In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 november 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die ernstig letsel heeft opgelopen. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om deze machtiging in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht verblijft en dat er ernstige zorgen zijn over haar fysieke en mentale toestand. De kinderrechter heeft eerder al een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu verlengd wordt tot 7 februari 2025.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2024 waren de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] en is bijgestaan door haar advocaat, mr. F. Pool. De vader is als informant aangemerkt. De kinderrechter heeft de zorgen over [minderjarige] en de noodzaak van intensieve hulpverlening benadrukt, gezien het ernstige hersenletsel dat zij heeft opgelopen, vermoedelijk door toedoen van derden. De Raad heeft aangegeven dat het van belang is dat [minderjarige] in een gezinshuis wordt geplaatst waar zij de benodigde zorg kan krijgen.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn bereid om mee te werken aan de hulpverlening en veiligheidsmaatregelen, maar de moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, met de hoop dat [minderjarige] in een babyhuis kan worden geplaatst om de hechtingsrelatie te behouden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van [minderjarige] voorop staat en dat zij niet thuis kan wonen totdat er meer duidelijkheid is over de situatie.