ECLI:NL:RBROT:2024:13281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690161 / JE RK 24-2557
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. Het verzoek betreft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft vastgesteld dat zowel de moeder als de minderjarige zich gezamenlijk hebben ingezet om de situatie te verbeteren, waardoor de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling (GI) op dit moment niet noodzakelijk is. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige verblijft op vrijwillige basis bij Horizon Jeugdzorg 't Anker in Harreveld. De Raad verzoekt om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek aangehouden tot 1 juni 2025, met de opdracht aan de Raad om uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage in te dienen. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de moeder beoordeeld, waarbij is gekeken naar de positieve ontwikkelingen in hun situatie en de noodzaak van verdere hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn, de huidige betrokkenheid van de GI niet in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690161 / JE RK 24-2557
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.L. Wittveen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 28 november 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 9 december 2024;
  • de begeleidende brief van de advocaat van de moeder, ontvangen op 9 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op vrijwillige basis bij Horizon Jeugdzorg ’t Anker in Harreveld.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De afgelopen periode heeft het gezin veel meegemaakt. Het gedrag van [voornaam minderjarige] laat zien dat er nog stappen gezet moeten worden in de goede richting. [voornaam minderjarige] heeft een belast verleden en het is daarom belangrijk dat hij passende begeleiding krijgt. Daarnaast moet er gekeken worden naar een passende school voor [voornaam minderjarige] , en is het van belang dat de systeembehandeling wordt ingezet. De betrokkenheid van de GI zorgt ervoor dat de moeder voldoende ondersteuning krijgt en de hulpverlening wordt voorgezet. Het feit dat de moeder openstaat voor hulpverlening, laat zien dat de ondertoezichtstelling in samenwerking met alle partijen op een positieve wijze kan worden uitgevoerd.
4.2.
De GI schaart zich achter het verzoek van de Raad. Het is positief dat de moeder openstaat voor hulpverlening, en het is belangrijk dat extra ondersteuning in het gezin wordt ingezet.
4.3.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Primair wordt verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om het verzoek voor de duur van een halfjaar aan te houden. De plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Hoenderloo heeft grote impact gehad op de gemoedstoestand van de moeder. De bedoeling was dat hij daar beter af zou zijn, maar in plaats daarvan kwam hij in aanraking met verkeerdere jongeren en ging hij drugs gebruiken. Door de voortdurende incidenten en de zorgen daarover is de moeder overbelast geraakt. De afgelopen periode gaat het beter met [voornaam minderjarige] . De behandeling op Harreveld slaat aan en er is vooruitgang te zien in zijn gedrag en ontwikkeling. De moeder heeft individuele hulpverlening gehad en heeft inmiddels haar leven weer op de rit. De moeder is voldoende in staat en bereid om de hulpverlening te accepteren. Er heeft een diagnostisch onderzoek plaatsgevonden en er is traumahulpverlening ingezet. Daarnaast heeft de moeder goed contact met zowel Harreveld als de gemeente en wordt de systeemtherapie zo snel mogelijk ingezet. Gezien de zelfstandigheid van de moeder is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer niet noodzakelijk. De samenwerking tussen de GI en de moeder is tijdens de ondertoezichtstelling van de zus van [voornaam minderjarige] niet goed verlopen. De moeder wil daarom voorkomen dat de jeugdbescherming opnieuw wordt betrokken bij het gezin. De moeder stelt het belang van [voornaam minderjarige] voorop en hoopt dat hij op een passende school terecht komt waar hij positief verder kan ontwikkelen en gelukkig is.

5.De beoordeling

5.1.
Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] . Er is sprake van een belast verleden, waarbij hij herhaaldelijk getuige is geweest van huiselijk geweld. Het afgelopen jaar is er veel gebeurd in het leven van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] was thuis zowel verbaal als fysiek agressief en is weggelopen. Hij is in aanraking geweest met de politie en ook op school ging het niet goed.. Naar aanleiding daarvan is [voornaam minderjarige] in het vrijwillige kader uit huis geplaatst. Eerst in Hoenderloo en inmiddels in Harreveld. Daar lijkt hij zijn draai te hebben gevonden. [voornaam minderjarige] krijgt 1 op 1 begeleiding bij Harreveld en zijn gedrag heeft zich positief ontwikkeld. [voornaam minderjarige] geeft zelf aan dat hij denkt dat hij nog wel tot de zomer bij Harreveld moet blijven om aan zichzelf te werken. De moeder accepteert de hulpverlening, heeft goed contact met alle partijen en regelt op zelfstandige wijze dat de systeemtherapie wordt ingezet. Zij wordt daarbij door stiefvader ondersteund. Daarbij heeft de eerdere negatieve samenwerking met de GI ertoe geleid dat de vertrouwensband is beschadigd. Zowel de moeder en [voornaam minderjarige] hebben zich gezamenlijk, op vrijwillige basis, ingezet om de situatie te verbeteren, waardoor er stappen in de goede richting gezet. Van de overbelasting die eerder werd gezien lijkt op dit moment geen sprake. Gelet hierop acht de kinderrechter de betrokkenheid van de GI op dit moment niet noodzakelijk en niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
5.2.
[voornaam minderjarige] en de moeder komen echter van ver. Enkele maanden geleden zag de situatie er nog veel minder positief uit. Gelet op die ernstige zorgen, is het wel belangrijk dat de stijgende lijn zich blijft voortzetten, de hulpverlening niet stagneert en dat daar zicht op is. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek voor de duur van zes maanden aan te houden.
5.3.
De Raad wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de hierna vermelde pro forma datum een rapportage aan de rechtbank te overleggen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. A.L. Wittveen met de actuele zaken en waarin wordt aangegeven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
en alvorens verder te beslissen
6.1.
houdt de behandeling van het gehele verzoek aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 juni 2025 pro forma;
6.2.
bepaalt dat de Raad, de GI, de moeder en [voornaam minderjarige] niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.3.
verzoekt de Raad uiterlijk één week voor de pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. A.L. Witteveen), de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 24 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.