ECLI:NL:RBROT:2024:13236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
10.277299.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door recidivist met afweging ISD-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1989 en ingeschreven op een adres in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel niet passend was. De verdachte had eerder al meerdere keren voor soortgelijke feiten een straf opgelegd gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2024 in Vlaardingen meerdere levensmiddelen en verzorgingsartikelen heeft gestolen uit een winkel van Albert Heijn. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft aangegeven dat hij terug wil naar Polen en heeft plannen gemaakt om dit te realiseren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarbij de ISD-maatregel niet werd opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn situatie, de kans moet krijgen om zijn leven in Polen weer op te bouwen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.277299.24
Datum uitspraak: 20 december 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Kodrzycki heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (diefstal);
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en onder de algemene voorwaarde dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten pleegt.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 augustus 2024 te Vlaardingen,
- meerdere levensmiddel(en) en
- meerdere verzorgingsartikel(en),
die geheel aan Albert Heijn
toebehoorde(n)uit een (winkel)pand gelegen aan [adres 2] heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aantal producten uit de winkel van de Albert Heijn gestolen. Dit is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor eigendommen van anderen.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 september 2024 blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren meermaals is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2024. In dit rapport valt onder meer te lezen dat de verdachte in 2016 vanuit Polen naar Nederland is gekomen. De eerste paar jaren ging dit goed. Hij had werk en een onderkomen. Nadat hij zijn woning kwijtraakte, kon hij niet langer werken en lukte het hem niet om zijn leven weer op de rit te krijgen. Sinds 2020 is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. De verdachte heeft aangegeven dat hij terug wil naar Polen en dat hij, zodra hij vrijkomt uit detentie, hier naartoe kan reizen. Hij heeft in Nederland geen recht op reguliere sociale voorzieningen. Daardoor ziet de reclassering geen reële mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de kans op recidive te verminderen. De rechtbank kan een voorwaardelijk ISD-maatregel in overweging nemen om de verdachte de kans te geven zelf terug te keren naar Polen. Mocht de rechtbank onvoldoende vertrouwen hebben in de plannen van de verdachte, dan kan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel worden overwogen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een ISD-maatregel, ook in voorwaardelijke vorm, geen passende maatregel is. De verdachte zou ‘kaal’ afgestraft moeten worden, aangezien er nooit eerder enige vorm van begeleiding is geboden of anderszins is ingezet op speciale preventie. De verdachte heeft concrete plannen om terug te gaan naar Polen, zodat een gedwongen kader ook niet noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Er wordt verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van één maand op te leggen.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank kan de ISD-maatregel opleggen indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aan die vereisten is voldaan. De verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, hij is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en de desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Conform het standpunt van de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat een ISD-maatregel niet passend is in dit specifieke geval. Het is, voor zowel de verdachte als voor de maatschappij, van belang dat de verdachte stopt met het plegen van strafbare (vermogens)feiten. Het plegen van de delicten lijkt vooral voortgekomen uit de omstandigheid dat de verdachte dakloos raakte en geen financiële middelen had om van te leven. Er zijn geen aanwijzingen voor onderliggende problematiek waarvoor eventueel een behandeling geïndiceerd zou zijn. De verdachte heeft aangegeven dat hij wil terugkeren naar zijn familie in Polen en heeft daartoe ook concrete voorbereidingen getroffen door met financiële steun van zijn moeder een buskaartje aan te schaffen voor de dag na de uitspraak. Zijn moeder heeft daarnaast een brief opgesteld, waarin zij aangeeft dat haar zoon bij haar kan komen wonen en dat zij hem wil ondersteunen bij het oppakken van zijn leven. De rechtbank heeft er voldoende vertrouwen in dat de verdachte op deze wijze zijn leven in Polen weer op orde zal kunnen brengen en langs deze weg recidivevrij zal kunnen blijven. Gelet op het voorgaande wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet passend geacht en ziet de rechtbank geen meerwaarde in het voorwaardelijk opleggen van deze maatregel.
Voor de gepleegde diefstal dient wel een straf te volgen. Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken wordt passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2024 te Vlaardingen,
- meerdere, althans een, levensmiddel(en) en/of
- meerdere, althans een, verzorgingsartikel(en),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) in/uit een (winkel)pand gelegen aan [adres 2] heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.