ECLI:NL:RBROT:2024:13282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/10/687972 / JE RK 24-2281
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 3 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De moeder van de minderjarige heeft de hulpverlening in het vrijwillig kader geaccepteerd en er zijn zorgen over de adequaatheid van de hulpverlening door de GI. Tijdens de zitting was de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI, terwijl de vader niet verschenen was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder aanzienlijke stappen heeft gezet in haar persoonlijke ontwikkeling en dat het goed gaat met de minderjarige. De betrokkenheid van de GI is op dit moment niet langer noodzakelijk, gezien de positieve ontwikkelingen en de acceptatie van hulp door de moeder. De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 11 december 2024, waarbij het hoger beroep binnen drie maanden kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/687972 / JE RK 24-2281
Datum uitspraak: 3 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 oktober 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] en [naam 4] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleent aan [naam 5] , een maatschappelijk begeleider van de zorgorganisatie Timon. Ter zitting is hij gehoord als informant.

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 20 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De afgelopen periode is er vanwege het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer weinig zicht geweest op de situatie van [minderjarige] . Er bestaat een discrepantie in de omgangs- verslagen van de GI en de voortgang van de hulpverlening is onvoldoende in kaart gebracht. De leerplichtambtenaar geeft aan dat [minderjarige] veelvuldig te laat op school komt en er sprake is van schoolverzuim. Er bestaan zorgen over het trauma van [minderjarige] en er is onvoldoende zicht op het contact met de vader. Het is onduidelijk of de begeleiding van Timon voldoende zicht heeft op de thuissituatie van de moeder en [minderjarige] . De GI benadrukt wel dat de moeder met behulp van individuele hulpverlening hard aan het werk is. Er bestaan echter zorgen of het belang van [minderjarige] voldoende in acht wordt genomen. Het is belangrijk dat de zorgbehoeftes van [minderjarige] in kaart worden gebracht en de hulpverlening betrokken blijft. De GI hoopt dat in de nabije toekomst een vaste jeugdbeschermer wordt aangesteld zodat in samenwerking met de moeder naar een gezamenlijk doel kan worden toegewerkt. Daar is nu nog niet direct zicht op. Wel zijn nieuwe medewerkers aangenomen.
4.2.
Door de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het gaat goed met [minderjarige] . Het frustreert de moeder dat de GI de gebeurtenissen uit het verleden steeds opnieuw naar voren brengt zonder de positieve veranderingen te belichten. De moeder vindt het vanwege haar verleden moeilijk om zich open te stellen richting de hulpverlening. De moeder heeft wel flinke stappen gezet. Zij gaat naar een psycholoog en werkt zelfstandig aan haar individuele problematiek. Voor ondersteuning in de opvoeding en verdere hulpverlening kan de moeder zowel bij haar familie als de bij begeleiders van Timon terecht. De moeder stelt het belang van [minderjarige] voorop en vindt het belangrijk dat het schoolverzuim zo veel mogelijk wordt voorkomen. Met [minderjarige] gaat het goed, moeder is daar enorm trots op en blij met haar.

5.De informatie

5.1.
De maatschappelijk begeleider van de zorgorganisatie Timon brengt ter zitting naar voren dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en hard haar best doet. In overleg met de leerplichtambtenaar zijn er afspraken gemaakt om het schoolverzuim van [minderjarige] tegen te gaan en de moeder houdt zich aan deze afspraken. Een ondertoezichtstelling zet de moeder onder druk en beschadigt haar vertrouwen richting de hulpverlening. De hulpverlening van Timon heeft wekelijks contact met de moeder. De school van [minderjarige] is betrokken en op de hoogte van de thuissituatie. Het gaat goed met [minderjarige] en moeder heeft vertrouwen in haar beide begeleiders van Timon.
6.
De beoordeling
6.1.
Ter zitting is naar voren gekomen dat de moeder adequate begeleiding en hulpverlening krijgt vanuit de zorgorganisatie Timon. De afgelopen periode zijn de zorgen omtrent de schoolgang van [minderjarige] in kaart gebracht en de moeder heeft in overleg met de leerplichtambtenaar afspraken gemaakt om het schoolverzuim van [minderjarige] tegen te gaan. Daarnaast is de school van [minderjarige] betrokken en op de hoogte van de thuissituatie. De moeder heeft individuele hulpverlening en kan daarnaast terecht bij haar familie voor opvoedondersteuning. Er is wekelijks contact tussen de moeder en de begeleiding van Timon waarbij de zorgen in de opvoedsituatie worden besproken en de moeder passende ondersteuning krijgt. Moeder heeft flinke stappen gezet en heeft vertrouwen in haar begeleiders.
6.2.
De huidige stand van zaken laat zien dat de moeder de hulpverlening in het vrijwillig kader accepteert en de nodige stappen heeft gezet, samen met de hulpverlening om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] weg te nemen. Onweersproken is ter zitting naar voren gekomen dat het met [minderjarige] goed gaat. De betrokkenheid van de GI is op dit moment daarom niet langer noodzakelijk. Daar komt bij dat er al langere tijd geen werkelijke invulling is gegeven aan de ondertoezichtstelling. Gedurende deze tijd is het de moeder gelukt om stappen voorwaarts te zetten met het belang van [minderjarige] op nummer één. De moeder verdient daarvoor een groot compliment. Zeker gelet op hetgeen de moeder heeft meegemaakt is dit een flinke prestatie. De kinderrechter vertrouwt erop, zoals ter zitting ook is toegezegd, dat de moeder goed contact behoudt met de begeleiding van Timon en bij hen terecht kan als zij begeleiding nodig heeft. Niemand kan het immers alleen in het leven.
6.3.
De kinderrechter acht de verlenging van de ondertoezichtstelling niet in het belang van [minderjarige] en wijst het verzoek daarom af.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.