ECLI:NL:RBROT:2024:13213

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/10/689454 / JE RK 24-2483
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak met betrekking tot meerdere minderjarigen

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor vijf minderjarigen, geboren tussen 2014 en 2022. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) het verzoek indiende. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, die gedeeltelijk bij beide ouders wonen. De moeder heeft te maken met persoonlijke problematiek en middelengebruik, wat leidt tot zorgen over haar vermogen om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader voorlopig de volledige zorg voor de kinderen op zich zal nemen, onder bepaalde voorwaarden, en dat de GI de regie heeft over de omgang tussen de kinderen en de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn verplicht om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank benadrukt het belang van de veiligheid en het welzijn van de kinderen in deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689454 / JE RK 24-2483
Datum uitspraak: 10 december 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2018 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2020 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 4] ,
[minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum 5] 2022 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 5] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.E. Hoogenraad, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 31 oktober 2024, ontvangen op dezelfde datum;
- het verweerschrift namens de moeder van 30 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
2.
De feiten
2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] wonen gedeeltelijk bij de moeder en bij de vader. De ouders wisselen elkaar af in de woning waar de kinderen verblijven.
2.3.
Bij beschikking van 23 juli 2024 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] onder toezicht gesteld tot 23 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI acht het noodzakelijk dat de vader voorlopig de volledige zorg- en opvoedingstaken op zich neemt. De vader dient zich daarbij te houden aan de volgende voorwaarden:
o de vader werkt mee aan de opvoedondersteuning van SPAM en profiteert hiervan;
o de vader laat moeder niet in de woning buiten de omgangsregeling of zonder toestemming van de GI;
o de vader belast de kinderen niet met negatieve en belastende informatie over moeder.
Met de moeder zal onder regie van de GI een begeleide omgangsregeling afgesproken worden, van minstens één bezoek per week, waarvan, bij positieve evaluatie, uitbreiding zal worden overwogen. Moeder zal in de tussenliggende tijd clean moeten worden en aan haar verslaving moeten werken.
3.2.
De GI verzoekt subsidiair een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling;
3.3.
Meer subsidiair verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en licht het volgende toe. Hoewel de moeder haar best heeft gedaan om zich aan de voorwaarden te houden en bijna vijf weken clean is geweest, zijn de zorgen sinds vorige week opnieuw toegenomen. De moeder heeft in het bijzijn van de kinderen een fors aantal pillen ingenomen hetgeen meer dan zorgelijk is. Daar komt bij dat de moeder al langere tijd aangeeft de zorg voor de kinderen te zwaar te vinden vanwege haar persoonlijke problematiek en de echtscheiding. De vader is op dit moment in staat om – met opvoedondersteuning – voor de kinderen te zorgen, waarbij er eenmaal per week omgang kan zijn met de moeder. Het is van belang dat de hulpverlening aan de moeder voortgezet wordt. Het zou een goede stap zijn als de moeder zich laat opnemen bij Antes.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek. De moeder is op dit moment onvoldoende in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder heeft de afgelopen periode veel meegemaakt. Zij heeft meermaals aangegeven dat de zorg voor de kinderen haar te zwaar is en recent is haar emmer, zoals dat wordt genoemd, overgelopen. De moeder wil het beste voor de kinderen en vindt het in hun belang dat de vader voorlopig volledig voor hen zorgt. De moeder hoopt wel dat de vader opvoedondersteuning krijgt. De moeder gaat de komende periode aan zichzelf werken en starten met (ambulante) behandeling bij Antes. De moeder wil in de tussentijd (minimaal) een keer per week omgang te hebben met de kinderen. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor de frequentie en locatie van de afname van de urinecontroles, nu de moeder de komende periode bij haar nieuwe partner in Emmen zal verblijven.
4.3.
De vader stemt eveneens in met het verzoek en geeft aan dat het op dit moment beter gaat met de kinderen. Zij zijn rustiger. De vader is in staat om zich aan de gestelde voorwaarden te houden en staat open voor hulpverlening, in het belang van de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang voor de duur van de ondertoezichtstelling worden vastgesteld of gewijzigd voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de ouders van plan zijn om te gaan scheiden en dat zij afwisselend in de woning van de kinderen verblijven om voor hen te zorgen. Ten aanzien van de moeder bestaan er zorgen over haar mogelijkheden om voor de vijf jonge kinderen te zorgen. Deze zorgen zijn gelegen in haar persoonlijke problematiek, middelengebruik en haar nieuwe partner [persoon C] . De rechtbank verwijst in dat verband ook naar de beschikkingen van 23 juli 2024 en 7 november 2024. Hoewel de moeder haar best doet om zich te houden aan de eerder gestelde voorwaarden, is er sprake van een negatief patroon en heeft er op 3 december 2024 opnieuw een incident plaatsgevonden waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Hierdoor zijn de zorgen over de veiligheid van de kinderen in de opvoedsituatie bij de moeder onverminderd aanwezig. De moeder (h)erkent de zorgen en geeft aan dat zij op dit moment niet voldoende (fysiek en emotioneel) beschikbaar kan zijn voor hen. Zij heeft tijd nodig om aan haarzelf te werken. Het is positief te noemen dat de moeder tot dit inzicht is gekomen.
5.3.
Op dit moment loopt de echtscheidingsprocedure nog en is er tot op heden geen verdeling van de zorg- en opvoedtaken vastgesteld. Gelet op de huidige omstandigheden en zorgen is de rechtbank van oordeel dat de door de GI voorgestelde regeling passend en in het belang van de kinderen is, ook omdat dat alle betrokkenen daar achter voorgestelde staan. Hierbij is het van belang dat er op structurele en onbelaste wijze omgang tussen de kinderen en de moeder kan plaatsvinden. Om dit te realiseren en de veiligheid van de kinderen te waarborgen is het noodzakelijk dat de ouders meewerken aan hulpverlening en blijven samenwerken. Daarnaar gevraagd heeft de vader aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden zal houden en dat hij bereid is om mee te werken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij gaat starten met (ambulante) behandeling bij Antes. Het is de taak van de GI om de ouders bij dit alles te begeleiden en te motiveren. Het belang van de vijf kinderen, dient daarbij uiteraard leidend te zijn.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast, waarbij:
de vader voorlopig de volledige zorg voor de kinderen op zich zal nemen en hij zich zal houden aan de volgende voorwaarden:
o de vader werkt mee aan de opvoedondersteuning van SPAM en profiteert hiervan;
o de vader laat de moeder niet in de woning buiten de omgangsregeling of zonder toestemming van de GI;
o de vader belast de kinderen niet met negatieve en belastende informatie over moeder.
En de GI de regie heeft over de (invulling van de) omgang tussen de kinderen en de moeder en de begeleiding daarvan, waarbij minimaal één omgangsmoment per week plaatsvindt en bij positieve evaluatie uitbreiding zal worden overwogen.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, voorzitter en tevens kinderrechter, en mr. G.M. Paling en mr. L.W.M. Hendriks, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.