ECLI:NL:RBROT:2024:13212

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/10/688839 / JE RK 24-2409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 17 december 2024, is de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige [voornaam minderjarige] aan de orde. De gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft op 5 november 2024 een verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling, die oorspronkelijk was vastgesteld bij beschikking van 11 december 2018. De huidige situatie is dat [voornaam minderjarige] al geruime tijd bij de vader verblijft, terwijl de zorgregeling nog steeds de hoofdverblijfplaats bij de moeder vermeldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een wijziging in de omstandigheden is, aangezien de feitelijke situatie al lange tijd afwijkt van de juridische regeling.

Tijdens de zitting op 2 december 2024 is gebleken dat zowel de moeder als de vader instemmen met de wijziging van de zorgregeling, waarbij de GI de regie zal behouden. De rechtbank heeft de noodzaak van een wijziging onderstreept, gezien de belangen van [voornaam minderjarige] en de behoefte aan duidelijkheid en structuur in haar leven. De rechtbank heeft de GI de bevoegdheid gegeven om de omgangsregeling te begeleiden, waarbij de veiligheid van [voornaam minderjarige] voorop staat, vooral in het licht van de veroordeling van haar halfbroer [persoon B] voor seksueel misbruik.

De rechtbank heeft de zorgregeling als volgt gewijzigd: [voornaam minderjarige] zal onder begeleiding van Coachpoint op specifieke dagen bij de moeder verblijven, met de mogelijkheid voor extra omgang op feestdagen en verjaardagen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688839 / JE RK 24-2409
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H.E.M.J. van Poppel, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 5 november 2024, ontvangen op 6 november 2024;
  • het verweerschrift namens de moeder met bijlagen van 27 november 2024;
  • de brief namens de vader van 27 november 2024;
  • de brief namens de vader van 29 november 2024;
  • de brief van de GI van 2 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
1.3.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 december 2018 de tussen partijen getroffen regeling betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld. Op grond daarvan heeft [voornaam minderjarige] haar hoofdverblijf bij de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft een weekend per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader in de even weken en brengt daarnaast de helft van de vakantie, verjaardagen en feestdagen bij de vader door. De vader zorgt voor het halen en brengen van [voornaam minderjarige] van en naar de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) de bij beschikking van 12 juni 2018 (de rechtbank begrijpt: bij beschikking van 11 december 2018) vastgestelde zorgregeling als volgt te wijzigen:
[voornaam minderjarige] heeft een (grotendeels begeleide) omgangsregeling met moeder. Standaard begeleide regeling:
  • Iedere donderdag van 16.00 uur tot 19.30 uur bij de moeder. [voornaam minderjarige] wordt door debegeleider van Coachpoint gebracht en gehaald.
  • Iedere vrijdag van 15.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder. Ze wordt door de vaste begeleider van Coachpoint gebracht en gehaald.
  • Eens in de maand op de woensdag van 14.00 - 17.00 uur. [voornaam minderjarige] wordt door debegeleider van Coachpoint gebracht en gaat terug met de bus.
  • Eens in de maand op de zaterdag van 8.30 uur tot 12.30 uur onbegeleide omgang met de moeder.
  • In overleg met de jeugdbeschermer, de ouders en Coachpoint is er op feestdagen, verjaardagen en vakantie extra omgang mogelijk tussen [voornaam minderjarige] en de moeder;
3.2.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. [voornaam minderjarige] woont al anderhalf jaar met een machtiging uithuisplaatsing bij de vader. Zij heeft (grotendeels begeleide) omgang met de moeder. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de huidige situatie wordt geformaliseerd, zodat zij duidelijkheid heeft over waar zij gaat opgroeien en de omgang met de moeder vastligt. Daarbij komt dat de halfbroer van [voornaam minderjarige] , [persoon B] , die nog bij de moeder thuis woont, op 26 september 2024 is veroordeeld voor seksueel misbruik van [voornaam minderjarige] en dit misbruik tot op heden ontkent. [voornaam minderjarige] heeft een sterke behoefte aan contact met [persoon B] . Om de veiligheid van [voornaam minderjarige] te waarborgen is het van belang dat de omgangsmomenten met de moeder, waarbij [voornaam minderjarige] [persoon B] mag en kan treffen, begeleid blijven worden door Coachpoint. Ten aanzien van omgang tijdens de feestdagen, verjaardagen en de vakantie wordt aansluiting gezocht bij het subsidiaire verzoek van de moeder. Daarbij wordt opgemerkt dat het voor de ouders doorgaans lastig is om samen tot overeenstemming te komen. Het is daarom nodig dat de GI als neutrale derde kan optreden en beslissingen kan nemen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder betwijfelt of het vastleggen van een gewijzigde zorgregeling de beste manier is om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] te wijzigen. De moeder is niet tegen het wijzigen van de hoofdverblijfplaats naar de vader. [voornaam minderjarige] weet dat zij bij de vader blijft wonen. De moeder stemt hier – ook ter zitting – mee in en werkt aan alles mee. De moeder wil samen met de vader een nieuw ouderschapsplan opstellen, waarin naast de hoofdverblijfplaats ook andere afspraken kunnen worden vastgelegd, zoals medische hulp of alimentatie. De situatie rondom [persoon B] kan in de komende periode nog wijzigen, als gevolg waarvan de omgang met de moeder misschien ook anders kan worden vormgegeven. Indien de zorgregeling nu wordt vastgelegd, zal het wijzigen van de omgang op een later moment meer tijd en energie kosten. De moeder ervaart nu in de praktijk ook al dat het lastig is om tot uitbreiding of afwijkende afspraken te komen. De moeder heeft er behoefte aan dat die mogelijkheid er is. Al met al is er op dit moment geen noodzaak om een zorgregeling vast te leggen en is het hiervoor nog te vroeg.

6.Het standpunt van de vader

6.1.
Door en namens de vader wordt ingestemd met het verzoek. [voornaam minderjarige] heeft sinds mei 2019 tot april 2023 wisselingen in haar opvoeders gehad en spanning ervaren. Dat is niet in haar belang geweest. [voornaam minderjarige] is gebaat bij structuur en duidelijkheid. De hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] is feitelijk al bij de vader. De moeder stemt hier ook mee in. Het wijzigen van de zorgregeling is niets anders dan het vastleggen van de feitelijke situatie. Voor de vader is van belang dat er geen onbegeleide omgang bij de moeder thuis plaatsvindt als [persoon B] daar is en dat [persoon B] niet bij de onbegeleide omgang aanwezig mag zijn. [persoon B] heeft van de rechter ook een contactverbod opgelegd gekregen met [voornaam minderjarige] . Het is gebleken dat het maken van afspraken tussen de vader en de moeder moeizaam kan verlopen. Het is daarom belangrijk dat de GI de regie behoudt en als een objectieve derde kan optreden. Daarnaast kan de GI maatwerk leveren bij veranderingen in de situatie en (een uitbreiding van) de omgang, waarbij de onbegeleide omgang niet in aanwezigheid van [persoon B] mag zijn.

7.De beoordeling

7.1.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de verdeling van de
zorg- en opvoedtaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g lid
2 BW kan de rechtbank deze beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden
zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling dat sprake is van een wijziging in de omstandigheden nu de zorgregeling, zoals deze is vastgelegd bij beschikking van deze rechtbank van 11 december 2018, al voor een langere periode afwijkt van de feitelijke en huidige situatie. Ter zitting is immers vast komen te staan dat [voornaam minderjarige] al gedurende langere tijd niet bij de moeder, maar – al dan niet met een machtiging tot uithuisplaatsing – bij de vader verblijft. Ook is ter zitting komen vast te staan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] , namelijk dat deze bij de vader is en niet langer bij de moeder. Deze wijziging van omstandigheden rechtvaardigt een wijziging van de zorgregeling.
7.3.
Anders dan de moeder naar voren brengt, is de rechtbank van oordeel dat een wijziging van de zorgregeling op dit moment niet prematuur is. De huidige situatie, met het hoofdverblijf bij vader, is immers al van langere duur en er is ook geen voornemen hierin wijzigingen aan te brengen. Weliswaar kan niet worden uitgesloten dat in de toekomst de omstandigheden dusdanig kunnen wijzigen dat een wijziging van de zorgregeling gerechtvaardigd kan zijn, maar op dit moment is niet duidelijk of en zo ja wanneer dit het geval zou zijn. De rechtbank is daarom met de GI van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is een zorgregeling vast te leggen die past bij het hoofdverblijf bij de vader.
7.4.
De vraag die vervolgens aan de rechtbank voorligt, is op welke wijze de omgang met en het verblijf bij de moeder moet worden vastgelegd. Ter zitting is gebleken dat alle betrokkenen structurele omgang met de moeder nodig achten. Er zijn ook nog twee halfbroers: [persoon C] en [persoon B] . [persoon B] woont bij de moeder thuis en is op 26 september 2024 veroordeeld voor seksueel misbruik van [voornaam minderjarige] . [persoon B] ontkent het feit waarvoor hij is veroordeeld en heeft hoger beroep ingesteld. [voornaam minderjarige] wil graag omgang met [persoon B] . Van belang is dat de veiligheid en het welzijn van [voornaam minderjarige] te allen tijde gewaarborgd is. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat in de thuissituatie bij de moeder voor nu geen onbegeleide omgang kan plaatsvinden als [persoon B] daar is. Op dit moment is de omgang met de moeder daarom grotendeels begeleid door Coachpoint. Dit verloopt goed. De GI verzoekt deze wijze van omgang vast te leggen.
7.5.
De rechtbank is het met alle betrokkenen eens dat de huidige feitelijk uitgevoerde zorgregeling op dit moment het meest passend is. Hierbij is er geen onbegeleide omgang bij de moeder thuis als [persoon B] daar is. Op het moment dat er wel onbegeleide omgang bij de moeder thuis is, mag [persoon B] daar niet zijn. Feitelijk komt het erop neer dat er in aanwezigheid van [persoon B] geen sprake is van onbegeleide omgang (binnen- dan wel buitenshuis). De rechtbank zal het verzoek van de GI tot vastlegging hiervan toewijzen, omdat [voornaam minderjarige] gebaat is bij duidelijkheid en voorspelbaarheid.
7.6.
Wel merkt de rechtbank hierbij op dat het een minimale regeling betreft. In de toekomst kan de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder mogelijk in duur worden uitgebreid of kunnen aanvullende afspraken over de begeleiding worden gemaakt. De rechtbank zal daarom bepalen dat de regie over de (invulling van de) omgang en de begeleiding daarvan bij de GI ligt. De GI zal daarbij in samenspraak met de ouders een passende invulling van de omgangsregeling kunnen bepalen, die recht doet aan de belangen van [voornaam minderjarige] .

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt, waarbij [voornaam minderjarige] minimaal:
  • iedere donderdag van 16.00 uur tot 19.30 uur onder begeleiding van Coachpoint bij de moeder verblijft. [voornaam minderjarige] wordt door de begeleider van Coachpoint gebracht en gehaald;
  • iedere vrijdag van 15.00 uur tot 19.00 uur onder begeleiding van Coachpoint bij de moeder verblijft. [voornaam minderjarige] wordt door de vaste begeleider van Coachpoint gebracht en gehaald;
  • eens in de maand op de woensdag van 14.00 uur tot 17.00 uur onder begeleiding van Coachpoint bij de moeder verblijft. [voornaam minderjarige] wordt door de begeleider van Coachpoint gebracht en gaat terug met de bus;
  • eens in de maand op de zaterdag van 8.30 uur tot 12.30 uur (onbegeleid) bij de moeder verblijft;
  • in overleg met de GI, de ouders en Coachpoint kan [voornaam minderjarige] op feestdagen, verjaardagen en vakantie op meer momenten bij de moeder verblijven;
8.2.
bepaalt dat gedurende de ondertoezichtstelling de regie over de (invulling van de) omgang en de begeleiding daarvan bij de GI ligt;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Benaissa, voorzitter en tevens kinderrechter, en mr. K.J. van den Herik en mr. J.S. van den Berge, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.