ECLI:NL:RBROT:2024:13211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/10/673939 / JE RK 24-316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor minderjarigen in een complexe gezinscontext

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 4 december 2024, wordt de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] behandeld. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die betrokken is bij de ondertoezichtstelling van de kinderen. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de omgang tussen de kinderen en de vader is problematisch. De rechtbank heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling die is verlengd tot 17 december 2024. De moeder en de vader hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de moeder zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen in de omgang met de vader, terwijl de vader gefrustreerd is over het gebrek aan contact met zijn kinderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat er een hoge mate van spanning tussen de ouders is. De rechtbank benadrukt het belang van onbelast contact tussen de kinderen en beide ouders en stelt dat de GI de regie moet voeren over de zorgregeling. De rechtbank heeft besloten dat er geleidelijk moet worden toegewerkt naar de uitvoering van de zorg- en opvoedingstaken zoals eerder vastgesteld, met inachtneming van de behoeften van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/673939 / JE RK 24-316
Datum uitspraak: 4 december 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, Zuid-Holland,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.A. Jansen, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .
De rechtbank merkt als informanten aan:
FamilySupporters Drechtsteden,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: FamilySupporters.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 27 juni 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, alsmede uit het proces-verbaal van de zitting van 30 september 2024.
1.2.
Op 7 november 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, ondersteund door zijn begeleider van Fivoor, dhr. [persoon A] ;
  • een medewerker van FamilySupporters, mw. [persoon B] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon C] en mw. [persoon D] .
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleider van de moeder vanuit Dwarsdoen, mw. [persoon E] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 14 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 17 december 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 oktober 2023 de volgende verdeling
van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] verblijven elke twee weken in het weekend van vrijdag uit school tot maandag voor school bij de vader;
- bepaalt dat verdere afspraken over de omgang in overleg met en onder regie van
de GI zullen worden bepaald.
2.5.
De rechtbank heeft bij beschikking van 27 juni 2024 de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt voorlopig gewijzigd:
- bepaalt dat de regie over de omgang bij de GI ligt, in samenwerking met FamilySupporters, met inachtneming van de in de beschikking onder punt 5.5. en 5.6 genoemde kaders;
- bepaalt dat er onaangekondigde omgangsmomenten mogen plaatsvinden bij de vader thuis voor de maximale duur van vrijdag uit school tot maandag voor school;
o bepaalt dat de eerste keer volledig wordt begeleid door FamilySupporters;
o bepaalt dat de keren daarna dienen te worden begeleid naar inzicht van FamilySupporters;
o bepaalt dat eventuele wijzigingen worden voorgelegd ter toetsing aan de gedragswetenschapper van de GI;
o bepaalt dat deze omgang plaatsvindt zonder aanwezigheid van anderen in de woning van de vader.

3.Het (aangehouden en gewijzigde) verzoek

3.1.
De GI heeft bij verzoek van 16 februari 2024 verzocht de door de kinderrechter op 5 oktober 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen:
  • dat de zorgregeling met vader tijdelijk wordt stopgezet in de vorm van een ‘time out voor minimaal de komende vier weken, te weten tot en met 15 maart 2024, waarbij er wel gezocht wordt naar enige vorm van contact tussen vader en kinderen, onder andere op de trouwerij van vader op 20 februari 2024;
  • de regie bij de GI te leggen omtrent de gehele zorgregeling, met name het weer
opbouwen van de zorgregeling met vader, in de zin dat de GI na de evaluatie na vier weken de regie zal hebben over het al dan niet opbouwen van de zorgregeling in duur, plaats en frequentie;
  • dit verzoek te behandelen zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden, onder analoge toepassing van art. 800 lid 3 en/of jo artikel 809 lid 3 Rv;
  • de te geven beschikking(en) uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Omdat voornoemd verzoek ten tijde van de zitting van 12 maart 2024 deels achterhaald was, heeft de GI het verzoek op die zitting gewijzigd, in die zin dat de GI verzoekt om de regie omtrent de gehele zorgregeling neer te leggen bij de GI.
3.3.
Ter zitting van 7 november 2024 handhaaft de GI het verzoek, in die zin dat de GI verzoekt om de regie over de gehele zorgregeling neer te leggen bij de GI.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting haar verzoek en licht het als volgt toe. Hoewel de GI hoopvol was om met hulp van FamilySupporters de omgang tussen de kinderen en de vader te bewerkstelligen, is dit niet mogelijk gebleken en is de situatie verder geëscaleerd. Dit heeft een aantal oorzaken, onder andere omdat de vader niet aan de gestelde voorwaarden kon voldoen als gevolg van privéomstandigheden. Daarnaast zijn de spanningen tussen de ouders onverminderd aanwezig. Duidelijk is dat de kinderen angstig voor de vader zijn en afwijzend over hem praten. Het is van belang dat helder wordt wat zowel de beide ouders, als de kinderen nodig hebben om de situatie te veranderen. Het is daartoe belangrijk dat de beide ouders aan de slag gaan met hun persoonlijke problematiek. Daarnaast is de vader aangemeld voor een gezinsopname met de kinderen bij Mereo. Dit kan bij een positief verloop mogelijk snel starten.

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder geeft aan dat het voor nu niet wenselijk is om de regie geheel bij de GI neer te leggen. Het is van belang dat er rust komt. De kinderen zijn angstig voor de vader. Zij durven niet buiten te spelen en zitten thuis met de gordijnen dicht. De vader is ook dreigend richting de moeder, waardoor er veiligheidsafspraken zijn gemaakt. De moeder acht het van belang dat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd blijft. Het is daarom voor nu passend dat het omgangsrecht van de vader op grond van artikel 1:377a lid 3 BW wordt ontzegd. Dit betekent niet dat de moeder niet achter een vorm van (begeleide) omgang tussen de vader en de kinderen staat. Het is echter noodzakelijk dat de vader eerst werkt aan zijn emotieregulatie, alvorens bezien wordt wat de mogelijkheden zijn tot het realiseren van veilige en begeleide omgang tussen de kinderen en de vader. Dit wordt ook bevestigd in het rapport van FamilySupporters. De moeder staat tevens open voor hulpverlening, maar het is voor haar niet duidelijk welke vorm van hulpverlening de GI voor haar passend en noodzakelijk acht.

6.Het standpunt van de vader

De vader geeft aan dat hij gefrustreerd is, omdat hij de kinderen al geruime tijd niet heeft gezien en hij hen steeds verder van hem verwijderd ziet raken. Dit komt mede door de (afhoudende) houding van de moeder en haar negatieve uitspraken over de vader richting de kinderen. De vader benadrukt dat hij nooit agressief is geweest tegen de kinderen. Tot op heden is er onvoldoende inspanning geleverd of hulpverlening van de grond gekomen om de situatie te veranderen. Daar komt bij dat de aan de omgang gestelde voorwaarden praktisch niet uitvoerbaar waren. De vader staat nog altijd open voor alle vormen van hulpverlening en wenst omgang met de kinderen.

7.De informatie van FamilySupporters

Vanuit FamilySupporters is het volgende ter zitting toegelicht. De afgelopen periode is er nauw samengewerkt met de GI om beweging in de situatie te krijgen, maar dit is niet mogelijk gebleken. Het is niet gelukt om met de ouders tot een samenwerking te komen.

8.De beoordeling

8.1.
De rechtbank kan op grond van artikel l:265g lid 1 BW de verdeling van de
zorg- en opvoedtaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling vaststellen of wijzigen voor
zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g lid
2 BW kan de rechtbank deze beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden
zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
8.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog onverminderd aanwezig zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de beschikkingen van deze rechtbank van 12 maart 2024 en 27 juni 2024. De verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord en er is sprake van een hoge mate van spanning. Dit blijkt ook uit de verhitte discussies die de ouders ter zitting met elkaar hebben gevoerd en de emoties die hierbij werden geuit. Deze spanningen zijn belastend voor de kinderen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verkeren in een loyaliteitsconflict, hetgeen waarschijnlijk ook mede ten grondslag ligt aan het feit dat zij al geruime tijd geen contact hebben met de vader. De moeder, maar ook de GI en FamilySupporters hebben waargenomen dat de kinderen angstig zijn voor de vader en zich zeer sterk afwijzend richting de vader opstellen. Hoewel er verschillende pogingen zijn gedaan, is het tot op heden nog niet gelukt om de (negatieve) patronen te doorbreken. In dat kader constateert de rechtbank dat het door de GI en FamilySupporters voorgestelde traject en de bijbehorende plannen om de omgang met de vader vlot te trekken, zoals genoemd in de beschikking van 27 juni 2024, niet is uitgevoerd. De GI en FamilySupporters hebben aan hun wens en overtuiging om ‘out of the box’ te handelen door middel van onaangekondigde omgangsmomenten tussen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de vader geen uitvoering kunnen geven en zij zien hiertoe kennelijk ook geen mogelijkheden (meer). Dat is teleurstellend, mede gelet op het blijvend contactverlies met de vader wat nog altijd (potentieel en op termijn) dreigt.
8.3.
Het is onverminderd van belang dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onbelast contact met de beide ouders kunnen hebben, dat hun vertrouwen in de vader groeit en dat contactherstel wordt gerealiseerd. Het is immers potentieel schadelijk voor hun ontwikkeling wanneer kinderen het contact met een van hun ouders verliezen. Het staat vast dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in het verleden altijd goed hebben gereageerd op de vader. Daar komt bij dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader agressief is tegen de kinderen of dat de situatie bij hem thuis onveilig is. De aanhoudende strijd tussen de ouders zorgt voor onrust en dat is niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Om het (negatieve) patroon te doorbreken is het van belang dat de ouders constructief kunnen communiceren en dat zij over en weer emotionele toestemming aan de kinderen geven om de andere ouder op een fijne manier te zien en hen daarin ook te stimuleren. Het is daarom positief te noemen dat de vader is aangemeld voor een gezinsopname bij Mereo om zicht te krijgen op de relatie tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De hoop bestaat dat dit traject op korte termijn kan starten. Om de slagingskans op contactherstel te vergroten, is het belangrijk dat de beide ouders aan de slag gaan met hun persoonlijke problematiek. Hoewel de frustratie en het verdriet van de vader op dit moment invoelbaar is, is zijn driftige gemoedstoestand niet helpend in het contactherstel met de kinderen en het onveilige gevoel van de moeder. Het is positief dat hij hiervoor hulp ontvangt en het is nodig dat hij dit voortzet. Bij de moeder is de mate van invloed op de kinderen groot. Hierdoor lijken [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onvoldoende de emotionele toestemming te krijgen die zij nodig hebben. De moeder geeft ter zitting aan dat zij open staat voor hulp, maar dat het voor haar onduidelijk is wat zij kan doen om de situatie te veranderen. Het is de taak van de GI om de noodzakelijk geachte hulpverlening in te zetten. De rechtbank acht een vorm van therapie en psycho-educatie voor de moeder van belang.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de zorgregeling zoals bepaald op 5 oktober 2023 een passende regeling, ondanks dat deze op dit moment niet wordt uitgevoerd. Het is in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en gelet op de (reeds overwogen) huidige omstandigheden passend en geboden dat er in de komende periode onder regie van de GI wordt toegewerkt naar het uitvoeren van de zorg- en opvoedingstaken zoals bepaald in de beschikking van 5 oktober 2023. Hierbij is het tempo en het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bepalend.

9.De beslissing

De rechtbank:
9.1.
bepaalt dat geleidelijk en op het tempo van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] toe gewerkt dient te worden naar – uiteindelijk – uitvoering van de regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals bepaald in de beschikking van deze rechtbank op 5 oktober 2023. De GI heeft hierin de regie, in die zin dat de uitvoering naar het verwezenlijken van die regeling wordt overgelaten aan het beleid van de GI;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
9.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter, en mr. M.A. van der Laan-Kuijt en mr. S. Jordaan, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.