [minderjarige] . Bij een plaatsing op Schakenbosch dient aandacht te zijn voor het contact tussen [minderjarige] , de moeder en de zus.
4.2.
Door en namens [minderjarige] wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het is van belang dat [minderjarige] niet meer in aanraking komt met de politie en zich positief gaat ontwikkelen. [minderjarige] is in het verleden slachtoffer geweest van geweld. Hij is destijds door een groep jongens beschermd en vervolgens in het criminele circuit beland. De dreiging vanuit het criminele circuit leidt ertoe dat [minderjarige] impulsieve keuzes maakt en delictgedrag vertoont. Gezien de LVB- problematiek van [minderjarige] is een kleinschalige groep passend. Schakenbosch biedt onvoldoende hulpverlening om [minderjarige] in zijn LVB-problematiek te begeleiden. Er bestaat een tekort aan begeleiders en docenten, waardoor de schoolgang niet zal verbeteren. [minderjarige] vormt geen gevaar voor zichzelf. Een gesloten plaatsing is dan ook niet in het belang van [minderjarige] . Er dient beter te worden gekeken naar een plaatsing op een geschikte open groep. [minderjarige] is kwetsbaar en het is daarom belangrijk dat verharding wordt voorkomen. Daarbij bestaan geen redenen om te veronderstellen dat [minderjarige] wegloopt of het criminele circuit uit zichzelf opzoekt. [minderjarige] wil ter overbrugging een enkelband zodat hij zich in de thuissituatie kan weerhouden van crimineel gedrag en op zichzelf kan leren te vertrouwen.
4.3.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Primair wordt verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om een machtiging voor een open groep te verlenen. Het is van belang dat een geschikte plek wordt gevonden voor [minderjarige] . De moeder is bereid om grenzen te stellen en [minderjarige] de hulp te bieden die hij nodig heeft. De gesloten plaatsing wordt verzocht met het doel om [minderjarige] tot rust te brengen, echter is dit geen goede reden voor een gesloten plaatsing. Daarbij zijn de mogelijkheden voor een open plaatsing onvoldoende onderzocht. Het is in het belang van [minderjarige] dat er gekeken wordt naar een kleinschalige voorziening. De moeder wil graag dat [minderjarige] thuis komt wonen en middels een enkelband en een avondklok in de gaten wordt gehouden. Een plaatsing op Schakenbosch leidt voor de moeder tot een langere reisafstand wat het contact tussen [minderjarige] , de moeder en de zus belemmert.

5.De beoordeling

Het verzoek met zaaknummer C/10/687579 JE RK 24/2225
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog altijd grote zorgen bestaan over de dertienjarige [minderjarige] . Ook na de zitting van 20 september 2024 is [minderjarige] in aanraking gekomen met de politie. [minderjarige] wordt momenteel verdacht van achttien strafbare feiten en bevindt zich momenteel in voorlopige hechtenis in De Hartelborgt. Ondanks de inzet van diverse intensieve hulpverlening is de situatie van [minderjarige] niet verbeterd. Gezien wordt dat het [minderjarige] ontbreekt aan intrinsieke motivatie om zijn leven anders in te richten. De moeder heeft onvoldoende grip op het gedrag van [minderjarige] en kan de zorg voor [minderjarige] momenteel niet aan. Gelet op de ernstige gedragsproblematiek van [minderjarige] en de veiligheidsrisico’s die zijn gedrag met zich brengt, is hij voor diverse driemilieuvoorzieningen afgewezen. De GI heeft voldoende gemotiveerd dat een plaatsing op een open groep niet toereikend is om [minderjarige] de nodige begeleiding en zorg te bieden. Ook uit de verklaring van de gedragswetenschapper volgt dat de problematiek van [minderjarige] de mogelijkheden van een open setting overstijgt en een gesloten plaatsing ter bescherming van zowel [minderjarige] als de mensen om hem heen noodzakelijk is. Dit leidt ertoe dat de kinderrechter een gesloten plaatsing bij Schakenbosch in het belang van [minderjarige] noodzakelijk acht. Daarbij geldt dat de kinderrechter ervan uitgaat dat gezien de jonge leeftijd van [minderjarige] voldoende aandacht zal bestaan voor het behoudt van het contact van [minderjarige] met zijn moeder en zus.
5.3.
De komende periode is het van belang dat [minderjarige] stabiliseert en er na zijn verblijf in detentie middels een behandeltraject bij Schakenbosch passende hulpverlening wordt ingezet. Aan de hand van het persoonlijkheidsonderzoek dient duidelijk te worden wat [minderjarige] nodig heeft aan hulpverlening en wat een geschikte vervolgplek zou zijn. Het is belangrijk dat [minderjarige] leert om de juiste keuzes te maken, zijn schoolgang hervat en zich positief gaat ontwikkelen.
5.4.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden.
Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/685488/ JE RK 24/1953
5.5.
Nu de GI het verzoek niet langer handhaaft, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom afwijzen.
Het verzoek met zaaknummer C/10/687978/ JE RK 24/2284
5.6.
Nu de verzochte machtiging reeds onder een ander zaaknummer is verleend, zal de kinderrechter het onderhavige verzoek van de GI afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 november 2024 tot 8 februari 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.