ECLI:NL:RBROT:2024:13214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/10/687703 / JE RK 24-2237, C/10/686999 / FA RK 24/7352 en C/10/687866 JE RK 24/2261
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een jeugdzorgzaak met betrekking tot een minderjarige na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2024 een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ouderlijk gezag van de vader, [naam vader], te beëindigen en de grootouders moederszijde (mz) tot voogden te benoemen. De vader, die verdacht wordt van betrokkenheid bij de dood van de moeder, is momenteel in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de traumatische gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan, waaronder het overlijden van de moeder op 6 juli 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader niet in staat is om zijn gezag uit te oefenen en dat het in het belang van de minderjarige is dat de grootouders mz de voogdij op zich nemen. De rechtbank heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen en heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de grootouders mz in staat worden geacht om de benodigde ondersteuning te bieden. De rechtbank heeft de zaak met betrekking tot de omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader aangehouden voor nader onderzoek, waarbij de bijzondere curator betrokken zal worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak zal op een later moment opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/687703 / JE RK 24-2237, C/10/686999 / FA RK 24/7352 en C/10/687866 JE RK 24/2261
Datum uitspraak: 5 december 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, thans verblijvende in de penitentiaire inrichting (hierna: P.I.) te [naam P.I.] ,
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam,
[persoon A] en [persoon B],
hierna te noemen: de grootouders moederszijde (hierna: mz), wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Aydoğan-Kütük, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI, tevens (tijdelijke) voogd,
mr. M.P. BIESBROEK,
hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • Het (gewijzigde) verzoekschriftschrift van de Raad met bijlagen van 3 oktober 2024, ontvangen op 17 oktober 2024, ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/686999;
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 3 oktober 2024, ontvangen op 17 oktober 2024, ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/687703;
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 3 oktober 2024, ontvangen op 17 oktober 2024, ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/68766;
  • het (gewijzigde) verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 6 november 2024, ontvangen op dezelfde datum, ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/686999;
  • het verslag van de bijzondere curator, overgelegd ter zitting;
1.2.
De Raad heeft op 6 november 2024 schriftelijk haar verzoek(en) gewijzigd.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de grootouders mz, bijgestaan door hun advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon C] en [persoon D] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon E] .
1.4.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de tante mz, [persoon F] .
1.5.
Aangezien de grootmoeder mz de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Turkse taal, heeft de rechtbank het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van S. Ydos-Brandsma, tolk in de Turkse taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
De moeder, [naam moeder] , is in de nacht van 5 op 6 juli 2024 overleden. De vader wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van de moeder.
2.3.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 17 juli 2024 bij de grootouders mz.
2.4.
Bij beschikking van 18 juli 2024 is de vader geschorst in de uitoefening van zijn gezag over [voornaam minderjarige] en is bepaald dat de GI belast blijft met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] .
2.5.
De grootouders mz hebben zich bij brief van 4 oktober 2024 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
2.6.
De GI heeft zich bij brief van 7 november 2024 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.De (gewijzigde) verzoeken

Ten aanzien van het (gewijzigde) verzoek met zaaknummer: C/10/686999
3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen en de grootouders mz tot voogden over [voornaam minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek bij voormelde verzoekschrift van 6 november 2024 als volgt gewijzigd:
De Raad verzoekt primair het ouderlijk gezag van de vader over [voornaam minderjarige] te beëindigen en de grootouders mz te belasten met de voogdij over [voornaam minderjarige] . De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . De Raad verzoekt tevens een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader onder begeleiding en regie van de GI tot stand te brengen. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad verzoekt subsidiair het ouderlijk gezag van de vader over [voornaam minderjarige] te beëindigen en de GI te belasten met de voogdij over [voornaam minderjarige] . Tevens verzoekt de Raad een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader onder begeleiding en regie van de GI tot stand te brengen. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/687703
3.3.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/68766
3.4.
De Raad verzoekt om een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader onder regie van de jeugdbeschermer, in het kader van een ondertoezichtstelling, tot stand te brengen. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het (gewijzigde) verzoek en licht het als volgt toe. De vader wordt verdacht van partnerdoding en hij is voorlopig gehecht. De verwachting is niet dat de vader op de korte termijn vrijkomt. Hij kan zijn gezag over [voornaam minderjarige] derhalve niet uitoefenen. Anders dan de GI stelt, is het passend dat de grootouders mz worden belast met de voogdij over [voornaam minderjarige] . Het is daarbij noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld wordt. [voornaam minderjarige] is nog jong en heeft een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt, waarbij zij de twee belangrijkste hechtingsfiguren in haar leven plotseling is kwijtgeraakt. De komende periode moeten er (praktische) zaken geregeld worden. Hierbij is het van belang dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt om [voornaam minderjarige] en de grootouders mz te ondersteunen en om de situatie te volgen. Daarnaast is het van belangrijk dat er onder regie van de GI een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de vader wordt bewerkstelligd.

5.Het standpunt van de GI

De GI heeft schriftelijk - verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Er is voor nu geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] verblijft bij de grootouders mz, alwaar zij vertrouwd is en zich positief ontwikkelt. De grootouders mz accepteren hulp. Het is niet passend of nodig dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt voor het realiseren van omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de GI wordt belast met de voogdij. De situatie is nog te kwetsbaar om de grootouders mz met de voogdij te belasten. Dit wordt onderschreven door zowel Enver als de bijzondere curator. De komende periode komt er nog veel op de grootouders mz af. De strafzaak loopt en er dient omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader, en wellicht met de familie vaderzijde, georganiseerd te worden. Een neutrale partij zou in dat kader een hoop zorgen voor de grootouders mz kunnen wegnemen en hen in dit proces kunnen begeleiden. Indien de rechtbank van oordeel is dat er een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] nodig is, verzoekt de GI om een andere gecertificeerde instelling deze uit te laten voeren, omdat zij niet achter de ondertoezichtstelling staan en zij besloten hebben deze niet uit te zullen voeren.

6.Het standpunt van de vader

De vader stemt in met het primaire verzoek van de Raad. De vader vertrouwt de grootouders mz met de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] en wenst dat zij worden belast met de voogdij. Het is zorgelijk dat de vader al ruim vier maanden geen contact heeft met [voornaam minderjarige] . Ook zijn familie heeft niet tot nauwelijks contact met [voornaam minderjarige] . De vader heeft hierover geprobeerd contact te zoeken met de GI, maar zonder resultaat. Het is van belang dat er de komende periode duidelijkheid komt en dat er omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader en ook tussen [voornaam minderjarige] en zijn familie wordt bewerkstelligd. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is daarom nodig.

7.Het standpunt van de grootouders mz

Door en namens de grootouders mz wordt ter zitting naar voren gebracht dat de afgelopen periode verdrietig en zwaar is geweest. Desondanks hebben de grootouders mz de verantwoordelijkheid over [voornaam minderjarige] op zich genomen en in haar belang samengewerkt met de familie van vader en hulpverleningsinstanties. De grootouders mz wensen te worden belast met de voogdij over [voornaam minderjarige] . De grootouders mz willen er alles aan doen om [voornaam minderjarige] te geven wat zij nodig heeft. [voornaam minderjarige] is gelukkig bij de grootouders mz en er bestaan op dit moment geen zorgen. Een ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk. De grootouders mz staan open voor omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader, als het daarvoor de tijd is. [voornaam minderjarige] is nog jong en de P.I. is nu niet de juiste plek voor omgang met de vader. Het verzoek met betrekking tot het vaststellen van een omgangsregeling dient te worden afgewezen, mede omdat er nog geen concrete invulling van de omgang is verzocht.

8.Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft - verkort en zakelijk weergegeven, daarbij ook verwijzend naar het door haar op de zitting overgelegde verslag - het volgende aangegeven. Dat [voornaam minderjarige] bij de grootouders mz moet opgroeien staat niet ter discussie. De grootouders mz zijn belangrijke hechtingsfiguren voor [voornaam minderjarige] en zij voelt zich vertrouwd bij hen. De vraag is wel of de grootouders mz moeten worden belast met de voogdij over [voornaam minderjarige] . De komende periode moeten er praktische zaken geregeld worden, er moet omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader gerealiseerd worden en [voornaam minderjarige] moet een statusvoorlichting krijgen. Dit betreffen lastige taken voor de grootouders mz en er wordt getwijfeld of zij dat kunnen, mede gezien het emotionele karakter van de situatie die is ontstaan. Vaststaat dat omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader van belang is. Het is nog onduidelijk hoe deze omgang moet worden vormgegeven. Nader onderzoek daarnaar is nodig, waarbij rekening dient te worden gehouden met de regels van de P.I. en de jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] .

9.De beoordeling

Ten aanzien van een gezagsbeëindiging en voogdij

9.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat zij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
9.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder van [voornaam minderjarige] is op 6 juli 2024 om het leven gebracht. De vader wordt verdacht van betrokkenheid bij het overlijden van de moeder en is voorlopig gehecht. De noodlottige gebeurtenis zou zijn gebeurd in de echtelijke woning, waar [voornaam minderjarige] aanwezig was. Het is nog onduidelijk wat zij heeft meegekregen. [voornaam minderjarige] heeft op zeer jonge leeftijd van de een op de andere dag haar beide opvoeders en hechtingsfiguren verloren. [voornaam minderjarige] verblijft thans bij de grootouders mz en daar gaat het (naar omstandigheden) goed met haar. Dat [voornaam minderjarige] op dit moment geen zorgelijke signalen laat zien, betekent niet dat deze gebeurtenissen geen invloed hebben gehad op haar. Het staat vast dat [voornaam minderjarige] is geconfronteerd met een traumatische ervaring en dat haar leven is ontwricht. Dit kan zich op enig moment gaan uiten in haar gedrag. Daarnaast is het hele familiesysteem van [voornaam minderjarige] getraumatiseerd door deze gebeurtenis, hetgeen ook zijn weerslag heeft op de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] .
9.3.
Het is niet aannemelijk dat [voornaam minderjarige] – binnen een aanvaardbare termijn – herenigd kan worden met de vader en dat hij de verzorging en opvoeding over haar kan dragen. Dit komt voornamelijk door de ernst van de verdenking tegen de vader, waarbij rekening moet worden gehouden dat de vader nog lange tijd van zijn vrijheid zal zijn beroofd. Hij zal daardoor niet in staat zijn om zelf voor haar te zorgen binnen een termijn die voor haar aanvaardbaar is. Ook zal hij te weinig zicht hebben op hoe zij zich ontwikkelt en wat zij nodig heeft, waardoor hij onvoldoende in staat zal zijn om verantwoorde beslissingen over haar te kunnen nemen.
9.4.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal de rechtbank het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat deze beslissing ook het meest in het belang is van [voornaam minderjarige] .
9.5.
Omdat de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen.
9.6.
Zowel de grootouders mz als de GI hebben zich bereid verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de beste plek voor [voornaam minderjarige] bij de grootouders mz is. De grootouders mz hebben laten zien dat zij kunnen aansluiten bij de behoeftes van [voornaam minderjarige] en dat zij een rustige, veilige en stabiele situatie voor haar kunnen creëren. Het tegendeel is niet gesteld of gebleken. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat deze stabiliteit behouden blijft. De grootouders mz begrijpen de kwetsbaarheid van de situatie, wensen de vader en zijn familie bij het opgroeien van [voornaam minderjarige] te betrekken en zijn bereid en in staat om hulpverlening aan te vragen, indien nodig, en daaraan mee te werken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat de grootouders mz worden belast met de voogdij. De vader stemt hiermee in en heeft zijn vertrouwen in de grootouders mz geuit.
9.7.
De rechtbank constateert dat de Raad de verzoeken van 3 oktober 2024 en het gewijzigde verzoek van 6 november 2024 betreffende een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] en het vaststellen van een omgangsregeling heeft gehandhaafd. De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
9.8.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
9.9.
[voornaam minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De rechtbank verwijst hiervoor naar overweging 9.2. Er is op dit moment geen specifieke hulpvraag of zorgbehoefte. De grootouders mz realiseren zich dat er in de toekomst hulp nodig kan zijn, bijvoorbeeld bij het bewerkstelligen van omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader, het geven van een statusvoorlichting of individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat de grootouders mz voldoende in staat zijn om [voornaam minderjarige] de ondersteuning en begeleiding te bieden die zij nodig heeft. De grootouders mz zijn bereid en worden in staat geacht om zelfstandig passende hulpverlening in te zetten als dat nodig is. Er zijn geen signalen naar voren gekomen waaruit blijkt dat dit niet het geval is. Dit betekent dat de benodigde hulpverlening in het vrijwillig kader kan plaatsvinden en daarmee is er geen noodzaak voor een ondertoezichtstelling. De rechtbank wijst daarom het verzoek af.
Ten aanzien van de omgangsregeling en de bijzondere curator
9.10.
Ingevolge artikel 1:242a BW doet de Raad in een geval als onderhavige onderzoek naar de wenselijkheid en de vorm van een contact- en omgangsregeling tussen de minderjarige en de overgebleven ouder. De rechtbank stelt vervolgens op verzoek van de Raad een omgangsregeling vast. Bij aanvang van deze procedure benoemt de kinderrechter een bijzonder curator om de minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, zo volgt uit artikel 1:250 lid 2 BW.
9.11.
Hoewel alle betrokkenen het erover eens zijn dat omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader moet plaatsvinden, is het op dit moment nog onvoldoende duidelijk hoe de invulling en de frequentie van de omgang eruit moet zien. Dit komt mede doordat de situatie nog pril is en er regels gelden vanuit de P.I. waar de vader verblijft. De rechtbank acht het van belang dat de bijzondere curator, in samenwerking met de Raad, de vader en de grootouders mz, nader onderzoek doet naar de mogelijkheden en de invulling van (een structurele en onbelaste) omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader en hoe er gewerkt kan worden aan een rol van de vader als ouder op afstand in de gegeven situatie. Voor de vaststelling van een omgangsregeling is dan ook (nader) onderzoek nodig. De rechtbank zal daarom een beslissing op het verzoek betreffende het vaststellen van een omgangsregeling aanhouden voor de duur van zes maanden.
9.12.
Voorts zal de kinderrechter mr. M.P. Biesbroek op grond van artikel 1: 250, lid 2, BW ambtshalve opnieuw benoemen tot bijzondere curator om het belang van [voornaam minderjarige] te behartigen en haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen, teneinde een onderzoek te doen naar de wenselijkheid en de vorm van een contact- en omgangsregeling met de vader. De rechtbank bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de periode tot aan de nader te bepalen zittingsdatum.
9.13.
De Raad wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaten) te overleggen over de dan huidige stand van zaken, aan te geven of het verzoek met betrekking tot het vaststellen van een omgangsregeling met de vader wordt gehandhaafd en hoe deze omgangsregeling eruit zou moeten zien. Zij kan in haar rapport de bevindingen van de bijzondere curator meenemen.

10.De beslissing

De rechtbank:
10.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1988 in [geboorteplaats] , over [voornaam minderjarige] ;
10.2.
benoemt de grootouders mz tot voogden over [voornaam minderjarige] ;
10.3.
veroordeelt de vader aan de voogden rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [voornaam minderjarige] te doen;
10.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
10.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
10.6.
wijst
het verzoek betreffende een ondertoezichtstellingaf;
10.7.
benoemt tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige] te vertegenwoordigen
mr. M.P. Biesbroek, kantoorhoudende aan de Westersingel 92, 3015 LC Rotterdam, en bepaalt dat deze benoeming geldt voor de periode tot aan de nader te bepalen zittingsdatum;
en alvorens verder te beslissen:
10.8.
bepaalt dat de behandeling van het resterende deel van
het verzoek betreffende de omgangsregelingwordt aangehouden tot
26 juni 2025 om 09.00 in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
10.9.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, mr. A. Verweij en mr C.C. Peterse, kinderrechters;
10.10.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de vader, de grootouders mz, mr. F. Pool, mr. N. Aydoğan-Kütük en de bijzondere curator;
10.11.
verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de rechtbank (met afschrift aan de belanghebbenden en hun advocaten) de verzochte rapportage te doen toekomen;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter en tevens kinderrechter, en mr. A. Verweij en mr C.C. Peterse, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.