ECLI:NL:RBROT:2024:13224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
10/681128-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging en beëindiging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging onder voorwaarden van vertrek uit Nederland

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, geboren in 1987, die ter beschikking is gesteld na een veroordeling voor verkrachting. De terbeschikkingstelling is aanvankelijk gelast door het gerechtshof Den Haag op 6 december 2018, met een verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft op 14 november 2024 een vordering ontvangen van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Tijdens de openbare zitting op 16 december 2024 zijn de ter beschikking gestelde, zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, en een deskundige gehoord. De instelling waar de ter beschikking gestelde verblijft, adviseert om de terbeschikkingstelling te beëindigen onder de voorwaarde dat de veroordeelde Nederland verlaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde stabiel functioneert en dat er een concreet repatriëringsplan naar Servië is. De officier van justitie heeft echter verzet aangetekend tegen de beëindiging van de maatregel, omdat het repatriëringsplan volgens hem onvoldoende concreet is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, maar deze te beëindigen op het moment dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat en niet terugkeert. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de ter beschikking gestelde met de beschikbare ondersteuning in staat zal zijn om zijn leven in Servië verder vorm te geven. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, met de mogelijkheid voor partijen om binnen veertien dagen beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/681128-16
Datum uitspraak: 16 december 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[ter beschikking gestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
(formeel) verblijvende in [naam instelling] (de instelling),
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist.

1.Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 december 2018 is de terbeschikkingstelling van [ter beschikking gestelde] (de ter beschikking gestelde) gelast en is zijn verpleging van overheidswege (dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van verkrachting. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 10 januari 2019.
Bij beslissing van deze rechtbank van 16 januari 2023 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met twee jaar.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 14 november 2024 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De vereiste stukken zijn bijgevoegd dan wel toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 16 december 2024 behandeld. De officier van justitie mr. S. Bosmans, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman en de deskundige [naam], werkzaam als hoofd behandeling bij de instelling, zijn gehoord.

3.Adviezen

Advies instelling
De instelling adviseert in het rapport, gedateerd 7 november 2024, de terbeschikkingstelling te beëindigen onder voorwaarde van vertrek (art. 6:6:10b Wetboek van Strafvordering (hierna Sv)).
Bij de ter beschikking gestelde is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische, antisociale en theatrale trekken. Daarnaast is sprake van ADHD (overwegend hyperactief-impulsief beeld) en stoornissen in cannabis- en cocaïnegebruik (beide in remissie in een gereguleerde omgeving). De ter beschikking gestelde functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau.
De externe structuur, toezicht en begeleiding binnen de instelling hebben, in combinatie met de farmacologische behandeling en door hem gevolgde therapieën, geleid tot een aanzienlijke verbetering van het klinisch beeld en een afname van de delictgevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde. De ter beschikking gestelde functioneert stabiel, neemt zijn medicatie vrijwillig in en stelt zich begeleidbaar op. Ook is al langere tijd geen sprake meer van middelengebruik. Hij heeft relaties met zijn familie hersteld en heeft inzicht in zijn risicosignalen. De ter beschikking gestelde heeft begeleid verlof, wat naar tevredenheid verloopt, en staat op het punt van de behandeling waar normaliter de stap naar resocialisatie aan de orde zou zijn. Dit is vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling niet mogelijk.
Een strafoverdracht op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) naar Servië is afgewezen wegens gebrek aan substantiële binding met dit land. De ter beschikking gestelde berust hierin en verleent zijn medewerking aan een alternatief repatriëringstraject. Inmiddels zijn informeel afspraken gemaakt met een privékliniek in Servië voor het opzetten van een vrijwillig behandelings- en re-integratie-programma. De nadruk binnen dit traject zal liggen op coaching in plaats van intensieve therapie. Zijn familie, zowel in Nederland als in Servië, ondersteunt hem hierbij en heeft woonruimte voor hem geregeld in Servië. Door deze feitelijke in-zorg situatie met een gefaseerd resocialisatietraject wordt ingeschat dat de beoogde repatriëring veilig kan worden gerealiseerd. De instelling adviseert om de verpleging van overheidswege te beëindigen, onder de voorwaarde van vertrek (art. 6:6:10b Sv). Gelet op het vergevorderde stadium van het repatriëringstraject is de verwachting dat een periode van zes maanden toereikend is om het traject adequaat af te ronden en een veilige en verantwoorde terugkeer te waarborgen.
De deskundige heeft het advies van de instelling op de terechtzitting toegelicht. Hij heeft onder meer – zakelijk weergegeven – verklaard dat in contact met de Afdeling Internationale Rechtshulp Strafvonnissen, na een aanvankelijke afwijzing, zeer recent alsnog is ingestemd met een mogelijke overdracht van de maatregel aan Servië in het kader van de WOTS. Dit maakt het advies van de instelling echter niet anders. De forensische behandeling is afgerond en er ligt een concreet repatriëringsplan. Een dwangkader is wat de instelling betreft niet meer nodig. De ter beschikking gestelde is medicatietrouw, doet mee aan alle therapieën en is proactief in zijn behandeling. Er is in Servië voor een jaar zorg ingekocht, deels klinisch, deels ambulant. Daarnaast bestaat in Servië ook de mogelijkheid om een civiele maatregel op te leggen als dat nodig mocht zijn. De meeste formaliteiten zijn inmiddels geregeld en er bestaat eventueel een mogelijkheid tot vertrek op 10 maart 2025.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar. De officier van justitie verzet zich tegen het toewijzen van het verzoek op grond van art. 6:6:10b Sv en acht het repatriëringsplan onvoldoende concreet. Hierdoor is het nog te vroeg om de maatregel onder de voorwaarde van vertrek te beëindigen. Ook ontbreekt er informatie over een eventueel WOTS traject. Wanneer er meer duidelijkheid is kan ook tussentijds door het openbaar ministerie een verzoek ex art. 6:6:10b Sv worden gedaan.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsman hebben zich niet verzet tegen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling, maar hebben de rechtbank verzocht de maatregel te beëindigen op het moment dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat. Er ligt een concreet repatriëringsplan en de ter beschikking gestelde kan op vrijwillige basis de benodigde zorg krijgen om het recidive te voorkomen.

5.Beoordeling

Op grond van het advies van de instelling en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat:
- er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De ter beschikking gestelde is in Nederland ongewenst verklaard. Dit betekent dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland; de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft een terugkeerbesluit met een inreisverbod opgelegd. Dit betekent dat verdere resocialisatie in Nederland niet mogelijk is en dat de behandeling wordt gericht op terugkeer naar het land van herkomst. In een dergelijk geval kent de rechtbank de mogelijkheid om op grond van art. 6:6:10b Sv de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te beëindigen, onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
De rechtbank stelt vast dat uit het advies van de instelling blijkt dat het behandelplafond voor de ter beschikking gestelde (klinisch) is bereikt. Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het opmaken van een gedegen repatriëringsplan. In dat kader zijn er afspraken gemaakt met een kliniek in Servië waar de ter beschikking gestelde de eerste weken kan verblijven, gevolgd door een ambulant traject zoals beschreven in het advies. Een gedwongen kader acht de instelling niet langer noodzakelijk. Op grond van het advies van de instelling en de toelichting daarop ter zitting is de rechtbank van oordeel dat voor de ter beschikking gestelde een passende voorziening is getroffen die met voldoende waarborgen is omkleed om het recidiverisico beheersbaar te houden. De rechtbank ziet op basis van de zeer summiere informatie dan ook geen aanleiding om af te wachten of een overdracht van het strafvonnis in het kader van de WOTS eventueel alsnog mogelijk zou zijn. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de ter beschikking gestelde met het door hem doorlopen behandeltraject en met de beschikbare ondersteuning voldoende in staat zal zijn om op eigen kracht zijn leven in Servië verder vorm te geven.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te eindigen op grond van het bepaalde in artikel 6:6:10b Sv. Als voorwaarde voor de beëindiging geldt dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. Omdat de voorbereiding van zijn vertrek nog enige tijd in beslag zal nemen, wordt de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en eindigt de maatregel op het moment dat de ter beschikking gestelde Nederland heeft verlaten. De terbeschikkingstelling herleeft daarna van rechtswege indien de ter beschikking gestelde in Nederland terugkeert.

6.Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met
1 (één)jaar;
beëindigt op de voet van artikel 6:6:10b Wetboek van Strafvordering de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vanaf het moment en onder de voorwaarde dat de veroordeelde Nederland verlaat en dat hij niet naar Nederland terugkeert.
Deze beslissing is genomen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier en uitgesproken op de openbare
terechtzitting.
De oudste rechter, de jongster rechter en de griffier zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.