In deze zaak vordert eiseres, wonende te Herkingen, dat gedaagden, ook wonende te Herkingen, een uitpad op hun perceel vrijhouden. Eiseres maakt gebruik van dit uitpad om op de openbare weg te komen. Gedaagden hebben echter een toegangshek en andere obstakels geplaatst, waardoor het gebruik van het uitpad wordt belemmerd. De kern van het geschil is of eiseres een recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen op het gebruik van het uitpad door verkrijgende of bevrijdende verjaring. Eiseres stelt dat zij sinds 1 juni 2016 eigenaar is van het perceel en dat zij door verjaring recht heeft op het gebruik van het uitpad. Gedaagden betwisten dit recht en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van eiseres.
De voorzieningenrechter oordeelt dat niet kan worden uitgesloten dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat eiseres een recht van erfdienstbaarheid heeft. De huidige doorgang is te smal en belemmert eiseres in haar gebruik van het uitpad. Gedaagden worden veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het toegangshek aan te passen of te verwijderen. Daarnaast worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De vordering tot verbod op intimiderend gedrag wordt afgewezen, omdat eiseres haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Het vonnis is gewezen door mr. Th. Veling op 16 december 2024.