ECLI:NL:RBROT:2024:13280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/10/690284 / JE RK 24-2575 en C/10/690842/ JE RK 24/2643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting & Jeugdreclassering heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat de minderjarige sinds 18 oktober 2024 weggelopen is en er ernstige zorgen zijn over haar veiligheid en ontwikkeling. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met inachtneming van verschillende stukken, waaronder instemmingsverklaringen van gedragswetenschappers en verweerschriften van de ouders. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, evenals haar ouders en vertegenwoordigers van de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een gesloten groep verblijft, maar dat deze plaatsing geen positieve vooruitgang heeft gebracht. De kinderrechter heeft de zorgen over de minderjarige, waaronder signalen van seksuele uitbuiting en middelengebruik, meegewogen. Ondanks de verzoeken van de GI om de minderjarige in een gesloten setting te plaatsen, heeft de kinderrechter geoordeeld dat een open setting meer passend zou zijn voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de verzoeken om gesloten plaatsing afgewezen en de eerder verleende spoedmachtiging opgeheven, met ingang van 20 december 2024. De kinderrechter benadrukt het belang van een langdurige en duurzame verbetering in de situatie van de minderjarige, waarbij samenwerking tussen alle betrokken partijen essentieel is.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven voor de verzoeker en andere belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690284 / JE RK 24-2575 en C/10/690842/ JE RK 24/2643
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. A.J.H.M. Hopmans, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.T. Bol, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, zonder bekende woon-of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen (ingeschreven onder zaaknummer 690284), ontvangen op 29 november 2024;
  • de instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper, ontvangen op 6 december 2024;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 10 december 2024;
  • de tussenbeschikking van 10 december 2024 op het spoedverzoek van de GI van diezelfde datum (ingeschreven onder zaaknummer 690842) van deze rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper, ontvangen op 13 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader juist is opgeroepen.
1.4.
Er is bijzondere toegang verleend aan een hulpverlener van de zorgorganisatie Enver, te weten [persoon C] .
1.5.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij Harreveld.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 november 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 14 november 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 november 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 14 november 2024 tot 14 november 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 december 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 december 2024 tot 7 januari 2025.

3.Het (aangehouden) verzoek

Het verzoek met zaaknummer C/10/690284 / JE RK 24-2575
3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het (aangehouden) verzoek met zaaknummer C/10/690842/ JE RK 24/2643
3.2.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Tevens verzoekt de GI om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.3.
De kinderrechter heeft reeds beslist op het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging voor de duur van vier weken. Er dient nu nog te worden beslist op het resterende deel van het verzoek, te weten tot 10 juni 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken en licht deze als volgt toe. [voornaam minderjarige] is op 18 oktober 2024 weggelopen bij Groot Emaus en sindsdien zijn de zorgen flink toegenomen. Tijdens de vermissing van [voornaam minderjarige] zijn er signalen geweest over seksuele uitbuiting, een mogelijke zwangerschap en middelengebruik. Omdat [voornaam minderjarige] geen bereidheid tot behandeling toont en zich onttrekt aan de hulpverlening, is het niet gelukt om [voornaam minderjarige] terug te plaatsen bij Groot Emaus. Groot Emaus was bereid om [voornaam minderjarige] tijdelijk op te vangen in de crisisopvang. De GI heeft er echter voor gekozen om [voornaam minderjarige] middels een vaste plek bij Harreveld te plaatsen. Gelet op het advies van de gedragswetenschapper en de veiligheid van [voornaam minderjarige] is de GI van mening dat een plaatsing in een gesloten setting passend is. De GI vertrouwt erop dat het behandeltraject en de expertise van Harreveld goed aansluit bij de situatie van [voornaam minderjarige] . Middels een gesloten plaatsing is de ondertoezichtstelling uitvoerbaar en komt er grip op het gedrag van [voornaam minderjarige] . De afgelopen periode is er intensief overleg geweest met beide ouders en op Harreveld zullen alle partijen betrokken worden in het vormgeven van het behandelplan van [voornaam minderjarige] .
4.2.
Door en namens [voornaam minderjarige] wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Er wordt verzocht om de machtiging tot een gesloten plaatsing af te wijzen. De plaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie heeft tot op heden geen positieve vooruitgang gebracht. [voornaam minderjarige] herkent zich niet in de zorgen en incidenten die door de GI zijn beschreven, en het frustreert haar dat zij niet wordt geloofd. Het is van belang dat er samenwerking ontstaat tussen alle partijen, de informatie op rechtmatige wijze wordt overgedragen en er passende afspraken worden gemaakt. Op deze manier wordt het veiligheidsrisico verminderd en kan [voornaam minderjarige] op een open groep worden geplaatst.
4.3.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder heeft grote zorgen over [voornaam minderjarige] . Het is belangrijk dat de gebeurtenissen uit het verleden worden meegewogen en dat naar de familie wordt geluisterd. De hulpverlening heeft onvoldoende grip op het wegloopgedrag van [voornaam minderjarige] , en een gesloten plaatsing zal opnieuw een onveilige situatie veroorzaken. De vader heeft grip op [voornaam minderjarige] en het is daarom belangrijk dat hij actief wordt betrokken bij het vormgeven van het behandeltraject. De moeder hoopt dat naar een gezamenlijk doel kan worden toegewerkt, zodat [voornaam minderjarige] in de nabije toekomst een fijne en stabiele woonplek heeft en een zelfstandig leven leidt.

5.De beoordeling

5.1.
Beide voorliggende verzoeken zien op een gesloten plaatsing van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter zal deze verzoeken gezamenlijk behandelen.
5.2.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling en fysieke veiligheid van [voornaam minderjarige] . Tot op heden is het niet gelukt om [voornaam minderjarige] voor een langere periode op dezelfde plek te laten verblijven en daar te laten profiteren van hulpverlening. Ten tijde van de overgang naar Groot Emaus en de recente verlenging van die machtiging op 11 november jl. was de hoop dat het verblijf daar beter zou aansluiten. Toch is [voornaam minderjarige] , na een kort verblijf daar, weggelopen en is zij geruime tijd vermist geweest. De zorgen over waar zij in die periode heeft verbleven zijn groot, nu niet geheel duidelijk is waar zij is geweest, en er serieuze signalen zijn dat [voornaam minderjarige] seksueel is uitgebuit.
5.3.
De kinderrechter ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of een verblijf in een gesloten instelling als Harreveld op dit moment aangewezen is om de hulpverlening – en de veiligheid – te waarborgen. Opgemerkt moet worden dat de kinderrechter sinds september 2023 (de zaak van) [voornaam minderjarige] in totaal acht keer op zitting heeft gehad, minimaal iedere drie maanden. Daarbij is [voornaam minderjarige] ook gehoord in die gevallen waarin zij niet vermist was. Vastgesteld kan worden dat de situatie in die periode niet wezenlijk is verbeterd. Ten aanzien van de gesloten plaatsing bij Schakenbosch, waar [voornaam minderjarige] heeft verbleven van november 2023 tot september 2024, geldt dat alle betrokkenen het er over eens waren dat dit geen geschikte plek was om tot een verdere ontwikkeling te komen, maar dat een goed alternatief op dat moment niet voorhanden was. Het feit dat dit een gesloten plaatsing betrof, stond er evenmin aan in de weg dat [voornaam minderjarige] geregeld wegliep.
5.4.
De kinderrechter is er, gezien de voorgeschiedenis en ondanks het vertrouwen daarin van de GI, niet van overtuigd dat een gesloten plaatsing bij Harreveld wel goed aansluit bij hetgeen [voornaam minderjarige] nodig heeft. Bovendien geldt voor een dergelijke plaatsing dat deze, gezien het ingrijpende karakter van een gesloten plaatsing, ook weer zo kort mogelijk moet duren. De kans is groot dat dit, net als in het verleden, zal resulteren in een cyclus van korte verlengingen die bij [voornaam minderjarige] spanning oproepen en daarmee voortgang in de weg staan. Dit wringt des te meer nu de problematiek van [voornaam minderjarige] niet in een kort traject te behandelen is. Die problematiek is met name gelegen in de combinatie van een lager IQ met een flinke achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ingezet zou moeten worden op de begeleiding van [voornaam minderjarige] om haar te leren om, binnen de grenzen van haar mogelijkheden, op eigen benen te leren staan en verstandige keuzes te maken.
5.5.
Het is daarvoor van belang dat [voornaam minderjarige] op een passende plek verblijft, waar zij die ondersteuning krijgt. Daarbij vraagt het veel van de desbetreffende instelling en alle andere volwassenen om [voornaam minderjarige] heen om haar dat te laten accepteren en haar daarvoor te motiveren. Daarbij is in ieder geval belangrijk dat iedereen hetzelfde verhaal vertelt en dat het voor [voornaam minderjarige] duidelijk is welke regels en vrijheden zij heeft. Die plek moet in een open setting worden gevonden, zoals eerder Groot Emaus die bood. Bezien moet worden of [voornaam minderjarige] daar opnieuw terecht kan of dat een andere instelling haar kan en wil opnemen.
5.6.
Het is daarnaast aan [voornaam minderjarige] om te realiseren, zoals de kinderrechter haar ook ter zitting weer heeft verteld, dat de volwassenen om haar heen altijd zullen ingrijpen als ze zich in onveilige situaties begeeft. Op dit moment prevaleert een nieuwe poging om een langdurige en duurzame verbetering te realiseren. Het is ook aan [voornaam minderjarige] om zich daarvoor in te zetten. Als dat niet lukt en [voornaam minderjarige] begeeft zich weer in onveilige situaties, dan zal opnieuw de afweging moeten worden gemaakt of een open setting haalbaar is, of dat het veiligheidsaspect de belangrijkste afweging moet worden.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de verzoeken om [voornaam minderjarige] gesloten te plaatsen afwijzen. De bij beschikking van 10 december 2024 verleende spoedmachtiging zal worden opgeheven. Om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] per direct op straat komt te staan zal de machtiging worden opgeheven met ingang van 20 december 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
T.a.v. verzoek C/10/690842
6.1.
trekt in de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige] die op 10 december 2024 door de kinderrechter is verleend, met ingang van 20 december 2024;
6.2.
wijst het verzoek af, voorzover daarop nog niet eerder is beslist;
T.a.v. verzoek C/10/690284
6.3.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.