ECLI:NL:RBROT:2024:13204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/979 en FT RK 24/980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een gedwongen schuldregeling. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 22 juli 2024 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat de schuldeisers 3,66% van hun vorderingen ontvangen, met finale kwijting. Van de zeventien concurrente schuldeisers hebben vijftien schuldeisers ingestemd met de regeling, terwijl twee schuldeisers, [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4], hebben geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van deze twee schuldeisers een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangeboden regeling is getoetst door een deskundige partij en goed gedocumenteerd is. Gezien de omstandigheden van verzoekster, waaronder haar beperkte inkomen en de betrokkenheid van Veilig Thuis, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 september 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 22 juli 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2];
  • [schuldeiser 3], in behandeling bij Duijn Bloem Voss Advocaten (hierna: [schuldeiser 3]);
  • [schuldeiser 4], in behandeling bij Deurwaarderwijzer.nl (hierna: [schuldeiser 4]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 1] heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 23 juli 2024, aan de Sociale Dienst Drechtsteden te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 8 augustus 2024, aan de Sociale Dienst Drechtsteden te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 2 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw A. van Driel, schuldhulpverlener;
  • mevrouw S.N. Tilborg, beschermingsbewindvoerder.
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeventien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 43.689,71 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 3 april 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,66% aan de schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Daarnaast zal verzoeker een gespaard bedrag van € 579,36 eenmalig extra inleggen voor de schuldeisers. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vijftien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 3] heeft een vordering van € 1.289,80 op verzoekster, welke 3,1% van de totale schuldenlast beloopt. [schuldeiser 4] heeft een vordering van € 1.660,84 op verzoekster, welke 4,1% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser 3] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,1%. De vordering van [schuldeiser 4] vormt een gering aandeel in de totale schuldenlast van 4,1%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vijftien van de zeventien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Sociale Dienst Drechtsteden. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is op 29 december 2023 ontheven van de arbeidsverplichting tot en met 29 december 2024 door de Sociale Dienst Drechtsteden. Daarnaast is Veilig Thuis betrokken bij het gezin van verzoekster en staat zij op de wachtlijst voor ambulante hulpverlening. Gezien de omstandigheden waarin verzoekster zich verkeert, is voldoende aannemelijk geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing
Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 september 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.